De internetencyclopedie Wikipedia herdefinieerde alweer een tijdje geleden het begrip ‘antroposofie’. Vorig jaar stond antroposofie daar nog als volgt beschreven:
Antroposofie [anthropos (mens) + sophia (wijsheid)] is een wereldbeschouwing gebaseerd op de ideeën van Rudolf Steiner (1861–1925). Er wordt onderzoek naar antroposofische ideeën verricht aan de Vrije School voor geesteswetenschap te Dornach, Zwisterland. De antroposofische ideeën worden ingezet op verschillende terreinen, zoals vrijeschoolpedagogie, heilpedagogie, euritmie, spraakvorming, kunstzinnige therapieën, antroposofische geneeskunst, sociale driegeleding, biologisch-dynamische landbouw.
Sinds 6 september 2008 is die definitie verdwenen en staat deze ervoor in de plaats:
Volgens de grondleggers is Antroposofie [anthropos (mens) + sophia (wijsheid)] een verbreding van de Heilkunst op basis van geesteswetenschappelijke inzichten van Rudolf Steiner (1861–1925). De Heilkunst is het geneeskundige systeem dat door Samuel Hahnemann is ontwikkeld.
De antroposofische ideeën worden ingezet op verschillende terreinen, zoals vrije schoolpedagogie, heilpedagogie, euritmie, spraakvorming, kunstzinnige therapieën, antroposofische geneeskunst, sociale driegeleding, biologisch-dynamische landbouw.
Ik kan me bij deze definitie wel iets voorstellen, maar volgens mij dekt ze de lading onvoldoende en is ze allesbehalve een verbetering van de vorige definitie. Dat liet ik de redacteurs ervan ook weten.
Ik volg die openingszin niet helemaal. De aangehaalde bron is een boek dat over geneeskunde handelt. Nu weet ik ook wel dat binnen de antroposofische beweging heel veel in termen van ‘genezen’ wordt gedacht, maar of dat voor iemand die er wat verder vanaf staat ook zo is, betwijfel ik. Ik zou zelf eerder als bron een boek hebben genomen dat wat algemener is, i.p.v. een vakboek. Zou het niet duidelijker zijn wanneer we de grondlegger gewoon laten vertellen wat volgens hem antroposofie is (of hoe hij ze bedoeld heeft)?
‘Antroposofie is een weg tot inzicht die het geestelijke in de mens met het geestelijke in de kosmos wil verbinden. Zij maakt zich in de mens kenbaar als een behoefte van het hart en van het gevoel. Zij moet haar rechtvaardiging vinden in het vermogen deze behoeften te bevredigen. Alleen diegene die in de antroposofie vindt waar hij vanuit zijn gemoed naar zoeken moet, kan haar waarde erkennen. Daarom kunnen antroposofen alleen mensen zijn die bepaalde vragen over het wezen van de mens en wereld even existentieel ervaren als zij honger en dorst ervaren.’
— Rudolf Steiner, Kerngedachten van de antroposofie [Wat Michaël wil] (1924, vertaling 1996)
Het is nu wachten of mijn suggestie iets oplevert.
Wat nog opvalt, is dat voor 6 september 2008 een subtitel ‘Onderzoekswijze’ was voorzien. Die subtitel is vervangen door de kop ‘Pseudowetenschap’, met als inhoud:
Er wordt onderzoek naar het antroposofische wereldbeeld verricht aan de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap te Dornach, Zwisterland. In de Ita Wegman Klinik te Arlesheim, wordt onderzoek gedaan naar de klinische effecten van de geneeskundige ideeën van Steiner.
Antroposofisch onderzoek wordt verricht door te schouwen in de niet voor de gewone zintuigen waarneembare wereld. In een basiswerk: ’’De weg tot inzicht in hogere werelden’’ geeft Rudolf Steiner aan, hoe men zich dit helderziende vermogen door een intensieve innerlijke scholing eigen kan maken. Vanuit wetenschappelijk oogpunt wordt deze methode van kennisvergaring betwist aangezien ze niet toetsbaar of falsifieerbaar is. Iedereen kan immers beweren dat hij na “schouwen van een onzichtbare wereld” tot bepaalde “nieuwe inzichten” is gekomen. Er is dus geen sprake van objectief waarneembare feiten. Antroposofie behoort dan ook tot de pseudowetenschappen.
Een voorbeeld van een op dergelijke wijze verkregen “inzicht” is te vinden in het laatste boekje van Bernard Lievegoed (Over de redding van de ziel, postuum gepubliceerd).
Pseudowetenschap. Dat zal men binnen de antroposofische beweging niet graag horen. Benieuwd hoelang het gaat duren voor men zich op dat artikel op Wikipedia gaat storten.
Ramon DJV
In ‘De encyclopedie van de pseudo-wetenschappen’, van Marcel Hulspas en Jan Willem Nienhuys, staat de antroposofie als volgt beschreven (de algemene inleiding, waarna er nog wat specifieke lemma’s volgen over onderwijs en geneeskunde):
Antroposofie
Wereldbeschouwing ontwikkeld door de Oostenrijkse filosoof Rudolf Steiner (1861-1925). De antroposofische leer is samengesteld uit de Naturphilosophie (in de versie van Goethe), theosofie (waaraan hij begrippen als karma en reïncarnatie ontleende) en een eigen unieke interpretatie van het Christendom. Bron van Steiners kennis was spiritueel onderzoek, waarbij hij langs helderziende weg gebruik maakte van de ‘Akasha-kroniek’.
Centraal in de antroposofie staat het door Steiner ontwikkelde mensbeeld. De mens bestaat uit lichaam, ziel en geest; de omringende wereld kent een parallelle driegeleding (een viergeleding wordt ook weleens genoemd). Geruime tijd na de dood sterft ook de ziel, waarna de geest zich weer van een ziel en een lichaam voorziet, dat is dan reïncarnatie. De ziel is daarbij onderworpen aan het zelfgeschapen lot, het karma. Evenzeer kent het lichaam zelf een driegeleding: hoofd, hart en buik.
De antroposofie probeert vrijwel alles een plaats te geven, zodat er dus een antroposofische visie is op antropologie, geneeskunde, economie, landbouw, kunst, opvoedkunde, prehistorie, onderwijs, enzovoorts, enzovoorts. Al die deelvisies grijpen in elkaar doordat voorstellingen uit de ene visie als allegorieën bij de andere worden opgevat en poëtische gelijkenissen worden opgevat als wezenlijke verbindingen. De denkbeelden van Emanuel Swedenborg, Andrew Jackson Davis, Allan Kardec en uiteraard de theosofie brachten het nooit tot zo’n totaalvisie. De antroposofie onderscheidt zich bovendien van tal van occulte stromingen door een grote inbreng van de filosofie.
De antroposofische visie is een ‘vergeestelijkte’, meer abstracte versie van de nogal grondstoffelijke kosmische geschiedenis die de grondlegster van theosofie, Madame Blavatsky, schetste in The Secret Doctrine (1888).
Volgens de antroposofie is de menselijke geschiedenis te verdelen in een aantal opeenvolgende tijdperken van pakweg 15 000 jaar. Dat waren Polaris, Hyperborea, Lemurië en Atlantis en het huidige na-Atlantische tijdperk (met nog twee vooralsnog naamloze tijdperken in het verschiet). Al deze tijdperken zijn ook in zevenen verdeeld, het huidige in het Oud-Indische, het Oud-Perzische, het Egyptische, het Grieks-Romeinse en het huidige Germaans-Angelsskasische en nog twee toekomstige.
Opmerkelijk (en essentieel voor zijn leer) is Steiners visie op de waarde van rassen. Onder invloed van de recapitulatietheorie van de populaire Duitse bioloog Ernst Haeckel ontwikkelde Steiner een rassentheorie, waarbij ‘mindere’ rassen vroegere stadia van de ontwikkeling van de mensheid vertegenwoordigen.
Het meest hoogstaande blanke ras was voortgekomen uit de wijze Manoe en zijn volgelingen, allen vluchtelingen uit het vorige tussenstadium, Atlantis. De andere rassen waren volgens Steiner ontstaan uit vermenging van minderwaardige Atlantiërs en restanten van het tussenstadium vóór Atlantis, Lemurië. De komst van Christus (en daarna die van Steiner zelf) betekende dat er voor een kleine minderheid van dat blanke ras binnenkort een nieuw, beter stadium zou aanbreken. Christus en Steiner wijzen ons daartoe de weg, terug naar de verloren gegane staat van goddelijkheid. Dit proces wordt echter bemoeilijkt door de kwade machten Ahriman (de materiële wereld) en Lucifer (zelfgenoegzaamheid en hoogmoed).
Deze opvatting over de aard van verschillen tussen mensen en de symbolische waarde van groepen van volken is geheel verweven met de volstrekt achterhaalde visie op de geschiedenis, de prehistorie, de embryologie en de evolutietheorie. Dit maakt het voor veel antroposofen moeilijk om afstand te nemen van 19e eeuwse ideeën over de voortreffelijkheid en de bijzondere taak van het ‘blanke ras’ en vormt daarmee een struikelblok voor de acceptatie van de antroposofie door anderen.
De antroposofie is sterk gericht op individuele ontwikkeling en iedereen zou dus ook, geholpen door de antroposofie, ingewijd kunnen worden in hogere werelden. Men moet daarbij het innerlijk leven (denken, voelen, willen) ontwikkelen. Helaas heeft nog niemand het zover gebracht als Steiner zelf, en niemand kan dan ook uit eigen ervaring getuigen of de geestelijke inzichten van Steiner kloppen.
Steiner organiseerde zijn aanhangers in 1913 in de Antroposofische Vereniging. De antroposofie ontwikkelde zich daarna in betrekkelijk korte tijd tot een van de meest toonaangevende occulte filosofieën van het Westen. Onder de invloed van de New Age beweging is de belangstelling voor de antroposofie (en dan met name voor haar opvattingen over voedsel en gezondheid) de afgelopen decennia weer wat toegenomen.
