Woordvoerders van de antroposofische school beweren bij hoog en bij laag dat antroposofie geen deel uitmaakt van de leerstof in hun scholen. De praktijk toont echter het tegendeel.
Het curriculum van de antroposofische school is o.a. opgebouwd aan de hand van Steiners uitbreiding van de recapitulatietheorie van de Duitse bioloog Ernst Haeckel (1834-1919). Waar Haeckel stelde dat de evolutie van een groep organismen zich versneld herhaalt in de ontwikkeling van een individueel organisme van dezelfde groep, stelde Steiner dat dit ook zo is op geestelijk gebied. Kort gezegd: de individuele mens doorloopt doorheen zijn ontwikkeling versneld de wereldgeschiedenis. Met zijn culturele fylogenie ‘verklaarde’ Steiner het ontstaan van het heelal alsook dat van de mensheid. In zijn Geheimwissenschaft im Umriss postuleert hij dat op de Oude Saturnus engelen de kiem voor het fysieke lichaam leggen, op de Oude Zon het etherlichaam wordt aangelegd, op de Oude Maan het astraallichaam en op de Aarde nog het Ik-lichaam wordt toegevoegd [R. Steiner, Geheimwissenschaft im Umriss, GA13, p. 137 e.v].
Uit documentatie die de Federatie van Rudolf Steinerscholen voor haar leraren beschikbaar stelt, blijkt dat pseudowetenschappelijke ideeën zoals hierboven weergegeven wel degelijk aan de leerlingen worden aangeboden. Zelfs als natuurwetenschappen. Onderstaande tekst bevat enkele extracten uit zo’n document van de Federatie van Steinerscholen.
Biologie in de 8ste klas (bron: website Federatie van Rudolf Steinerscholen in Vlaanderen)
Om zich niet te verliezen in alleen de biologische kant van de zaak, is het m.i. goed om de zaak eerst psychologisch in te leiden. Daarmee wil ik zeggen dat je eerst de zielen- en geesteskwaliteiten van het mannelijke en vrouwelijke moet bestuderen. Daarna kun je overgaan naar meer lichamelijke aspecten, zodat deze in hun juiste perspectief kunnen worden gezien, namelijk als uitdrukking van ziel en geest en niet omgekeerd!(…)
In de vrouwelijke eicel en mannelijke zaadcellen vinden we dezelfde kosmische principes terug (…)
We sloten de week af met het volgende in de schriften te schrijven: “Toch blijft de bevruchting een groot geheim. Men weet wel wat er allemaal nodig is en toch is er nog een onbekende factor. Want als alle materiële voorwaarden vervuld zijn, komt het niet steeds tot een bevruchting. Er is dus nog iets anders dat aanwezig moet zijn. Dit andere is niets anders dan de geest. Wanneer een geest zich met het lichaam wil verbinden, zal hij een gunstig moment aangrijpen om een gunstig moment bevruchting te laten plaatsvinden. Als dit gebeurt, ontstaat er geleidelijk een lichaam waarin deze geest wil gaan wonen. Dit deel van de geest dat zich met het lichaam laat doordringen, noemen we de ziel. Zo krijgen we het volgende:
GEEST LIEFDE
ZIEL VERLIEFDHEID
LICHAAM SEKSUALITEIT”
Tweede week: het skelet
De tweede week stond het menselijk skelet op het programma, dat ook vanuit de twee oerkrachten, het mannelijke en het vrouwelijke is opgebouwd. De eerste dag gaf ik een korte inleiding: uit hoeveel botten (zo’n 208) ons skelet is opgebouwd en hoe wonderlijk het toch is dat in het weke embryo zich geleidelijk aan verhardingen voordoen waardoor dit achitectonisch wonderwerk, dat ons skelet toch is, langzaam zichtbaar wordt.
Welke zijn nu de krachten die dit tot stand brengen? Dit zijn de krachten van Saturnus, die deze verharding tot stand brengen opdat de mens op aarde kan incarneren. Maar zoals Saturnus aan het begin staat van de incarnatie, dus sterk verwant is met de doodskrachten – want incarneren is niets anders dan zich op het gebied van de dood begeven – draagt de planeet Saturnus ook de opstandingskrachten in zich. Dit is de andere pool: doorheen de dood het leven vinden. Deze pool wordt zichtbaar in het binnenste van het bot, in het het beendermerg, waar rode rode bloedcellen worden geproduceerd die in zich het leven bevatten. Zo zien we dat in het skelet zowel de doods- als de opstandingskrachten van Saturnus, de planeet van het oerbegin en het wereldeinde, zichtbaar worden. Deze manier kan men aan de kinderen brengen als ze in vorige periodes, zoals de sterrenkunde en volkerenkunde, reeds grondig vertrouwd zijn geraakt met de planetenkrachten die zich o.a. uiten in de 7 graansoorten, de 7 metalen, enz.
