Uit de oude doos: interview met kunstschilder Maggy Vught
Stel je even voor: acrylaatverf, zijdepapier, rijstkorrels, een blad vol Chinese tekens, kiezelsteentjes, een halve meter jute, … Dit alles samengebracht op een vrij groot schilderdoek, zodat als eindresultaat een kunstwerk ontstaat dat niet alleen uniek is, maar ook nog sterk tot de verbeelding spreekt. Voeg hier dan uiteindelijk nog een geometrische vorm die uit het abstracte tevoorschijn lijkt te komen aan toe, en je hebt je zojuist een voorstelling gemaakt van wat je het handelsmerk van Maggy Vught mag noemen: intuïtief abstracte kunst. Maggy is sinds een jaar (terug) beroepskunstenares, houdt regelmatig tentoonstellingen en deelt haar ervaringen als experimenteel kunstenares door het geven van cursussen schilderen. Bovendien is ze gepassioneerd bezig met de spirituele dimensie van het leven, wat zich duidelijk laat zien in haar werken, die ze het liefst van al experimenteel abstract noemt. Omdat ondergetekenden nu niet bepaald met het penseel in de hand zijn geboren en dus niet goed wisten wat intuïtief abstracte of experimentele kunst zoal inhoudt, besloten we om de uit Leuven afkomstige kunstenares op te zoeken in haar atelier in het Vlaams-Brabantse Herent.
Maggy, hoe lang ben je eigenlijk al bezig met kunst, met schilderen en waar heb je je opleiding gehad?
Officieel schilder ik al 36 jaar, maar ik was als kind al voortdurend bezig met tekenen en schilderde veel met plakkaatverf. Echte schilderlessen of kunstacademie heb ik niet gevolgd, maar ik heb wel – in 1969 – een jaar publiciteitstekenen gevolgd. Tegenwoordig noemt men dat grafische vormgeving: het ontwerpen van logo’s en affiches en dergelijke. Nu doet men dat met de computer, maar toen was dat nog handwerk. Ik kreeg dat jaar les van vrij bekende figuren, waaronder Jan Cobart, Julien Bael en nog enkele, waarvan de namen me nu niet te binnen schieten. Op zich was die opleiding een leuke ervaring, maar ik ben er niet in verder gegaan. Ik zag het niet zitten om als publiciteitstekenaar door het leven te moeten gaan.
Heb je op dat moment – toen je met je opleiding was gestopt – besloten om te gaan schilderen?
Ja, ik ben beginnen schilderen door een toeval – als je in toeval gelooft, wat ik niet doe. Op een regenachtige zondag verveelde ik me zo erg dat ik in het schilderatelier van mijn vader – die een laatimpressionistisch schilder was – een leeg doek nam en begon te schilderen. Ik maakte een door het kubisme geïnspireerd werk, dat in minder dan een week tijd werd verkocht aan een binnenhuisarchitect. Dat gaf me natuurlijk een geweldig gevoel en ik ben blijven schilderen.
Schilderde je in die periode al intuïtief, vanuit je gevoel? Of is dat pas later gekomen?
Ik nam gewoon een leeg doek en begon te schilderen. Wat ik ging schilderen, wist ik niet. Ik koos eerst kleuren, omdat ik altijd heel gevoelig voor kleuren ben geweest. Alhoewel ik het wel mooi kan vinden, zal ik zelf nooit een monochroom maken.(nvdr.mono=enkel/chroma=kleur) Voor mij zijn de kleuren te belangrijk. Mijn eerste werk was een zicht van daken, kubistisch. Mijn tweede werk een trieste vrouw in spiralen, met heel veel rood. De cirkels kwamen toen al in mijn werken voor, zij het meer onbewust.
Het feit dat er interesse voor je werk was, werkte waarschijnlijk inspirerend?
Ja, natuurlijk En ik had het voordeel dat mijn vader ook kunstschilder was en tentoonstellingen hield. Af en toe kon ik samen met hem tentoonstellen. De eerste tentoonstelling die ik hield was in de Leuvense Faculty Club in 1971. Ik schilderde toen 2 jaar.
Zijn er bepaalde schilders of kunstenaars die een voorbeeld voor je zijn geweest?
Ja, de impressionisten Turner en Monet. Ik ben niet veel naar tentoonstellingen geweest. Daar ben ik te individualistisch voor, wat meteen verklaart waarom ik autodidact ben. Toch ben ik een keer naar Parijs geweest om er de werken van Monet te gaan bewonderen. Ik weet nog dat ik voor de ‘Kathedralen’ stond. Als je vlakbij die kunstwerken staat, zie je enkel een chaos van stippen en vlekken. Neem je afstand, dan zie je de Notre Dame kathedraal. Daar heb ik geweend. Zo geweend dat de mensen me bekeken alsof ik gek was geworden. En dan Turner. Voor zijn tijd. Het licht dat in zijn werk zit. Tegelijk wazig en helder, vol gevoel. Prachtig.