Hulspas en Nienhuys zijn nog ‘genadig’ voor Steiner: ze noemen hem filosoof. Daar zijn de wikipedianen die het lemma ‘antroposofie’ samenstellen tot op heden niet helemaal mee akkoord. Ik trouwens ook niet.
Je kan antroposofie bezwaarlijk een filosofie noemen (alhoewel er binnen de beweging veel wordt gefilosofeerd): Steiner schreef één filosofisch werk. Desondanks staat hij op Wikipedia (onder Filosofen) wel in de lijst met filosofen. Vreemd als je bekijkt hoe een filosoof in hetzelfde artikel wordt gedefinieerd.
‘Een filosoof (ook wel ‘wijsgeer’ genoemd) is iemand die de studie van de filosofie beoefent, als beroep of anderszins.’
Maar met een beetje goede wil kan men iemand die veel zelfstudie heeft gedaan en in een café een goed betoog neerzet ook ‘filosoof’ noemen. Want in het artikel ‘Filosofen’ staat:
‘Filosoof is evenwel geen beschermd beroep, dus iedereen mag zich filosoof noemen.’
Naar mijn gevoel heeft een filosoof van een beetje gewicht toch wel aan een of meerdere universiteiten gedoceerd. Steiner heeft dit geprobeerd, maar kwam niet in aanmerking. Strikt genomen was Steiner eerst literatuuronderzoeker (1883-1897), dan publicist voor een literarair tijdschrift (1897-1900) en vervolgens esotericus (1900-1925). (Bron: Mein Lebensgang-R. Steiner)
Kenmerken pseudowetenschap: http://ppw.kuleuven.be/FL/pseudowet.htm#Kenmerken van pseudowetenschap (Radner & Radner, 1982)
Heeft Steiner filosofie gestudeerd? Ik dacht het niet. Steiner heeft blijkbaar zelfs de technische hogeschool van Wenen zonder diploma verlaten. http://antroposofieindepers.blogspot.com/2009/03/oostenrijks-antroposoof.html
En zijn doctorstitel, tja, die was toen al discutabel, want niet geregulariseerd. Steiner is helemaal naar het noorden van Duitsland gegaan om alsnog een academische graad te verwerven. Hijzelf zegt daarover dat hij zijn proefschrift door die vriendelijke, oude professor Von Stein wilde laten nakijken, omdat diens publicatie ‘De zeven boeken van het platonisme’ zo’n indruk op hem had gemaakt. bron
Ik zie in deze reis naar het hoge noorden een staaltje van Steiners pragmatisme: waar en bij wie kan ik doctoreren, want hier in de buurt lukt het toch niet. Maar dat kan ik natuurlijk niet hard maken.
Over het feit dat hij zelfs geen diploma had behaald aan de technische hogeschool rept Steiner in zijn autobiografie met geen woord.
En die doctorstitel van Steiner heeft echt weinig betekenis. Net zomin als een gekochte doctorstitel nu. Ik houd het wat Steiner betreft liever op esotericus i.p.v. filosoof.
‘Filosofie van de vrijheid’ is toch de voor publicatie uitgewerkte ‘Waarheid en wetenschap’, niet? Als je ziet wat voor analyse Van Hoek en Imelman (Hoe vrij is de Vrije School) op Filosofie van de vrijheid loslaten, is moeilijk aan te nemen dat het een degelijk werk betreft. Volgens Van Hoek is het een werk waarin van de hak op de tak wordt gesprongen. In ieder geval zover ik filosofische werken kan beoordelen.
Om toch op dit punt te reageren. Ik denk dat je Steiner terecht filosoof kunt noemen. Zo kan iedereen zich noemen die filosofie heeft gestudeerd. En Steiner is dan ook nog gepromoveerd, dus doctor in de wijsbegeerte. Bovendien is Filosofie der Vrijheid met recht een filosofisch werk.
Maar het ‘probleem’ (in dit geval dus) bij Steiner is dat hij daarna de academische wetenschap vaarwel heeft gezegd en zich is gaan bezighouden met esoterie. En esoterie is echt een andere tak van sport. De antroposofen volgen de esoterische denkbeelden van Steiner, al verwarren ze die vaak met zijn vroegere filosofische werken (die scheiding wordt door hen in regel niet gemaakt en Wahrheit und Wissenschaft en Philosophie der Freiheit worden door hen vaak op een hoop gegooid met Theosofie of Geheimwissenschaft). Maar de eerste twee titels zijn filosofische werken (en zeker geen slechte, als je het in de tijd plaatst denk ik meer dan verdienstelijk) en de laatste werken zijn natuurlijk puur esoterisch, al hanteerde Steiner altijd wel een vorm van filosofisch redeneren. Zijn esoterische werken komen veel academischer over dan werken van talloze andere esoterische voorlieden. Maar het is wel esoterie, al was Steiner van beroep filosoof. Peter Bierl stelt dat Styeiner een transformatie doormaakte van academicus naar ‘guru’ en ik denk dat dit beeld wel klopt. Ik kan me er althans wel in vinden.
Overigens is dit beeld eerder bevestigd door iemand uit antroposofische hoek, eerder op deze site. In racisme debat stelde iemand, die onverkort het antroposofische standpunt verdedigde terecht dat Waarheid en Wetenschap en Filosofie der Vrijheid exoterische werken zijn (wetenschappelijk, ‘materialistisch’), terwijl alles erna ‘esoterisch’ is (mystiek, gebaseerd op helderziende waarneming).
Maar wellicht is er in het geval van Steiner sprake geweest van een hele geleidelijke overgang. Van zijn promotie tot en het onderzoek bij het Goethe-Instituut (en Goethe was zelf niet vies van esoterie, dus daar heeft hij zeker een heleboel opgedaan. Maar Goethe was ook geen groot wetenschapper, Goethe was vooral een groot schrijver), via het literaire tijdschrift, zijn lidmaatschap van de theosofische vereniging, etc. En wat hij later heeft gedaan heeft dan niets meer met filosofie te maken, althans niet in de academische zin. Dat is echt puur esoterie.
Misschien is deze begripsverwarring en de merdere petten die Steiner gedurende zijn leven droeg ook wel de reden tot de nodige verwarring. Vandaar dat veel antroposofen van nu roepen dat ze wetenschappelijk bezig zijn en dan vooral geesteswetenschappelijk, alhoewel niemand Steiners helderziende bevindingen controleert, ze worden gewoon nagepraat, dus in die zin heeft het ook weinig met wetenschap te maken. Wetenschap bestaat natuurlijk bij de gratie van discussie. Maar er is geen antroposoof die Steiners inzichten ter discussie stelt, door zelf ‘geesteswetenschappelijk onderzoek te doen en dan wellicht in staat zou moeten zijn om Steiners inzichten aan te vullen, te verbeteren, te controleren of desnoods te corrigeren. In dat opzicht is antroposofie dus gewoon een geloof (lijkt mij dat deze term neutraal genoeg is).
En Steiner corrigeren (of misschien aan te vullen) vanuit de échte wetenschap is natuurlijk not done. Want dan kom je met verhalen dat Atlantis niet bestaan heeft, de rassentheorieën niet deugen, homeopathie defacto gebakken lucht is, er geen invloeden van de planeten zijn op de groei van de gewassen, idem voor die preparaten, etc. Dan is de wetenschap opeens materialistisch, en dus slecht, kortom afkomstig van Ahriman (in het meest extreme geval dan). Kortom, Steiner kritisch onderzoeken kan niet, al beweren veel antroposofen van wel.
Maar het is idd treffend hoezeer de antroposofie aan vrijwel alle criteria voldoet van pseudowetenschap zoals die in dat document van de universiteit van Leuven worden gedefinieerd.
Misschien dat ik dan wat terughoudend in mijn oordeel moet zijn. Moet ook zeggen dat dit niet het aspect van de antroposofie is waar ik het meest in thuis ben (heb me meer met andere kanten beziggehouden). Qua achtergronden van deze materie heb vooral het boekje van Jacob Slavenburg geraadpleegd (hoewel geen antroposoof, wel een groot bewonderaar van Steiner, althans toen. Zijn latere boek over Helena Blavatskty is vele malen kritischer). Maar zou die details ook nog moeten nakijken, want ik heb het lang geleden gelezen. Kan me wel herinneren dat Steiner ging studeren aan de technische hogeschool. Maar vertrouw in deze meer op jou.
Slavenburg schrijft het volgende:
‘Na zijn eindexamen aan de Realschule ging de jonge Steiner naar de technische Hogeschool van Wenen, om er wis- en natuurkunde te studeren. Daar tussendoor liep hij colleges filosofie aan de universiteit. (…)
Onderwijl studeerde Rudolf verder en publiceerde in 1886 ‘Grundlinien einer Erkenntnistheorie der Goetheschen Weltanschauung’. In 1890 vertrok hij naar Weimar voor een belangrijke studie-opdracht aan het Goethe-Instituut. Daar voltooide hij ook zijn dissertatie over de kennistheorie van Kant, later uitgegeven als ‘Wahrheit und Wissenschaft’. Twee jaar later, in 1883, publiceerde hij zijn beroemde werk ‘Die Philosophie der Freiheit’, waarin hij het overschrijden van de menselijke kennisgrenzen beschreef door de menselijke mogelijkheid van het aanwenden van een zodanige denkenergie dat men tot een exact waarnemen van zuivere ideeën, vrij van zintuiglijke gebondenheid kan komen.
Jacob Slavenburg, Rudolf Steiner; een vernieuwer van het oude weten, Ankh Hermes, Deventer, 1990, pp. 11-12.