De rest van de les werd nu gevuld met de opgave dat de kinderen zo goed als mogelijk vanuit hun voorstelling het skelet moesten tekenen zoals ze dachten dat het er uitzag. (…)
De tweede dag gingen we dieper in op de schedel. Dit is toch waarlijk een wonder! (…) Ik vertelde dan dat er in de 19de eeuw door wetenschappers een schedelkunde werd bedreven, die trachtte uit de bouw van de schedel bepaalde karaktereigenschappen af te leiden. Zo ontdekte men dat vele misdadigers een bepaalde aanleg in de schedel hadden. (…)
Daarna hebben we de schedel zorgvuldig bekeken en zijn we kort ingegaan op hoe de zintuigschedel zich bij de mens meer terughoudt dan bij de dieren. Een korte, heftige discussie volgde toen de leraar op de opmerking dat de mens van de aap afstamt, beweerde dat hij dit toch anders zag. Even wees hij op enkele retardatieverschijnselen. Hielp niet. De tegenstand van enkele kinderen bleef heftig. Heerlijk! Dit afwijzen werd met enthousiasme begroet en de leraar zei: “Blijf zo denken tot in de negende klas, want daar zul je dieper ingaan op de evolutiegedachte.” Als leerkracht moet je steeds andere meningen waarderen, want pas door confrontatie kan er iets groeien. (…)
De derde week
De derde week gingen we wat dieper in op de verschillende soorten gewrichten waarna we overgingen tot de spieren. Maar ook hier eerst samenhangen. Wat is vooral de functie van de spieren? Beweging tot stand brengen. Waar vinden we die voor het eerst echt in beeld gebracht? Wie beeldhouwde voor het eerst echt de spiermens? De mens in beweging? Dat weren de Grieken. Griekse beelden werden nu bekeken. Maar welke kracht werkte door de Grieken? Wie was hun oppergod? Dat was Zeus, of Jupiter. Hoe heel anders was de Egyptische beeldhouwkunst! Deze was geheel saturnaal: onbeweeglijk, representant van een oeroud verleden. Bij de Grieken werd de Jupitermens ontdekt. Lichamelijk, door de spiermens – op zielengebied, door het denken. (Het denken is de Jupiterfunctie in de ziel – het her-inneren is meer de Saturnusfunctie.) Het skelet was de Saturnusmens. Denk nu de spieren er omheen, dan heb je ook de Jupitermens.
Nadat dit gezegd was, gingen we concreter in op de spieren. Dat we er zo’n 600 hebben en dat er twee soorten zijn: bewuste en onbewust (maag, darm, enz.). (…)
Uit Demetrius, jaargang 1, nr.3, 7 september 1997, Natuurwetenschappen bovenbouw 4 G.c.10
Goed artikel, bedankt om inzage te geven! Het is bedroevend dat er een paswoord nodig is wanneer je de link naar het document volgt. Onrustwekkend ook dat leerkrachten hun lessen baseren op documenten die blijkbaar geheim moeten blijven …
Dat er een paswoord nodig is, kan ik wel begrijpen. Als het publiek – en ook Onderwijsinspectie – zou zien wat een pseudowetenschappelijke onzin de Federatie van Steinerscholen haar leraren en personeelsleden aanbiedt als achtergrondliteratuur, zou dadelijk duidelijk worden dat de afwijkende leerplannen en eindtermen van de steinerscholen niet meer dan een afleidngsmanoeuvre zijn om erkenning van het Ministerie van Onderwijs en de daar bijhorende subsidies te behouden.
Als de overheid zou herkennen dat in plaats van degelijk onderwijs aanbieden antroposofie verspreiden het doel is van de steinerscholen, zouden de steinerscholen niet langer in aanmerking komen voor overheidssteun. Ze zouden dan als privéscholen moeten verdergaan.
Maar dat steinerscholen antroposofische scholen zijn, is eigenlijk vrij eenvoudig vast te stellen. De steinerscholen en hun medewerkers dompelen zich onder in antroposofie, het curriculum is ontworpen op basis van antroposofie, de leraren gaan naar antroposofische lerarenopleidingen waar ze antroposofie leren. De antroposofie bepaalt de voeding, de kleding en een groot deel van de levensstijl van de leden.
Verder wordt Rudolf Steiner vereerd als een heilige, zijn zijn ideeën binnen het antroposofisch milieu niet voor kritiek vatbaar en offeren aanhangers een groot deel van hun leven voor de man en zijn ideeën op.