Monet en Turner waren abstracte kunstenaars, net zoals jij. Wat versta jij onder abstract? Misschien een moeilijke vraag?
Een zeer moeilijke vraag, want als je ze beantwoordt, ben je figuratief bezig. Wel kan ik zeggen dat de stap naar abstract schilderen in de geest zit. Als je als schilder een zeker abstract denken aankan, kan je ook wel abstract schilderen. Gemakkelijk is het niet. Voor ik de overstap naar abstract maakte, had ik al jaren figuratief geschilderd. Het is vooral een vorm van evenwicht vinden.
Nog een moeilijke vraag: Heb je een idee vanwaar het komt, dat abstracte?
Ik zou het niet weten. Ik begin te schilderen en het komt er gewoon uit.
Dan zijn we dicht aanbeland bij intuïtief schilderen. Intuïtie, je hoort er steeds meer en meer over. Wat betekent het voor jou?
Voor mij betekent het dat ik zelf niet weet wat ik ga maken. Mensen vragen me soms: ‘Maar wat ga je nu toch maken?’ Zelf ben ik niet bang van een wit doek. Ik begin gewoon linksboven om rechtsonder te eindigen – bijwijze van spreken. Als het doek dan vol is, ga ik een paar passen achteruit en wordt op die manier met mijn creatie geconfronteerd. Een dag later, als het doek droog is, werk ik verder. Dit proces herhaalt zich verscheidene dagen, totdat het werk af is. Zo heb ik een
werk gemaakt met een Merkaba (nvdr.geometrische figuur/ ons lichtvoertuig) in. Ik zag die Merkaba pas toen het werk af was (zie ook schilderij bovenaan dit artikel). Dan heb ik er bewust nog een lijntje in getrokken, omdat ik wist dat een Merkaba in het midden zo’n lijntje heeft.
Bedoel je dat je begint met schilderen zonder het uiteindelijke eindresultaat voor ogen te hebben?
Ik heb niet echt een einddoel als ik begin. Maar als ik een opdracht heb, weet ik wel voor ik begin dat het iets rond het gevraagde thema wordt. Hoe het eruit gaat zien, is ook voor mij een verrassing. En dan kan ik heel gelukkig zijn met zo’n thema, zonder te weten wat ik ervan ga maken. En dan zijn er natuurlijk werken die snel klaar zijn en andere die heel veel tijd in beslag nemen. Sommige werken zijn inderdaad vrij vlug klaar en andere niet.
Vrij vlug, spreken we dan over één dag?
Neen, dat kan niet. In de eerste plaats moeten de droogtijden tussen de verschillende lagen gerespecteerd worden. Ten tweede, ook het gebruik van verschillende technieken maakt dat je tussen twee verschillende technieken – meestal, niet altijd – genoeg tijd moet laten. Daarom werk ik aan meerdere doeken tegelijk, zodat ik niet uren moet zitten wachten om verder te kunnen werken. Met 4 of 5 verschillende werken bezig zijn, is voor mij echt geen enkel probleem. Wat wel
kan gebeuren, is dat ik gewoon niet aan schilderen toekom, dat het niet lukt. Alles valt dan stil. Alles is weg. Tegen dat de inspiratie terugkomt, zijn er dan soms weken voorbijgegaan.
Liggen je schilderscursussen dan ook stil?
Neen, les geven kan ik altijd, want ik heb mijn technieken onder de knie. De leerlingen helpen afwerken is geen enkel probleem. Ik kan altijd terugvallen op 35 jaar ervaring. Dat neemt men je niet af. Maar het is niet hetzelfde als creëren.
Kan je je cursisten leren intuïtief te schilderen of is het meer een begeleiden om ze te leren hun intuïtie te gebruiken?
Ik noem het eigenlijk liever experimenteel schilderen, want intuïtief schilderen is enorm moeilijk en het iemand aanleren gaat gewoonweg niet. Wat ik doe, is de cursisten de technieken die ik beheers, aanreiken en daar gaan ze dan mee experimenteren. Door te experimenteren werken ze intuïtief, want wat ze maken is abstract. Het moeilijke is de
leerlingen bij te brengen hun hoofd niet te gebruiken als ze aan het schilderen zijn. Meestal gaan ze onmiddellijk hun hoofd gebruiken. Na verloop van tijd betert dat wel. In het begin willen ze een vlinder of een bloem schilderen en dan is zo’n cursist gelukkig dat hij dat kan…maar dat is de bedoeling helemaal niet! Dan moeten we die gewoonte eruit krijgen.