Ramon, je had dus gelijk wat betreft zijn opleiding. Steiners proefschrift is echter wel degelijk puur filosofisch (Kant). Dus dat lijkt me voldoende om iemand daarvoor filosoof te noemen. Voor wat hij daarna heeft gedaan vervolgens weer niet.
Wat die opleiding van Steiner betreft: in Helmut Zanders ‘Anthroposophie in Deutschland’ (p. 446) staat een citaat van ene professor Rauss waaruit blijkt ‘dat men versteld was dat in het Goethearchief de ongediplomeerde Rudolf Steiner zomaar aan het werk kon’. Dit op voorspraak van Steiners beschermheer Schroër. http://books.google.be/books?id=tcZZfSgpOJcC&printsec=frontcover&dq=helmut+zander#PPA446,M1
Overigens zou er best flink wat aan te merken zijn op Filosofie der Vrijheid. Heb Immelman wel, maar dit staat me even niet meer voor de geest. Maar Filosofie der vrijheid moet je natuurlijk zien als een degelijk filosofisch werk (lijkt mij tenminste) naar de normen van die tijd.
Als we kijken welke filosofen uit die tijd en uit het Duitse taalgebied zijn gebleven, dan zijn dat er niet zoveel. Uit Steiners tijd is dat vooral Nietszche (iets daarvoor). En Kant, hoewel veel eerder (maar het onderwerp van Steiners proefschrift). Dat lukt maar enkelen en dat zal zeker gebeuren met filosofische werken uit onze tijd. Geen idee hoe lang die het houden. Misschien heeft over honderd jaar niemand meer van Beaudrillard, Richard Rorty of Martha Nussbaum gehoord (van mijn grote favoriet Foucault hopelijk nog wel, maar ook dat is niet zeker).
Maar goed, Steiner is niet beroemd geworden door zijn kwaliteiten als filosoof. Waarschijnlijk zou hij dan nu net zo onbekend, of misschien nog onbekender zijn dan Bolland (was een heel bekend filosoof aan de universiteit van Leiden, maar volkomen vergeten en kortgeleden als curiosum weer van stal gehaald in het boek van Willem Otterspeer, met ongeveer de vraag: wat zagen we toen in godsnaam in die man? zo obscuur is het nu).
Steiner is bekend geworden als grondlegger van de antroposofie en niet als filosoof. Dat ‘Filosofie der Vrijheid’ en ‘Waarheid en Wetenschap’ nog altijd gelezen worden, is natuurlijk puur te danken aan dat antroposofen alles wat Steiner hebben gelegd verafgoden, dus voor die boeken zal wel altijd een markt blijven. Voor de wetenschap zijn het wellicht verdienstelijke boeken binnen de context van de tijd, maar nu vazelfsprekend volstrekt achterhaald (overigens niets mis mee, want dat is het lot van 99% van de toen gepubliceerde wetenschappelijke werken).
Geachte heren,
Leuke discussie!
Ik heb nog de Nederlandstalige bron voor Steiners promotie, zoals hij deze beschrijft in ‘Mijn levensweg’ (hoef je het niet vanuit het Duits in het Engels vertaald te lezen):
http://books.google.be/books?id=rnUM9ihvbw8C&printsec=frontcover&lr=&rview=1#PPA164,M1
Interessant in het licht van de discussie is zijn filosofiegeschiedenis uit 1900, in 1914 uitgebreid, ‘Die Rätsel der Philosophie’, zoals het ontstaan ervan ook in zijn autobiografie wordt beschreven:
http://books.google.be/books?id=rnUM9ihvbw8C&printsec=frontcover&lr=&rview=1#PPA323,M1
Met hartelijke groet,
Michel Gastkemper
Rotterdam
Michel, ben razendbenieuwd, dus ga het zeker lezen! Overigens zal ik verder me wel beperken tot de racisme-discussie. Die is al ingewikkeld genoeg. En daarvoor is Steiners vroege filosofische werk wat minder relevant voor. Maar daar heb ik nog echt mijn handen aan vol. Er komt overigens snel weer iets nieuws (denk volgende week).
Maar wel interessant om hier ook kennis van te nemen.
Verder wil ik er zeker vanuit gaan (tenzij dat echt correctie behoeft) dat Steiner een verdienstelijk academicus was. Maar misschien was hij dat niet, zie die passage uit Zander.
Wat ik denk wat belangrijker is, is de vraag of antroposofie een wetenschap is. Toen Steiner definitief koos voor het esoterische pad heeft hij zich buiten de academische orde geplaatst. Wellicht vinden veel antroposofen dat onterecht, omdat ze de antroposofie ook als een wetenschap zien en dat daarmee de antroposofie wordt miskend. Want antroposofie pretendeert inderdaad een ‘wetenschap’ te zijn, alleen een beetje anders dan ‘materialistische wetenschap’. Ik denk dat in dit verband het interessant is om te kijken of dat terecht is. En verder wil ik vooralsnog best aannemen dat Steiner in het begin een verdienstelijk academicus was. Misschien was hij dat niet, maar dat is voor deze kwestie eigenlijk van secundair belang.
Zelf ben ik nog altijd erg onder de indruk van zijn enorme consistentie, dat vooral blijkt hoe hij de antroposofie, als een complex ‘wijsgerig systeem’ in elkaar heeft gezet. Dat blijft een prestatie, wat je er ook van mag vinden. Het zegt wel iets over de kwaliteiten van Steiner als visionair of als ‘denker met verbeeldingskracht’ (ook voor wetenschapsbeoefening is verbeeldingskracht of creativiteit, geheel vanzelfsprekend, geen slechte eigenschap).
Michel,
Ik heb Steiners autobiografie ook wel (maar naar een boek in mijn boekenkast linken lukt nog niet). Maar zoals ik al aangaf rept Steiner niet over het feit dat hij ongediplomeerd aan het werk ging (zie H. Zander). Ook jij schreef op je site dat Steiner de Technische Hogeschool van Wenen zonder graad verliet. Uit welke bron heb jij dat?
Floris,
Ik heb geen idee of Steiner zijn academisch werk, het literatuuronderzoek, goed deed. Waarschijnlijk wel, anders zou hij het toch niet zolang hebben kunnen doen? Ik zie Steiner ook meer als een groot visionair. Op wetenschappelijk vlak was Steiner echt onbetekenend. Anders had hij wel van zich laten horen. (Die van De Brug beweren trouwens dat hij het ooit wel geprobeerd heeft, academicus worden. Maar niet gelukt http://users.telenet.be/antroposofie/dornach/b08rost.htm ).
Een intuïtie krijgen en dan doordenken en nog eens doordenken (en blijven doordenken). Het was een Einstein gegeven, maar Rudolf Steiner volgens mij niet.
Uit De Brug http://users.telenet.be/antroposofie/diabasis/b12anec.htm
Hij vertelt in de voordracht van 16 september 1924:
[ … ] “Bij mij was er altijd een veel sterker meebeleven van de geestelijke wereld voorhanden. Zodat het mij zelfs als jonge mens niet moeilijk viel om een of andere wereldbeschouwing die mij onder ogen kwam, al heel vlug te overzien. Maar van de andere kant, als ik ergens een steen of een plant moest leren herkennen, dan moest ik die niet drie- of viermaal, maar wel vijftig of zestig keer bekijken: ik kon niet gemakkelijk mijn ziel verbinden met hetgeen in de fysieke wereld op een fysieke manier een naam krijgt.” [ … ]
Inzicht aan empirische gegevens koppelen: het is niet iedereen gegeven.
Beste Ramon,
Een goede bron is Christoph Lindenberg, ‘Rudolf Steiner. Eine Chronik’ uit 1988. Hij schrijft daar over de jaren 1882 en 1884:
Das Jahr 1882 ist zumindest für die folgenden anderthalb Jahrzehnte des Lebens von Rudolf Steiner von schicksalsbestimmender Bedeutung. Im Herbst dieses jahres lädt ihn Professor Joseph Kürschner auf Empfehlung von Karl Julius Schröer ein, innerhalb der von Kürschner herausgegebenen Deutschen Nationalliteratur Goethes naturwissenschaftliche Schriften herauszugeben. Damit beginnt eine Tätigkeit als Goetheforscher, die im engeren Sinne erst 1897 mit dem Buch ‘Goethes Weltanschauung’ ihren Abschluß findet. Der Name Rudolf Steiners ist dadurch für die wissenschaftliche Öffentlichkeit zunächst mit dem Namen Goethes verbunden. Bis zum Jahre 1890 gibt Rudolf Steiner drei Bände von Goethes naturwissenschaftlichen Schriften in der Deutschen Nationalliteratur heraus. Seit 1887 ist vorgesehen, daß Rudolf Steiner an der bis heute größten Goethe-Ausgabe, der Weimarer- oder Sophien-Ausgabe mitwirken soll. 1890 übernimmt er diese Aufgabe: Sechs Bände der morphologischen Schriften Goethes sind textkritisch zu edieren, Lesartenverzeichnisse etc. sind herzustellen. Diese Arbeit entspricht in keiner Weise den eigentlichen Interessen Rudolf Steiners und sie wird von ihm zeitweilig durchaus als Frondienst empfunden.
Deshalb hat Rudolf Steiner zumindest in seiner Weimarer Zeit mit durchaus zwiespältigen Gefühlen auf die im Jahre 1882 getroffene Entscheidung, Goetheforscher zu werden, zurückgeblickt.
