Als ik ergens moet beginnen met een verhaal over de voyageurs zal dat wel bij mezelf zijn. Een eerste probleem dient zich dan al aan, want ik ben nooit een echte forain geweest. Als klein kind wist ik al dat ik een mix ben van foorreiziger, zigeuner, kaffer en patjalder. Of zoals ons ma iemand uit die laatste categorie noemde: hekkenkruiper.
Ons ma was trouwens wel een echte forain uit een oeroud foorreizigersgeslacht en liet haar afkeer voor alles wat geen forain was – de zogenaamde ‘vuil zigeuners’, ‘ellendige hekkenkruipers’ en ‘rotboeren’ – aan de lopende band blijken. Geen wonder dat wij ons beter voelden dan de rest – of die indruk wekten. Reden was daar niet direct voor. We zaten meestal zonder geld en moesten van ellende vaak op armzalige woonwagenkampen verblijven. Jobs die bij onze verheven status pasten waren onder andere oud ijzer ophalen en leuren. Daar konden die achterlijke kaffers, die boeren in hun dure huizen en met hun onnozele fabrieksarbeidersmentaliteit nog wat van leren.
Mocht erin die tijd een Paul Jambers hebben rondgelopen, had hij gegarandeerd een paar uitzendingen ‘reality tv’ aan ons kunnen besteden. Als tenminste na een paar dagen zijn camera niet geschoept zou zijn. En zo zit ik me hier nu al na een paar zinnen af te vragen waar dit geschrijf naartoe gaat? Onvermijdelijk komen er zaken aan de oppervlakte waarom de ene zal kunnen lachen en waardoor de andere zich gekwetst gaat voelen. Zo’n ‘andere’ kwam ik een paar jaar geleden hier op Facebook nog tegen. Een familielid waarmee ik bijna als een broer ben opgegroeid en die me onmiddellijk uit zijn vriendenlijst verwijderde, omdat ik onze familie de smurfen noemde. Over een smurf met lange tenen gesproken.