De cursisten die beginnen, zijn dat mensen die de basistechnieken schilderen al beheersen?
Neen, liefst niet, want dan moet ik die er eerst uitspoelen.
Had jij voor je experimenteel begon te schilderen de voornaamste basistechnieken?
Ik had vooral een goede basis kleurenleer in de academie geleerd. Ook heb ik honderden poëzie-albums geschilderd. Dat was vroeger een modeverschijnsel. Er werd gevochten om een poëzie aan mij te kunnen meegeven en ik nam er 2 per week; eentje de woensdag en eentje de zaterdag. Ik maakte er echt werk van. Waar het op neer komt, is dat je veel oefent, het veel doet. Een opleiding heb je niet echt nodig. En ik leer nog iedere dag bij.
Pure passie, dus. Toch ben je een tijdje gestopt met schilderen.
Ja, ik heb een stop gekend. Toen ik in 1969 begon, heb ik een hele periode met olie op doek gewerkt. Een beetje impressionistisch- figuratief dus. Later ben ik aquarellen gaan schilderen, het meer vloeiende, waterachtige. Nog later ben ik door het lezen van een rubriek in het tijdschrift Knack, overgegaan op schilderen op zijde. Ik herinner me nog goed dat ik naar Brussel reed om alles te gaan kopen om op zijde te kunnen schilderen. Ik kwam toen thuis met een rol zijde en ander materiaal. Het eerste dat ik schilderde: 2 suitekleden. Die waren goed gelukt, tot ik ze in water legde om de overtollige kleur te verwijderen. Die kleuren liepen allemaal dooreen. Dus moest ik de techniek van het fixeren maar gaan leren en dat lukte me – op mijn eentje. Op dat moment ben ik even gestopt met schilderen en ben kleding beginnen ontwerpen, die ik in mijn eigen winkel verkocht. En dat ging vrij goed, want na verloop van tijd kwamen er bestellingen binnen van andere winkels. Het nadeel was dat ik onder geweldige druk moest werken. Ik kon niet zomaar zeggen dat de klant volgende week nog maar eens moest terugkomen. Neen, het moest de afgesproken dag ook af zijn, hé.
Wel, op een dag kwam er een Amerikaanse vrouw de winkel binnen en die vroeg me of ik ter gelegenheid van een tentoonstelling die in het Planetarium in Brussel liep, sjaals zou kunnen beschilderen met de kosmos als thema. Ik heb 10 sjaals beschilderd en er 6 verkocht. Nu was die vrouw iemand die kunstenaars hielp om naambekendheid te verwerven. Ik heb wel eerst twee jaar moeten werken om een techniek te vinden die nog niet gekend was. Dat werd dan uiteindelijk
mijn techniek: zijde op doek. En ik was gelanceerd en ik exposeerde in drie galerijen. Tot ik in Thailand de schok van mijn leven kreeg. Ik zag er hoe zijde verwerkt werd. Het was gruwelijk. Ik wilde onmiddellijk stoppen met op zijde te schilderen, maar ik kon gewoonweg niet. Ik had twee jaar aan de techniek gewerkt en het was bovendien mijn broodwinning.
Maar uiteindelijk ben je dan tóch gestopt, deze keer voor een langere periode?
Ik heb toen om een teken gevraagd en er één gekregen. Eén galerij ging failliet, de eigenares van een andere galerij stierf en een derde galerij is ervandoor gegaan met 10 van mijn beste werken. Ik heb ze nooit meer teruggezien. Dit gebeurde allemaal in een tijdspanne van amper 6 maanden. Toen besefte ik hoe laat het was en ben gestopt met schilderen. Ik kon trouwens niet meer en zat echt diep in de put. Ik ben dan mijn man 12 jaar gevolgd in de zakenwereld. En ik kan je verzekeren, dat was niet helemaal in orde.
Een meer aardse of materiële weg kan soms toch veel bijbrengen, of niet?
Misschien, maar ik werd verscheurd. Ik ben altijd spiritueel geweest. Als kind al zag ik bepaalde dingen die voor de meeste mensen niet zo evident zijn. Maar in die periode dat ik met mijn man werkte, zat ik aan de ene kant in de zakenwereld en de andere kant in de spirituele wereld – die ik absoluut niet meer wilde lossen.
Hebben die jaren in de zakenwereld er dan niet voor gezorgd dat je nu beter bent in management?