Das Jahr 1884 bringt Rudolf Steiner einerseits mit dem Erscheinen des I. Bandes von Goethes naturwissenschaftlichen Schriften Erfolg und Anerkennung, andererseits aber bleiben praktische Konsequenzen dieses Erfolges aus. Wie sich aus dem Briefwechsel nach 1890 zeigt, strebt Rudolf Steiner eine akademische Laufbahn – eine Professur für Philosophie – an. Seine Vorbildung an der Oberrealschule und an der Technischen Hochschule lassen jedoch in Österreich eine Promotion, die die erste Voraussetzung für eine Professur ist, nicht zu. So muß Rudolf Steiner, der die Technische Hochschule im Oktober 1883 ohne Prüfungsabschluß verließ, zur Bestreitung seines Lebensunterhalts eine HauslehrersteIle annehmen. Damit wird ein biographisches Motiv erkennbar, das kennzeichnend für das Leben Rudolf Steiners ist: die Retardierung. Die Durchführung der Pläne und Absichten wird immer wieder behindert und verzögert, Rudolf Steiner sieht sich veranlaßt, auf Umwegen sein Ziel anzustreben.
Äußerlich geschen ist die Stellung als Hauslehrer für den 23jährigen Rudolf Steiner durchaus nicht ungünstig. Namentlich die Frau des Hauses, Pauline Specht, kommt ihm mit großem Verständnis entgegen. Rudolf Steiner ist wirtschaftlich einigermaßen abgesichert, und er findet die Zeit, während der Tätigkeit im Hause Specht seine ‘Erkenntnistheorie der Goetheschen Weltanschauung’ zu schreiben, zwei weitere Bände von Goethes naturwissenschaftlichen Schriften herauszugeben, weitere Arbeiten zu übernehmen und überdies seinen vielfachen Interessen nachzugehen.
Für das spätere Leben Rudolf Steiners ist die Zeit als Hauslehrer nicht nur deshalb wichtig, weil sie ihm Gelegenheit bietet, seinen Gesichtskreis in mannigfacher Hinsicht zu erweitern und seine eigenen Anschauungen weiter auszubilden, sondern auch weil mit der Erziehung namentlich des behinderten Otto Specht eine Aufgabe an ihn herantritt, die für Rudolf Steiner – wie er später schreibt – «eine reiche Quelle des Lernens» war. So kann er 1924 schreiben: «Ich muß dem Schicksal dankbar daftür sein, daß es mich in ein solches Lebensverhältnis gebracht hat.»
Met hartelijke groet,
Michel
Maar goed, het gaat er denk ik niet om in hoeverre Steiner gediplomeerd was volgens de normen van de academische wetenschap. Het gaat er natuurlijk om of antroposofie en wetenschap iets met elkaar te maken hebben, in hoeverre het predikaat geesteswetenschap terecht is, of antroposofie meer een levensbeschouwing is dan een wetenschap, etc.
Ook interessant, in hoeverre zijn antroposofie en wetenschap met elkaar in overeenstemming te brengen. Kun je Atlantis het Tertiair noemen, of Lemurië en Hyperborea in verband brengen met andere geologische tijdvakken. Er zijn tegenwoordig veel antroposofen die dit wel doen (is ook gebleken uit enkele bijdragen op racisme-debat). Dat zou op zich best interessant zijn om verder uit te diepen.
Kan het niet laten. Dat beeld van Rudolf Steiner die van de autocue leest, zoals beschreven in die link naar dat artikel in de Brug (http://users.telenet.be/antroposofie/diabasis/b12anec.htm) , is natuurlijk wel weer fantastisch! Op mijn vroegere vrije school waren twee dingen taboe: actualiteit (nieuws) en televisie (politiek en voetbal natuurlijk ook). Dus echt een prachtige vergelijking, zeker voor antroposofen. Maar goed, dit is wellicht een wat flauwe opmerking tussendoor.
Maar wellicht kunnen we een paar van die artikelen die Ton Majoor inbracht op racisme-debat inbrengen. Bevat genoeg stof voor de kwestie antroposofie en wetenschap.
Hier is een door Ton Majoor aangedragen verhaal over de recapitulatietheorie van Haeckel. Maar toch is deze theorie voor de hedendaagse wetenschap volstrekt achterhaald. Was heel misschien in het begin een aardig alternatief voor Darwin, maar dan ook niet meer dan dat. Maar wel van wezenlijk belang voor Steiner (zie ook mijn bespreking van Das Johannes Evagelium)
http://en.wikipedia.org/wiki/Ontogeny_recapitulates_phylogeny
En hier nog een uitgebreide tekst van wiki over Ernst Haeckel:
http://en.wikipedia.org/wiki/Ernst_Haeckel
En hier is nog een artikel over de relatie van Rudolf Steiner en Ernst Haeckel (van de site defending Steiner, heb ik eerder gebruikt voor een artikel):
http://www.defendingsteiner.com/articles/Rudolf%20Steiner%20and%20Ernst%20Haeckel.pdf
Natuurlijk maakt het niet uit welke graden Steiner heeft behaald en hoe, maar het is wel een van de kenmerken van pseudowetenschap om feiten die in het nadeel spreken ‘vergeten’ te vermelden. Geldt dus ook voor Steiners ‘Mein Lebensgang’.
Andere kenmerken zijn o.a. vaagheid, grabbelen naar evidentie, verklaren door scenario’s, etc… Ik vind dan ook dat de inleiding van het boekje van Imelman en Van Hoek dit heel treffend en geestig samenvat:
(…) We schrijven het jaar 1879…
…en wat zien antroposofen gebeuren? Ze schouwen in een groots perspectief het verband tussen handelingen van de aartsengel Michaël, de componist en dichter Richard Wagner, de geheimschriftschrijver Trithemius, de antroposoof Rudolf Steiner, de uitvinder Edison en de arbeiders die de St. Gotthard-tunnel maakten. De aartsengel Michaêl neemt dan de leiding van de tijd op zich. Richard Wagner schreef in dat jaar de laatste regels tekst van het Bühnenweihfestspiel Parsifal. Het verhaalt van de reine dwaas Parsifal die de lichtbrengende weer weet te onthullen. Trithemius, de omstreeks 1500 levende humanist, berekende het keerpunt in de geschiedenis van de geest; dit keerpunt dateerde Rudolf Steiner vervolgens in 1879. Edison construeerde de eerste gloeilamp. Het verlangen van de mensheid naar licht barst als het ware uit zijn voegen. Ook andere belemmeringen werden opgeheven. Zo doorboorde men omstreeks dat jaar ook, natuurlijke grenzen tussen volkeren dank zij toepassing van de dynamo doorbrekend, de Sint Gotthard. En Rudolf Steiner begon toen met zijn worsteling om door te stoten naar de wereld van de geest: hij liet zich inschrijven als student aan de technische hogeschool te Wenen om wis- en natuurkunde te studeren teneinde zich het materialistische denken eigen te maken en wel om dit denken onder de kritiek te kunnen stellen van wat hem al min of meer bekend was: dat de geest tot verschijning komt in de fysieke wereld.
Niet alleen Steiner, maar iedere ingewijde in het antroposofisch denken is in staat zulke verbanden te leggen (beter: te zien), en zolang deze waarheidsontsluieringen niet in strijd zijn met wat Steiner gezegd en geschreven heeft, blijken ze toegevoegd te kunnen worden aan het bouwwerk van de antroposofie;
Uitspraken, binnen het kader van de antroposofie gedaan, vertonen onder andere als kenmerken:
1. dat ze of van Steiner zijn of van kennelijk ingewijden die er wel voor zorgen geen tegenstrijdigheden met Steiners leer te formuleren:
2. dat ze alles met alles in verband brengen op een zo willekeurige manier dat een eventuele tegenspraak al enenzeer betekenisloos is;
3. dat het beeld, en dus de beeldspraak, als redenering functioneert;
4. dat de analogie in dit verband al evenveel bewijskracht bezit;
dat de willekeurige associatie, eveneens vaak met beeldspraak en analogieredenering gepaard gaand, zonder enige aarzeling als inzichtgevend argument wordt gebruikt. (…)
Uit de inleiding van Hoe vrij is de Vrije School, Imelman en Van Hoek, Intro 1983
Ludiek, maar wel to the point.
Heb die passage ook gelezen, heel goed! Maar dit is dus wel typisch zweverige achterafpraat en dus Dichtung. Ik denk dat niemand dit op het moment zelf dacht. Vind, naast dat gezweef over de gloeilamp en de Gotthard natuurlijk, deze wel erg mooi:
hij liet zich inschrijven als student aan de technische hogeschool te Wenen om wis- en natuurkunde te studeren teneinde zich het materialistische denken eigen te maken en wel om dit denken onder de kritiek te kunnen stellen van wat hem al min of meer bekend was: dat de geest tot verschijning komt in de fysieke wereld.
Dus Steiners participatie in de academsche wereld was geen participatie. Neen, het was infiltratie, teneinde het materialisme van binnen uit te hollen om vervolgens het masker te laten vallen en het ware gezicht te tonen en het Ahrimanische materialisme voorgoed te verslaan.
Dit viel ook mij meteen op:
‘hij liet zich inschrijven als student aan de technische hogeschool te Wenen om wis- en natuurkunde te studeren teneinde zich het materialistische denken eigen te maken en wel om dit denken onder de kritiek te kunnen stellen van wat hem al min of meer bekend was: dat de geest tot verschijning komt in de fysieke wereld.’
Steiner is die weg van het materialistische denken dus maar gedeeltelijk gegaan en heeft zich daarin niet kunnen onderscheiden door een afsluitend examen. Hij is geen ‘ingenieur’ geworden en eigenlijk niet in de huid van de draak gekropen.
Dat is wat ik eerder aangaf met dat gebrek aan ‘doordenken’. In het pseudowetenschappelijke milieu kom je trouwens heel veel mensen tegen met redelijk wat inzicht, maar die niet kunnen (of willen) doordenken.
