Een besloten gezelschap liep achter de begrafenisondernemer, die de urne plechtig voor zich uit hield. De familie had ons niet laten weten wanneer de uitvaartplechtigheid zou plaatsvinden. Kort daarvoor had mijn oudste zus me gebeld om te zeggen dat de vader van mijn jongste zus was overleden en niemand van ons wist waar en wanneer de Fonne zijn laatste feestje zou doorgaan. Een blik op de website van de begrafenisondernemer hielp ons ook niet verder, maar we kwamen wel te weten dat de urne in de namiddag zou worden bijgezet op het kerkhof van het roemruchte Balen. Beter dan niks, dachten we.
Daar stonden we, de drie musketiers, te wachten aan het columbarium van het Groothertogdom Balen tot de lijkwagen zou arriveren. Columbarium, een fraaie naam voor een verzameling assenpotten. Er hing een lichte spanning in de lucht. De laatste contacten met de familie van de Fonne kwamen me voor de geest. Aan mijn oudste zus haar gezicht te zien, draaide bij haar ook een film uit het verleden. Je hoefde geen groot mensenkenner zijn om te weten wat te gebeuren stond als de Fonne zijn familie oog in oog zou komen te staan met enkele specimen van wat zij met de regelmaat van een Zwitserse klok als zigeunercrapuul bestempelden.
Daar kwam de kleine stoet aan. Ik herinnerde me de familie als boertige, bekrompen geldwolven en nu waren ze ook nog eens twintig jaar ouder. Ze zagen ons staan en terwijl ze achter de begrafenisondernemer liepen, kon je hun frazelen tot aan het columbarium horen. Met een ietwat angstige blik in de ogen keek de begrafenisondernemer ons aan en plaatste de urne op een daarvoor voorziene sokkel. ‘Het is alleen voor familie’, prevelde hij in de hoop dat we zouden oprotten. ‘Dit is zijn dochter’, aldus een ziedende zus. En toen begon het. Er ontspon zich tussen haar en de zus van de Fonne een boeiende conversatie die in geen geval op zijn plaats was op een kerkhof, laat staan tijdens een uitvaart. ‘Onze Fons heeft op zijn sterfbed gezegd dat hij geen dochter had. Je moet niet denken dat je iets krijgt!’ Vrij vertaald: van het geld en de grond die wij – nu die zatlap eindelijk dood is – kunnen gaan verdelen, krijg je niks. Touché, want mijn zus is geen wettige dochter van de Fonne en om een DNA-test te doen, was het te laat. ‘Vuil zigeuners!’ Aldus sprak een lelijke hoop wijf. Of hoorde ik een stem uit het verleden?
Ik probeerde de gemoederen te bedaren en terwijl duidelijk te maken dat de fiscale en economische beslommeringen die het overlijden van iemand die de eigen familie al jaren dood wenste misschien even konden worden opzij gezet tot na de plechtigheid. Los van het feit dat er iemand dood, gecremeerd en bijna bijgezet was – uiteraard een detail in het vreugdefeest van erfenissen verdelen dat zo snel mogelijk moet worden afgehandeld – waren er ook nog mensen zoals wij die verdriet hadden om deze mens die een deel van ons leven had meegemaakt. De storm ging liggen en de Fonne werd bijgezet. De boeren verlieten het kerkhof. Waarschijnlijk in vliegende vaart naar hun boekhouders. Ik probeerde mijn zus te troosten. ‘Precies zoals vroeger, niet? Hij zou er zelf wel om hebben kunnen lachen.’
‘Dat is toch niks voor Fons om hier zo in een muur te staan, he? Weet je wat we zouden moeten doen? Hem uitstrooien op de enige plaats waar hij het goed heeft gehad: Het Kasteeltje.’ Een strak plan dat stof tot nadenken gaf. Inderdaad, de Fonne had van Het Kasteeltje, aanvankelijk eigendom van hemzelf en zijn moeder, een goudmijn gemaakt waar hij de beste en meest succesvolle jaren van zijn leven had gekend. Tot er een zigeunerin op het toneel verscheen en de Fonne door zijn eigen moeder uit BVBA Het Kasteeltje werd gewerkt. Toen de moeder stierf, blokkeerde de gekrenkte zoon de verkoop van al de familiegronden en hebben de andere erfgenamen jarenlang kaarsen gebrand in de hoop dat de Fonne ter plekke zou doodvallen. Tevergeefs, want de de mens wilde niet; hij heeft het heft altijd in eigen handen gehouden en zich volledig vrijwillig – volgens consequent volgehouden langetermijnplan – beetje bij beetje kapot gezopen. Daar, op Het Kasteeltje, de rode draad door en tevens het tweede grootste drama in zijn leven, moest de Fonne worden uitgestrooid. Grafschennis? De Fonne had het zo gewild en de laatste wens …
Ik had in de koffer van mijn auto een set pijpsleutels die ook gebruikt worden om de bouten van de natuurstenen platen die de nissen van het columbarium afsluiten vast of los te draaien. Onderweg naar de auto vroeg ik me af of het meenemen van de Fonne zijn as wel verstandig is. Irrelevant, zo bleek iets later. Hoe ik ook probeerde om de bouten los te krijgen, geen van de pijpsleutels paste goed genoeg om er voldoende kracht op te kunnen zetten. Het plannetje draaide dus anders uit. We zijn dan maar zonder de Fonne naar Het Kasteeltje gereden, in de wetenschap dat het de laatste keer was dat we de ruïnes van zijn levenswerk zouden aanschouwen.
Daar aangekomen, kuierend over het domein, vroeg ik me af hoe Het Kasteeltje er zou hebben uitgezien als er indertijd geen horde zigeuners zou zijn geland.