Ja, ik kan mijn mannetje staan. Ik weet dat ik contracten moet hebben, ik ga zelf rondbellen en werken verkopen. Veel kunstenaars houden zich daar niet zelf mee bezig.
Je bent sinds een jaar terug begonnen met schilderen. Heb je het gevoel dat je werken helemaal anders zijn dan vroeger?
Ja, zeker! Er zit nu veel meer licht in. Vroeger gebruikte ik geen wit. Mijn wit was toen geel. Nu gebruik ik heel veel wit.
Heb je er eerst over nagedacht ‘hoe’ je terug zou beginnen?
Helemaal niet! Ik ben gewoon terug begonnen. Er waren wel heel veel mensen die me hebben aangemoedigd. Nu, zo gemakkelijk was het niet. Ik had al wel een atelier en materialen, maar geen werk, geen opdracht. En in een moment van verdriet heb ik een heel chaotisch werk gemaakt. Het vreemde was dat ik triest was, maar het werk niet. Dan heb ik 2 weken niets meer gedaan, om vervolgens een drieluik te maken. En toen was de bal aan het rollen.
Doe jij bepaalde rituelen voor je begint te schilderen? Mediteren of iets dergelijks?
Neen, ik heb altijd gedacht dat ik niet kon mediteren, maar waarschijnlijk mediteer ik onbewust terwijl ik schilder. Als ik schilder, heb ik echt geen enkel benul van tijd. Ik heb wel ooit in een droom – als je het zo mag noemen – mijn eigen tentoonstelling gezien. Het was prachtig! Echt prachtig! Alleen, ik werd wakker en ik had die kleuren niet. Dat was geweldig frustrerend. Die kleuren die ik in mijn droom gezien had, bestonden in deze dimensie niet.
Meestal zet je bij je werken een woord. Komt dat tijdens het werken?
Neen, helemaal op het einde. Dan kijk ik naar het werk en vraag me af: wat zie ik erin of welke boodschap spreekt eruit.
We zien in je werken soms Merkaba’s, Levensbloemen en geometrische figuren verschijnen. Zaken die we in het Mysterieblad regelmatig onder de aandacht brengen, net zoals het jaartal 2012. Hoe zie jij de toekomst m.b.t. dat jaartal?
Ik heb daar veel over gelezen, nagedacht en veel lezingen bijgewoond en in het begin boezemde het thema me angst in. Eerlijk gezegd, er gebeurt heel wat, hé. Het klimaat is niet meer stabiel. Wetenschappers beweren dat de ijskappen smelten. Dat zijn geen grapjes meer. Maar ik denk wel dat het gemakkelijker kan gaan dan hoe het vroeger werd voorgesteld. Als we het met zijn allen licht gaan maken, hoger gaan trillen, dan gaan we anders denken én scheppen. We scheppen dan een andere toekomst. 2012 komt sowieso, maar hoe het gaat zijn…daar kunnen wij iets aan doen.
Een soort ompoling van het bewustzijn?
Ja, eenmaal dat is gebeurd, verandert alles. Ik droom er bijvoorbeeld van om geen geld meer nodig te hebben, zodat als ik zou schilderen me geen zorgen hoef te maken over kostprijs van materialen en dergelijke. Mijn werken zou men dan vanzelfsprekend mogen hangen waar men dat graag wil.
Eén van je werken sierde trouwens de cover van het vorige Mysterieblad. Kan je kort iets zeggen over dat werk en wat het voor jou betekent?
Je ziet de Tibetaanse bergen en een zon, vijf vlekken en het pentagram of de verwezenlijkte mens. De tekens die je ziet noem ik glyfen, engelentaal. Het werk gaat over 2012, daarom noemt het ‘The Future’. Voor mij symboliseert het de hoop.
Klinkt hier iets zoals een boodschap?
Ja, ik breng zeker een boodschap. Twee mensen die channelden hebben me gezegd dat ik ooit een taal zou schilderen. Een engelentaal volgens de ene, een taal die het trillingsgetal van de mensen zou verhogen, zei de andere. Dat vond ik een geweldig mooi compliment. En dan denk ik: oké, schilderen maar!
Zo eenvoudig is het voor Maggy uiteindelijk: ‘oké, schilderen maar’. En wij – die in haar atelier mochten rondlopen om haar werken te besnuffelen – kunnen dat alleen maar beamen. We bedanken Maggy voor de tijd die ze wilde vrijmaken en wensen haar nog een leven vol kleuren, zodat zij het palet kan zijn waarop alles wordt gemengd.
Interview door Ramon DJV/Jan L/Cilia M, Mysterieblad 2.2, 2005
Meer info over Maggy Vught en haar werken: klik hier.