Wat Imelman betreft: in zijn analyse van de antroposofische pedagogiek geeft hij talrijke voorbeelden van willekeurige associatie, maar toont hij ook de consistentie aan van Steiners ideeën. Imelman stelt dat die eigenlijk van een naïeve, kinderlijke eenvoud zijn en daardoor toepasbaar op alle gebieden waarover Steiner maar sprak. Het gaat dan vooral over de alombekende ontwikkelingsschema’s waarvan er ook in het racismedebat al enkele ten tonele zijn gevoerd. Ik weet niet of het klopt, maar mij komt het ook hoe langer hoe meer over alsof Steiner vertrok vanuit enkele sjablonen en daarrond dan ellenlange verhalen construeerde. Verhalen, ik heb er als voorbeeld een over pedagogie verwerkt in het boek dat ik geschreven heb, waarin Steiner soms zo van het onderwerp afwijkt dat ik dacht dat de man op dat moment niet goed bij zijn hoofd moet zijn geweest. Maar het zijn afleidingen die een gewillig publiek kunnen imponeren, dat wel. Ik heb het nu over voordrachten (de Stuttgartse lerarencursus), niet over teksten van Steiner. Dat is dus echt zoals Imelman en Van Hoek het in hun inleiding schetsen. Anything goes. En dat waren vakgerichte bijeenkomsten, kan je nagaan. (Het drieluik ‘Praktijk van het lesgeven’; ‘Algemene menskunde’; ‘Opvoedkunst, Methodisch-didactisch’)
Wanneer Helmut Zander het daarover heeft, gebruikt hij de woorden ‘inderhaast ineengetimmerd onderwijs’ waarvan de wetenschappelijke onderbouwing een groot probleem voor Steiner was.
Wat misschien wel belangrijk is voor een discussie als deze (voor wat betreft Steiners filosofische uitgangspunten) is dat hij een zeer uitgesproken anti- waarheidsrelativistisch standpunt innam. Dit is al langsgekomen op racisme-debat (vooral de discussie tussen Alex en Lieven), maar dat is zeker van belang voor als je Steiners ideeën wetenschappleijk of filosofisch moet wegen.
Steiner geloofde dat de uiteindelijke waarheid voor de mens kenbaar was. In filosofie der Vrijheid nog door empirisch onderzoek, later door het schouwen in de geestelijke wereld, maar waarheidsvinding was voor Steiner waarheidsvinding. De werkelijkheid is dus bij Steiner niet iets betrekkelijks, maar er is één waarheid en de mens is in staat om die uiteindelijk te doorgronden. Relativisme (er zijn meer waarheden of werkelijkheden en het hangt net van je uitgangspositie, refentiekader af, welke werkelijkheid je waarneemt), is dus niet besteed aan Rudolf Steiner.
Ook in het voorwoord van de Akasha-kroniek is hij daar zeer stellig over. Archeologen en geologen (en tot op zekere hoogte historici) kunnen wel eindeloos gaan prutsen met natuurlijke of culturele overblijfselen, of desnoods met fragmentarische schriftelijke bronnen om heel langzaam een beeld van het verleden te reconstrueren (dat voortdurend moet worden bijgesteld), voor Steiner is het schouwen in de geestelijke wereld een directe inkijk in de absolute werkelijkheid. Van een relatieve werkelijkheid is geen sprake.
Grappig is dat hij daarin zeker afwijkt van de meest versimpelde vorm van waarheidsrelativisme, die vaak in de New Age wordt beleden, onder de slogan ‘het jouw waarheid en die telt net zo goed mee als de waarheid van iemand anders’. Daarvan is bij Steiner geen sprake. Steiner is dus in die zin niet zweverig, maar zeer concreet. Wat Immelman en van den Hoek zeggen klopt overigens wel, maar ook de analogieën zijn wetmatig. Nog een keer Immelman (uit het bericht hierboven:
1. dat ze of van Steiner zijn of van kennelijk ingewijden die er wel voor zorgen geen tegenstrijdigheden met Steiners leer te formuleren:
2. dat ze alles met alles in verband brengen op een zo willekeurige manier dat een eventuele tegenspraak al enenzeer betekenisloos is;
3. dat het beeld, en dus de beeldspraak, als redenering functioneert;
4. dat de analogie in dit verband al evenveel bewijskracht bezit;
dat de willekeurige associatie, eveneens vaak met beeldspraak en analogieredenering gepaard gaand, zonder enige aarzeling als inzichtgevend argument wordt gebruikt. (…)
Tot zover Immelman. Dat er willekeurig geassocieerd wordt is zeker waar, maar het is geen vrije associatie. Steiner is wel zeer consequent in het toepassen van het hermetische principe: ‘Zo boven zo beneden’, toegeschreven aan Hermes Trismegistus en zo’n beetje de ‘grondwet’ van de westerse esoterie. Dus de analogieën zijn er wel, maar willekeurig is het niet en ze moeten ook letterlijk worden opgevat. Voor beeldspraak idem. Beeldspraak fungeert zeker als bewijs, maar dan als letterlijk bewijs.
Dat van die enkele sjablonen is natuurlijk het Hermetische analogieënverhaal. De ‘Hermetische grondwet’ luidt immers: ‘Zo boven, zo beneden’. Dat betekent dat in de microkosmos, als in de macrokosmos dezelfde krachten werken. Processen die in het klein gebeuren zien we ook in het groot en omgekeerd. Vandaar dat er een parallel is tussen de planeten en de verschillende mensenrassen, tussen de leeftijdsfasen en de mensenrassen. Elders ook de delen van een etmaal en de mensenrassen. Misschien had Steiner er ook nog wel de vier temperamenten op rassen kunnen projecteren (doet hij trouwens een beetje). Overal zie je, analoog, dezelfde krachten werken. dat is esoterische logica.
Net zo goed als het proces sterven en weer geboren worden een analogie is van dag en nacht, zomer en winter, etc.
Maar wat dus het toppunt van dit analogiëndenken is, is (Die Mission):
Diese Linie besteht auch für unsere Zeit. Der afrikanische Punkt entspricht denjenigen Kräften der Erde, welche dem Menschen die ersten Kindheitsmerkmale aufdrücken, der asiatische Punkt denjenigen, welche dem Menschen die Jugendmerkmale geben, und die reifsten Merkmale drückt dem Menschen der entsprechende Punkt im europäischen Gebiete auf. Das ist einfach eine Gesetzmäßigkeit. Da alle Menschen in verschiedenen Reinkarnationen durch die verschiedenen Rassen durchgehen, so besteht, obgleich man uns entgegenhalten kann, daß der Europäer gegen die schwarze und die gelbe Rasse einen Vorsprung hat, doch keine eigentliche Benachteiligung. Hier ist die Wahrheit zwar manchmal verschleiert, aber Sie sehen, man kommt mit Hilfe der Geheimwissenschaft doch auf merkwürdige Erkenntnisse. (p. 79-80)
‘Wenn wir dann diese Linie weiterziehen, so kommen wir weiter nach Westen nach den amerikanischen Gebieten hinüber, in jene Gebiete, wo diejenigen Kräfte wirksam sind, die jenseits des mittleren Lebensdrittels liegen. Und da kommen wir — ich bitte das nicht mißzuverstehen, was eben gesagt wird; es bezieht sich nur auf den Menschen, insofern er von den physisch-organisatorischen Kräften abhängig ist, von den Kräften, die nicht sein Wesen als Menschen ausmachen, sondern in denen er lebt -, da kommen wir zu den Kräften, die sehr viel zu tun haben mit dem Absterben des Menschen, mit demjenigen im Menschen, was dem letzten Lebensdrittel angehört. Diese gesetzmäßig verlaufende Linie gibt es durchaus; sie ist eine Wahrheit, eine reale Kurve, und drückt die Gesetzmäßigkeit im Wirken unserer Erde auf den Menschen aus. Diesen Gang nehmen die Kräfte, die auf den Menschen rassebestimmend wirken. Nicht etwa deshalb, weil es den Europäern gefallen hat, ist die indianische Bevölkerung ausgestorben, sondern weil die indianische Bevölkerung die Kräfte erwerben mußte, die sie zum Aussterben führten’ (80-81)
En:
‘Wenn wir den Punkt, den wir vor einigen Tagen in unseren Darlegungen in Afrika gefunden haben (zie bovenstaande afbeelding), uns jetzt näher dadurch charakterisieren, daß, weil die normalen Geister der Form zusammenwirken mit denjenigen abnormen Geistern der Form, die im Merkur zentriert sind, die Rasse der Neger ensteht, bezeichnen wir okkult ganz richtig das, was in der schwarzen Rasse herauskommt, als die Merkur- Rasse. Jetzt verfolgen wir diese Linie weiter, die wir dazumal durch die Mittelpunkte der einzelnen Rassenausstrahlungen gezogen haben. Da kommen wir nach Asien und finden die Venus-Rasse oder die malayische Rasse. Wir kommen dann durch das breite Gebiet Asiens hindurch und finden der mongolischen Rasse, die Mars Rasse. Wir gehen dann herüber auf europäischen Gebiet und finden die europäischen Menschen, in ihrem Ur-Charakter die Jupiter Menschen. Gehen wir über das Meer hinüber nach Amerika, wo der Punkt, der Ort ist, an dem die Rassen oder Kulturen sterben, so finden wir die Rasse des Finsteren Saturn, die ursprüngliche indianische Rasse, die amerikanische Rasse. Die Indianische Rasse ist also die Saturn Rasse. Auf diese Weise Sie, wenn Sie sich okkult die Sache immer genauer vorstellen, die Kräfte, die diesen Weltenpunkten, diesen fünf Planeten, ihre äußere materielle Offenbarung erfahren haben. (Die Mission, p. 113).
Leeftijdsfases, planeetkrachten en mensenrassen. Alle krachten herhalen zich zowel in de microkosmos als in de macrokosmos. Daarom heb ik eerder de gedachtegang uit Die Mission einzelner Volksseelen een ‘hermetische rassenleer’ genoemd.
