Voor mij was hij eenvoudigweg ‘mijne peter’, Joseph, maar de rest van de familie had een heel arsenaal aan namen voor hem in petto. Waaronder weinig vleiende: ‘moppersmurf’, wat gezien de gemiddelde lichaamslengte in de familie een dubbelslag bleek; ‘Grumpy’, naar de altijd slechtgezinde dwerg van Sneeuwwitje; en zeker niet te vergeten, ‘den dikke’. Bij zijn bekende driftbuien verwezen we steeds sarcastisch naar de situatie met de woorden: ‘Ons Joske is weer bezig’.
Op de foor stond hij dan weer bekend als ‘Jos van Ernest’. Het behoeft geen lang betoog om inzichtelijk te maken dat ‘ons Joske’ – op zijn zachtst gezegd – een niet al te goed humeur had. Nochtans was hij er altijd als eerste bij als er plezier kon worden gemaakt. Niemand lachte overigens harder om zijn grappen dan hijzelf en de meesten lachten vooral mee omdat hijzelf zo hard moest lachen, niet om de grap op zich. Zijn grappenmakerij liep niet zelden uit de hand. Een schep gebakken ajuin in een wout zijn kepie of een wout zijn matrak afschoepen, voor ‘ons Joske’ was het onschuldig kattenkwaad. In het café kneep hij bijvoorbeeld graag andere tooghangers hard in de neus en reageerde dan gespeeld verontwaardigd wanneer ze daar moeilijk over deden.
Autobiografisch bekeken is mijn peter de enige die een vaderfiguur voor me is geweest. Hij refereerde ook steeds naar me als ‘zoon’. Niet alleen voor mij was hij als een vader. Toen onze pa verongelukte, nam hij als 28-jarige de taak van gezinshoofd op zich. In mijn herinnering zijn dat de jaren geweest dat er financieel schot in de zaak begon te komen en we niet langer op woonwagenkampen stonden. We speelden zelfs min of meer mee met de grote forains en geld was geen enkel probleem meer. Dat in het leven alles een prijs heeft, besefte ik pas ten volle toen op een dag mijn peter – hij de tranen in de ogen van blijheid omdat hij me zag en ik verbaasd door de glazen wand tussen ons – als een vogeltje in een kooi zat. Ik die dacht dat hij de slimste van de hele familie was.
Jaren later (de rechtbank had me onder lichte dwang zo ver gekregen om niet meer met mijn peter om te gaan en hij had ondertussen een leven opgebouwd in het verre Hongarije) zag ik hem terug naar aanleiding van de uitvaartplechtigheid van mijn neefje. Lichtjes beschonken – om het verlies te helpen verwerken, was de familie een paar uur voor de uitvaart aan de sterke drank gegaan en had ‘ons Joske’ direct na de kerkdienst voor de kerkgangers ook nog een vat laten aansteken – begon hij op het kerkhof een drama te maken. Iedereen keek iedereen met vragende blik aan en men droeg mij op om hem te kalmeren. Vandaar dat de allerlaatste woorden die ik tegen de man die mij zowat alles heeft geleerd, waren: ‘Dat is hier een uitvaart. Wil je nu alstublieft eens je mond houden!’ Wonder boven wonder zweeg ‘onze dikke’ ogenblikkelijk.
Ik heb mijn peter na die dag niet meer gezien of gesproken, maar wel via via vernomen dat hij in 2014 tamelijk onverwacht is overleden in zijn thuisland Hongarije. Ik vermoed dat er weinigen zijn die hem missen en het meest logische is dat ook ik zijn afwezigheid niet als een gemis ervaar. Het leven verloopt echter niet volgens een welbepaalde logica en ondanks dat ik jarenlang quasi geen contact meer met mijn peter had, heeft zijn dood toch een leegte achtergelaten. Weer een vader die zonder een spoor na te laten van het toneel verdwijnt.
Maar ook een deur die dichtgaat, want geen rechter zal me ooit nog kunnen betichten van in de voetsporen van mijn peter te treden. Ik wil dat ook niet, maar trots ben ik wel dat ik wat van zijn karakter heb geërfd.