De brontekst van het Hermetisme heb ik op een apparte pagina op mijn blog gezet (van de Tabula Smaragdina: de originele tekst, een paar Arabische versies, van Bacon, Newton en Helena Blavatsky). Hier de orininele tekst. In dit verband gaat het om stelling 2, over dat wat boven is en dat wat beneden is:
Tekstuitgave en vertaling
Tabula smaragdina Hermetis Trismegisti.
De smaragden tafel (1) van Hermes Trismegistus.
Verum, sine mendacio, certum et verissimum:
(Het volgende is) waar, zonder leugen, zeker en zeer waar:
Quod est inferius est sicut quod est superius
“Wat lager is, is zoals wat hoger is
et quod est superius est sicut quod est inferius
en wat hoger is, is zoals wat lager is”;
ad perpetranda miracula rei unius.
(Denk hieraan) bij het verrichten van de wonderen van de ene zaak (2).
Et sicut res omnes fuerunt ab uno, meditatione unius,
En zoals alle dingen zijn ontstaan uit het ene, door bezinning (3) op het ene,
sic omnes res natae ab hac una re adaptatione.
zo (zijn) alle dingen geboren uit deze ene stof door middel van aanpassing (4).
Pater eius est Sol, mater eius est Luna.
De vader ervan is Zon (5), de moeder ervan is Maan (5).
Portavit illud ventus in ventre suo.
De wind (6) heeft het gedragen in zijn buik.
Nutrix eius terra est, pater omnis telesmi totius mundi est hic.
De voedster ervan is de aarde (7), deze is de vader (…) van de gehele wereld (8).
Virtus eius integra est.
De kracht ervan is volkomen.
Si versa fuerit in terram, separabis terram ab igne, subtile ab spisso suaviter.
Als deze kracht op aarde gegoten is, moet je voorzichtig (9) aarde van vuur scheiden, het fijne van het grove.
Magno cum ingenio ascendit a terra in coelum
(Als je te werk gaat) met groot verstand, stijgt (deze kracht) van de aarde op naar de hemel,
iterumque descendit in terram et recipit vim superiorum et inferiorum.
daalt weer af naar de aarde en ontvangt energie van de hogere en de lagere (regionen).
Sic habebis gloriam totius mundi.
Zo zul je de glorie van de hele wereld verwerven.
Ideo fugiet a te omnis obscuritas.
Daardoor (10) zal alle duisternis van je wegvluchten.
Haec est totius fortitudinis fortitudo fortis,
Dit is de kracht in zijn meest geconcentreerde vorm (11),
quia vincet omnem rem subtilem omnemque solidam penetrabit.
omdat (deze kracht) elke ijle en vaste stof (12) zal doordringen.
Sic mundus creatus est.
Zo is de wereld geschapen.
Hinc erunt adaptationes mirabiles, quarum modus est hic.
Op de wijze die hier beschreven is (13), zullen hieruit wonderlijke aanpassingen voortkomen.
Itaque vocatus sum Hermes Trismegistus, habens tres partes philosophiae totius mundi.
Daarom word ik Hermes Trismegistus genoemd, omdat ik de drie delen van de filosofie van de gehele wereld bezit.
Completum est quod dixi de operatione solis.
Dit is wat ik te zeggen had over de werking van Zon (14).
Eigenlijk is de complete westeserse esoterie door deze oude tekst beïnvloed. Dit is de basis van het principe van de analogieën, van de alchemie, theosofie en antroposofie t/m de New Age.
Het is een wat onbegrijpelijke tekst, maar er wordt gesteld dat alleen de grootste ingewijden de tekst werkelijk helemaal kunnen begrijpen. Dat idee werd aangehangen door de alchemisten en is sinds die tijd nooit meer weg geweest uit de westerse esoterie (de vrijmetselarij kent hier ook elementen uit).
Helena Blavatsky heeft deze tekst ook vertaald en opgenomen in Isis Unveilded. Maar vooral het principe van de analogieén is in deze belangrijk, hierboven weergegeven als:
Quod est inferius est sicut quod est superius
et quod est superius est sicut quod est inferius
ad perpetranda miracula rei unius.
“Wat lager is, is zoals wat hoger is
en wat hoger is, is zoals wat lager is”;
(Denk hieraan) bij het verrichten van de wonderen van de ene zaak.
Hoewel een beetje cryptisch (was juist de bedoeling), wil deze tekst zeggen dat er zowel in de ‘bovenwereld’ (macrokosmos) dezelfde krachten spelen als in de benedenwereld (microkosmos) om de wonderwerken van het ene te voltrekken.
Het is ook weleens geïnterpreteerd (en zeker door Steiner) dat het hogere naar beneden streeft en het lagere naar boven streeft (zie alle involutie en evolutiemodellen, die dus eigenlijk puur Hermetisch zijn).
Dus antroposofie is met recht een esoterische levensbeschouwing, eigenlijk een typisch negentiende eeuwse neo-beweging, waarin dit soort middeleeuwse mystieke (en toen nog zeker filosofische, daar er nog geen strikte scheiding was tussen religie en wetenschap) concepten opnieuw zijn verwerkt.
En dit principe geldt niet alleen in ruimte maar ook in tijd. Zo wordt het patroon van slapen en ontwaken in het groot weerspiegeld door sterven en weer geboren worden, opnieuw sterven etc. Zo heb je dan reïncarnatie.
Als je het op een moderne manier wil voorstellen, zou je je heel goed kunnen inbeelden dat er in een atoom, proton, electron of quark zich weer een heel nieuw heelal bevindt, met sterrenstelsels, sterren, planeten, enz. Zo wordt het vaak uitgelegd in de New Age.
Dit is dus de kern van het analoge denken, dat weer haaks staat op het wetenschappelijke causale denken. Maar het denken in analogieën kent dus zijn eigen logica, zij het een wat associatieve. Die logica wordt ook in de antroposofie toegepast, vandaar al dat wilde geassocieer.
En al dat gepraat over mysteriescholen, inwijding, etc. dat is ook de mythe rond het hermetisme en de alchemie, voortgezet in de vrijmetselarij (loges). Daarom zijn antroposofen ook zo dol op verhalen over inwijdingscentra en mysteriescholen (het barstte ervan in Atlantis en Lemurë als we Steiner mogen geloven). Kortom, een heerlijk antroposofisch visioen.
Maar goed, dit is dus de ‘grondwet’ van de alchemie en eigenlijk alle westerse esoterie. Zelfs in de Da Vinci code komt het (indirect) ter sprake. Je ziet het ook vertaald in het zg polariteitsbeginsel, dus het mannelijke tegenover het vrouwelijke, leven tegenover dood, licht tegenover donker, kortom het yin yang denken, of het dualisme (zie ook het oude Perzische dualisme, dat door de antroposofie is geïncorporeerd).
Maar het concept dat wat boven is streeft baar beneden en dat wat beneden is streeft naarboven is ook het basisprincipe van de antroposofische evolutietheorie.
Nogmaals, bekijk zeker weer het model van Poppelbaum (is al vaak langsgekomen, maar het maakt en heleboel inzichtelijk, http://antroposofie.files.wordpress.com/2008/10/model_poppelbaum.jpg ). Het mineralenrijk, het plantenrijk en het dierenrijk zijn dus microkosmische/materiële manifestaties, terwijl er in de antroposofie ook allerlei hogere wezens zijn zoals cherubijnen, serafijnen, aartsengelen, geesten van de persoonlijkheid, geesten van de wil, geesten van de beweging, aarstengelen, engelen. Dat zijn zijn allemaal manifestaties van de hogere, geestelijke wereld (macrokosmos). Biede elementen komen bij elkaar in de na-Atlantische mens, om precies te zijn, in de persoon van Christus. Christus symboliseert de verbinding van het materiële met het geestelijke (en de antroposofie natuurlijk ook).
Het verwijt van de antroposofie aan de wetenschap is dat zij zich weliswaar (wellicht terecht) heeft losgemaakt van dogmatische en verouderde kerkelijke ideeën, maar zich vervolgens heeft laten inpakken door het materialisme (Ahriman!) en de geestelijke wereld afsluit, terwijl die er wel bijhoort. De antroposofie moet dan de oplossing zijn.
Dit is een hele globale schets in mijn eigen woorden, maar zo zit het mijns inziens ongeveer in elkaar.
Geheel ten overvloede, maar toch ter voorkoming van misverstanden, het oude Hermetisme heeft dus niets met mensenrassen te maken. Het verhaal van de rassen is, toentertijd heel modieus, negentiende eeuwse inbrang van Helena Blavatsky en daarna Rudolf Steiner. Andere en veelal iets oudere esoterische stromingen gaan ook niet over mensenrassen, dat is echt alleen de theosofie en antroposofie.
Om nog eens terug te komen op Filosofie van de vrijheid. Uit het het nawoord van de vertaler, Pim Blommaard, wanneer die het over Filosofie van de vrijheid heeft.
(…) Als iemand zijn handeling laat impulseren door een in vrijheid voortgebrachte gedachte (een intuïtie), wordt de vrije wil die de gedachte produceert tot een vrije wil die de gedachte realiseert. De gedachte is daarbij het motief en de drijfveer komt uit de denkwil. Zo kan een individu vrij handelen: doen wat hij zelf wil. (…)
http://www.christofoor.nl/srsv/v527filo.pdf
Dat komt ongeveer neer op ‘anything goes’ (ik zie, ik zie, wat jij niet ziet…) en volgens mij een van de hoofdoorzaken dat antroposofie uiteindelijk bij de pseudowetenschappen is gecatalogeerd. Er is geen enkele verificatie van de juistheid van die intuïties mogelijk, zodat het een geloof wordt. Alhoewel Steiner opriep tot zelfonderzoek vermoed ik dat hij toch wel intelligent genoeg moet zijn geweest om te beseffen dat de meesten hem gewoon op zijn woord geloofden.
Op de site van het Goetheanum staat te lezen dat het intellectualisme een gevaar is.
(…) So wie die ‹historisch-kritische› Forderung mit ihrem Intellektualismus gegenüber der spirituellen Dimension des Christentums gescheitert ist, so scheitert auch Zander mit diesem Ansatz gegenüber der Anthroposophie. Sein Versuch Steiner zu demontieren, indem er ihn als ein Produkt des theosophischen Kontextes beschreibr, – ja schlimmer noch: ihn des Plagiates beszichtigt, – ist ein Angriff auf die Anthroposophie, den es zu parieren gilt. Sein Werk ist in der Tat ein «Trojanisches Pferd» wie Andreas Neider treffend im ‹Goetheanum› Nr. 39/2007 schreibt. Allerdings ein trojanisches Pferd, dass im Gegensatz zu jenem mythologischen der Griechen, nicht eine Schwäche des Intellekts ausnützt um zum Ziel zu kommen, sondern eine des Herzens, stellt doch auch für uns Anthroposophen der Intellektualismus eine Gefahr dar.
Bernhard Steiner, Eberdingen (DE) (…)
http://www.dasgoetheanum.ch/2324.html
Er is ook weer een mooi voorbeeld te vinden van hoe naar wetenschappers wordt gekeken. Die zouden de speciale krachten en het ‘levendige’ denken waarover Steiner beschikte nog niet onder de knie hebben. Vandaar hun onbegrip.
(…) Nun ist es ja mit dem Werk Rudolf Steiners so, dass man es mit der normalen Verstandestätigkeit so wenig erfassen kann, wie man z. B. mit dem normalen wissenschaftlichen Denken bisher noch nicht begreifen kann, warum eine Pflanze wächst und wie sich ihre Gestalt entwickelt. Rudolf Steiners Art zu formulieren erfordert eine besonders aktive, lebendige Gedankentätigkeit. Man könnte vergleichsweise sagen, man braucht eine gewisse Kraft, um in einem ebenen Gelände spazieren zu gehen, aber um einen Berg zu besteigen, braucht es eine erheblich größere Kraft und Aktivität, dafür erhält man besondere neue Ausblicke und Erlebnisse. Damit soll auch ausgedrückt werden, dass man für ein Verständnis der Anthroposophie zunächst einmal ja gar keine besondere neue Erkenntnismöglichkeit braucht, sondern man muss nur das gewöhnliche Denken nehmen und es ein wenig stärker aktivieren und anstrengen. Aber da scheint dieser Wissenschaftler schon an die Grenzen seiner Möglichkeiten zu stoßen. (…)
http://www.dasgoetheanum.ch/2326.html
Het is trouwens grappig om te zien dat Steiner eigenlijk zelf over gewone wetenschap sprak alsof die pseudowetenschap is. Hij gebruikt in ‘Aus der Akasha Chronik’ de term ‘vermeende wetenschap’ (Het hoofdstuk Vorurteilen aus vermeintlicher Wissenschaft). Dat is de omgekeerde wereld.
Nog toegevoegd: een link naar een interview met Helmut Zander waarin die het over Steiners onderzoeksstijl heeft. http://www.dradio.de/dkultur/sendungen/kulturinterview/655387/
Maar die oertekst van het Hermetisme is wel een belangrijk stuk cultureel erfgoed, vergelijkbaar met bijv. de Bijbel, de Koran of andere werken die van groot belang zijn geweest voor de levensbeschouwing/cultuur, of wat dan ook.
Het hermetische denken heeft ook de antroposofie diepgaand beïnvloed (maar daarom is de antroposofie dus geen wetenschap maar een levensbeschouwing). Steiner heeft het niet vaak over Hermes Trismegistus, maar in het Mattheus Evangelie (de lezingencyclus dus) noemt Steiner hem een incarnatie van Zarathustra (uitgave Vrij Geestesleven, p. 42). En die is niet geheel onbelangrijk. En verder is deze hermetische grondtekst ook de basis van de alchemie. Ook dat had Steiners sterke belangstelling. En Helena Blavatsky heeft in ieder geval een versie van deze tekst in haar werk opgenomen.
In een eerder artikel schreef ik er het volgende over:
‘Vooral het denken in analogieën (nacht=zwarte ras, ochtend =Aziaten, dag=blanke ras, avond=indianen) was voor mij een schok van herkenning, al had ik het zelf nooit meegekregen dat dit soort modellen ook op mensenrassen werden geprojecteerd. Maar het antroposofisch wereldbeeld (overigens net zo goed andere esoterische denksystemen, maar bijvoorbeeld ook de astrologie) hangen aan elkaar van analogieën, in plaats van causaliteiten. Wat ik hiermee bedoel is dat in de antroposofie het hermetische principe wordt toegepast, het ‘zo boven zo beneden’ beginsel , oorspronkelijk afkomstig van de Smaragden Tafel van Hermes Trismegistus, waarop zo’n beetje de hele westerse esoterische traditie is gebouwd (zie hier een Nederlandse en verschillende Engelse versies van de tekst, waaronder de vroegste middeleeuwse Arabische varianten tot de versies van Newton, Bacon en Helena Blavatsky). Deze korte tekst is grotendeels tamelijk cryptisch maar zou slechts door ‘ingewijden’ volledig te begrijpen zijn. Het gaat mij hier vooral om stelling 2, die van ‘wat lager is en wat hoger is’ (zie voor meer uitleg deze informatieve website of deze link naar de Ritman Bibliotheek), vergelijk ook met de hier later te bepreken notie van ‘evolutie en involutie’. Het belang van Hermes Trismegistus voor Rudolf Steiner blijkt uit een passage uit zijn cyclus ‘Het Mattheus Evangelie’ (p. 42). Daarin noemt hij Hermes Trismegistus een incarnatie van Zarathustra, een niet geheel onbelangrijk figuur voor de antroposofie ( de grondlegger van het Perzisch dualisme en de ‘uitvinder’ van Ahriman). Steiner heeft aan dit Hermetische concept (’zo boven, zo beneden’) overigens nog een keer een aparte voordracht gewijd, getiteld ‘Makrokosmos und Mikrokosmos : Die grosse und die kleine Welt – Seelenfragen, Lebensfragen, Geistesfragen’ (GA 119). Ook de titel ’Die Chymische Hochzeit des Christian Rosenkreutz’ uit 1917, spreekt al voor zich; het Hermetische gedachtegoed heeft Steiner, evenals Blavatsky, diepgaand beïnvloed en is wellicht essentieel om de antroposofie echt te begrijpen. De Tabula Smaragdina geldt immers als de belangrijkste oertekst, zoniet de ‘grondwet’ van de alchemisten en de Rozenkruisers. Wie hier meer van zou willen weten zou ik Gilles Quispel, ‘Hermetische Gnosis’, (Haarlem, Rozekruis Pers, 2003) willen aanraden. Ook het verband met Rudolf Steiner wordt hier duidelijk uitgelegd (p. 592-594). En Quispel is niet de minste autoriteit op dit gebied.
Wat houdt dit ‘zo boven zo beneden beginsel’ in? Krachten en verhoudingen die in de macrokosmos werkzaam zijn, bijvoorbeeld de sterren of de loop van de planeten, zijn ook aanwezig in de microkosmos, bijvoorbeeld de levensloop van de mens, en in het geval van de antroposofie, de mensenrassen. Steiners ‘de Volkszielen’ is gebouwd op analoge causaliteiten of Hermetische ‘zo boven, zo beneden’ redenaties’.
Maar het hermetisme komt ook terug in veel banalere en mijns inziens primitieve esoterie terug, zoals in het werk van astrologe en Holocaustgoedpraatster Mellie Uyldert (is meer New Age). Zie vijv. de volgende passage van haar website:
Slechts weinigen begrepen, dat zij op al deze gebieden slechts toepaste wat haar het naast aan het hart ligt: het nieuwe denken, dat past in de nieuwe tijd die is aangebroken. Ze voelt het als haar taak, om op elk gebied het licht van dat nieuwe denken, het denken in analogieën, te laten schijnen. Ze houdt haar toverlamp bij elke verschijningsvorm van de dagelijkse werkelijkheid, om de straling te doen doordringen tot in het wezen daarvan: “Kijk, dat is waar het om gaat! Daar komt het patroon uit de kosmos en drukt zich uit in het vormmateriaal dat op dat speciale gebied voorhanden is.” Zo toont ze aan, op haar cursussen, in haar boeken en in haar maandblad, dat alle opvattingen tegelijk waar zijn, want het zijn verschillende vormen voor één en hetzelfde wezen’.
Dit is volgens mij hermetisme gereduceerd tot Eftelingniveau (voor alle duidelijkheid, zo schat ik Steiner dus niet in, Steiner is toch echt van een iets ander niveau). Maar het zo boven, zo beneden beginsel is eigenlijk de basis van de westerse esoterie (je ziet het trouwens ook terug in esoterische systemen uit andere delen van de wereld, zoals het oude India). Als je er even over nadenkt dan is de astrologie pas echt te duiden vanuit dit beginsel.
Het is echt niet zo (ook volgens astrologen niet), dat er een vreemd soort straling van Mars naar de aarde gaat. Astrologie is alleen te begrijpen vanuit analogieën. Als je vanuit aards perspectief ziet dat de zon in het sterrenbeeld van de tweelingen staat, is dat de macro-kosmische constellatie die dan voor de micro-kosmische verhoudingen op aarde relevant zou zijn (vanzelfsprekend alleen vanuit aards perspectief, want astronomisch gezien staat Mars niet in dat sterrenbeeld, sterker nog dat sterrenbeeld bestaat niet als je die verzameling sterren vanuit een andere hoek van het heelal waarneemt). Dus is die constellatie voor de aarde relevant (als je erin gelooft althans, maar ik leg het nu gewoon uit).
Het wereldbeeld van Steiner en de hele antroposofie hangen aan elkaar van dit soort beelden. Dat maakt dat de antroposofie in de traditie staat van de westerse esoterie. En daar is niks mis mee (al wordt er door velen nogal lacherig over gedaan), maar dat is het. Noem het dan ook geen wetenschap, want wetenschap is echt iets anders (wetenschap zoekt naar causale verbanden, in plaats van analogieën, althans sinds Descartes ea).
Maar goed, antroposofie is mijns inziens esoterie. Is wat mij betreft overigens niks mis mee (los van of ik er zelf in geloof). In die zin heb ik ook geen probleem met de grote wereldgodsdiensten, zoals de islam of het christendom. Het racisme beschouw ik wel als problematisch, net als homohaat of vrouwenonderdrukking in bovenstaand genoemde godsdiensten. Maar ook daar valt theologisch wel uit te komen, dus waarom dan niet bij de antroposofie? Maar misschien is het nog te dichtbij (Steiner leefde immers niet zo lang geleden als Jezus en Mohammed), dus dat het daarom zo moeilijk is.
Dat verhaal van dat trojaans paard is wel heel leuk. Maar dan kun je twee dingen doen:
1 laten zien dat antroposofie wel degelijk een wetenschap is, door met overtuigende argumenten en bwijzen van Steiners gelijk te komen.
2 Het wetenschapsverhaal loslaten en de antroposofie als een metafysische/religieuze levensbeschouwing te zien. Is niks mis mee, maar geef dan wel de wetenschappleijke pretenties prijs.
Als je een sterke zaak hebt, hoef je niet bang te zijn voor Trojaanse paarden.
Overigens is die inleiding bij de Christofoor uitgave van Filosofie der Vrijheid van Pim Blomaard zeker interessant. Het versterkt mijn indruk weer wel dat je dit als een exoterisch (academisch) filosofisch werk moet zien.
Terecht is ook de opmerking dat dezelfde discussie in de filosofie nog steeds een rol speelt, alleen is de terminologie veranderd (was me ook al opgevallen bij het verhaal van het naIef realisme versus kritisch idealisme). Maar goed, dit is ‘exoterische’ filosofie. Dat is de antroposofie niet. Blomard maakt die scheiding ook enigszins met zijn opmerking dat het later pas ging over reïncarnatie, etc. Dat Steiner dit werk wel zag als een onderdeel van zijn eigen ontwikkeling doet hieraan niets af.
Uit het interview met Helmut Zander, waar Ramon bovenstaand een link naar plaatste. Ik denk dat dit essentieel is voor dit topic:
Grote: Bei Anthroposophen gilt es als Gesetz, und Steiner hat’s ja auch immer selber behauptet, dass sein Wissen und seine Lehren aus einem geheimen Buch stammen, das in geheimer Schrift abgefasst worden sein soll, der sogenannten Akasha-Chronik. Die hat auch offenbar niemand gesehen außer ihm. Klingt das jetzt bloß für mich blödsinnig?
Zander: Das klingt für uns natürlich ziemlich weltfremd. Man versteht es, glaube ich, besser, wenn man einen Blick auf die Situation um 1900 wirft, in der Steiner groß wird. Da haben wir eine für die europäische Kultur dramatische Situation. Wir haben die Kritik historischer Quellen, und es droht, alles uns unter den Fingern zu zerrinnen. Beispielsweise wir merken, dass die Bibel babylonische Wurzeln hat, dass sie jüdische Teile hat, dass es gnostische Elemente im Christentum gibt. Und diese Schriften werden historisch kritisch untersucht, und damit hat man den Eindruck, wir haben eigentlich nichts mehr, worauf wir uns verlassen können. Und es gibt eine große Bewegung im 19. Jahrhundert, die sagt, wir brauchen neue Fundamente. Und einer davon ist Rudolf Steiner, der sagt, wir lesen nicht mehr in irgendwelchen Schriften, die gerade rumliegen und die gerade von der Wissenschaft zerpflückt werden, sondern ich bekomme meine Informationen unmittelbar aus der geistigen Welt. Das ist sozusagen eine Absicherung gegen die historische Kritik. Es gibt religionsgeschichtlich übrigens schöne Parallelbeispiele. Der Gründer der Mormonen, Joseph Smith, der behauptete, ein Buch von einem Engel bekommen zu haben, Steinplatten. Aus der hat er sein Buch “Mormon” gelesen, und der Engel hat dieses Buch dann wieder mit in den Himmel genommen. Strukturell ist das die gleiche Antwort auf die historische Kritik. Wir haben eine Quelle, in der sozusagen uns die Wissenschaft nichts streitig machen kann. Und das ist die starke Seite der Akasha-Chronik. Heute sehen wir das, glaube ich, anders.
Wat hier interessant aan is, is dat Zander eigenlijk over Steiner hetzelfde zegt als wat Helena Blavatsky als ondertitel heeft gegevnen aan de Geheime Leer. De is: ‘De synrthese van Wetenschap, Godsdienst en Wijsbegeerte’. Beide streefden dus hetzelfde na, alleen natuurlijk wel op basis van de stand van de wetenschap van toen. Maar de wetenschap heeft natuurlijk niet stilgestaan en helaas voor beiden, is met de toename van de wetenschappleijke kennis, er geen bevestiging gekomen van hun inzichten, maar zijn die vooral meer en meer ontkracht. Er zijn wel verschillende pogingen om antroposofie met wetenschap te verzoenen, zoals die verhalen over het tertiair dat dan Atlantis zou moeten zijn, maar erg overtuigend is dat niet (mammoetjagers in vliegende voertuigen van plantensap, de indianen komen niet van Atlantis maar van de andere kant, uit Azië, etc.). Dus naarmate de tijd voorbij is gegaan is het daar toch steeds meer gaan wringen.
En wat natuurlijk ook een rol speelt is dat wetenschap in de loop der tijd altijd gecorrigeerd wordt door nieuwe bevindingen, bewijzen, theorieën, etc. Dus de wetenschap verandert steeds. Dat is vooralsnog bij de ‘geesteswetenschap’ van Rudolf Steiner niet gebeurd. De geesteswetenschappelijke inzichten van Steiner gelden voor zijn volgelingen van nu als een statische openbaringsleer, ook als de normale wetenschap inmiddels veel van die inzichten voorbij is gestreefd. Vandaar misschien al die tirades tegen de materialistische wetenschap die van Ahriman is en daarom zo slecht is.
Maar wetenschap kent wel een zelfcorrigerend mechanisme en dat kent de geesteswetensvchap van Steiner niet. Dat is slechts het gedachtegoed van Rudolf Steiner zelf.
Jullie zitten teveel in je hoofd, gasten.
Kom naar beneden,
doe je schoenen uit,
loop door het natte groene gras
en
ruik de lentebloesems !
Er is een reactie van Floris Schreve aangekomen die een paar dagen onderweg is geweest, doordat ze automatisch is weggemodereerd en ik daar geen melding van had gekregen. Ondertussen staat die reacties waar ze moet staan. even naar boven scrollen en dan vind je ze op datum en uur: 17/04/2009 om 13:39
Iemand die claimt, dat de informatie die hij heeft afkomstig is uit een ‘geheim boek’ dat alleen voor jou toegankelijk is, zo iemand moet met de grootst mogelijke argwaan bejegend worden.
– Want waarom is het boek geheim?
– Waarom is hij ‘uitverkoren’ om het boek ‘in te zien’?
– Waarom is hij zo speciaal?
Zoiets schreeuwt gewoon bewijs, en bij de Akasha Kronieken is dat er niet. Uit niets blijkt dat dit meer is dan een hersenspinsel zijn van Rudolf Steiner.
Met wetenschap heeft antroposofie dan ook niets te maken. Met fantasie deste meer.
Groeten,
Jan Cornelissen
@ Serieus nu:
Je zou eens moeten weten hoe vaak ik mijn schoenen uittrek en op blote voetjes en intens gelukkig ik door het natte voorjaarsgras huppel. Daar geniet ik dan met volle teugen van, waarna ik geheel opgefrist mijn boeken induik om met een helder hoofd zo precies mogelijk die duistere teksten fileer. Een heerlijke activiteit! maw er is niets mis met het uitpluizen en kritisch tegen het licht houden van de teksten van Rudolf Steiner. Ook niet als je een bewonderaar bent. Deden meer antroposofen dat maar, want de overgrote meerderheid heeft nog nooit een tekst van Steiner zelf gelezen (althans, zoals ik het antroposofisch angehauchte publiek van vroeger ken).
@ Ha Jan, je ziet dat we nog steeds bezig zijn. Maar het blijft voorlopig nog wel interessant. Het is overigens voor mij nog altijd dat iedereen vooral moet geloven wat die wil, maar zie het dan als geloof. Zeker het boek de Akasha-kroniek (de gebundelde artikelen uit Luzifer-Gnosis) zijn aantoonbaar in strijd met de wetenschap. En Steiner verzekert zijn lezerspubliek in het voorwoord dat we alles letterlijk en concreet moeten opvatten. Dus de bewering dat de Atlantiërs zich verplaatsten in vliegende voertuigen, aangedreven door plantensap is dus geen parabel of een allegorie, maar een beschrijving van de feitelijke situatie van een periode die Steiner dateert in de tijd van de mammoetjagers.
Ik heb, alweer een tijdje terug, het boek de Akasha-kroniek kritisch tegen het licht gehouden, waarin ik grote gedeeltes van de Duitse tekst gedetailleerd bespreek. Al die fantastische details staan daarin vermeld. Je kan het hier raadplegen http://www.antroposofia.be/steinerscholen/Onderzoek/wortelrassen.onderrassen.rassen.pdf
groet,
Floris