Die mensen komen dan droogweg stellen dat diezelfde antroposofie die een groot, zo niet hun volledige leven bepaalt niet in de scholen wordt geleerd?
Iets waar ze van bij het opstaan tot het slapengaan mee bezig zijn, verdwijnt bij toverslag wanneer ze het klaslokaal binnengaan?
Getuigenissen en documentatie (zoals o.a. het hierboven gepubliceerde) geven een ander beeld.
Your comment is awaiting moderation- 6 dagen alweer.Te laf om mijn reactie te publiceren?
De ontkenning die je beschrijft, stemt inderdaad overeen met mijn ervaringen.
En dat is precies wat het zo moeilijk maakt om met antroposofen werkelijk in dialoog, laat staan in overleg, te gaan. Het is hun manier om zich te beschermen tegen kritiek nog voor die geuit wordt.
Ik heb er totaal geen probleem mee dat iemand zijn leven aan de schrijfsels van Steiner wil wijden. Ik heb zelfs alle begrip voor mensen die zich afschermen van kritiek.
Er ontstaat wel een groot probleem wanneer men dit afschermen, deze onwil om over de grond van de zaak in overleg te treden met de ander, gaat inbedden op scholen.
Uitgerekend dàt, moet je, denk ik, absoluut niet willen.
Dit was mijn reactie niet. Die was gericht aan ‘Bonanza’.
Daarin ging het o.a. om je volkomen verkeerde interpretatie van Haeckels wet in samenhang met de vrijeschoolpedagogie.
Je zegt dit:
‘Het curriculum van de antroposofische school is o.a. opgebouwd aan de hand van Steiners uitbreiding van de recapitulatietheorie van de Duitse bioloog Ernst Haeckel (1834-1919). Waar Haeckel stelde dat de evolutie van een groep organismen zich versneld herhaalt in de ontwikkeling van een individueel organisme van dezelfde groep, stelde Steiner dat dit ook zo is op geestelijk gebied. Kort gezegd: de individuele mens doorloopt doorheen zijn ontwikkeling versneld de wereldgeschiedenis. Met zijn culturele fylogenie ‘verklaarde’ Steiner het ontstaan van het heelal alsook dat van de mensheid.’
Maar dit is je waarschijnlijk nog nooit onder ogen gekomen:
Steiner:
‘Men heeft geprobeerd deze wet ook op de geestelijke- en gevoelsontwikkeling van de mens toe te passen, op de individuele mens in verhouding tot de hele mensheid. Daardoor is men in een verkeerd vaarwater terechtgekomen.’
(GA 301/66)
Of dit:
Steiner:
‘De ontwikkeling van een kind is een herhaling van de ontwikkeling van het mensengeslacht’ kan men als fantasiebouwwerk opzetten, maar het is niet in overeenstemming met de werkelijkheid. Wanneer je het menselijk embryo volgt van de eerste, tweede, derde week – zo goed als men dit nu kan – tot aan de volgroeiing – dan zie je daar de opeenvolgende, steeds volmaakter wordende vormen, visgestalte enz. Wanneer je daarentegen het kind waarneemt in de eerste ontwikkelingsjaren, dan zie je niets van een herhaling of in een verdere ontwikkeling van volgende fasen van de mensheidsontwikkeling.’ (GA 301/66)
waarmee dus de basis van je artikel de mist in gaat.
‘Es gibt keine bessere wissenschaftliche Grundlegung des Okkultismus als Haeckels Lehre. Haeckels Lehre ist gross.’ Rudolf Steiner, GA262, RSNV 2002, p.20
@Pieter HA Witvliet
Ik wilde er eerst niet op in gaan, omdat ik al vaker heb gemerkt dat je niet zo goed op de hoogte bent van de inhoud van Steiners werk en je volgens mij gewoon – zonder nadenken of kijken of het klopt wat ik weergeef – reageert, louter om het tegengas geven op zich. Ik denk dat je niet kunt blijven wegkijken, al is het uiteraard moeilijk om te erkennen dat je je enkele decennia voor idealen hebt ingezet die er – achteraf gezien – in werkelijkheid anders uitzien. Er zijn veel mensen binnen de antroposofische beweging die niet precies weten wat Rudolf Steiners antroposofie inhoudt of op de hoogte zijn van welke heer ze eigenlijk dienen.
Maar goed, wat je opmerking betreft over de interpretatie van Haeckels grondwet. Je vertaling is bijvoorbeeld niet volledig, want je ‘vergeet’ een deel van die laatste zin van Steiner weer te geven. Namelijk dat stuk waarin het over oertoestanden gaat. Niet onbelangrijk, omdat de interpretatie door wetenschappers van de overeenkomst tussen die oertoestanden en de ontwikkeling van de mens iets is dat Steiner aanhaalt als fantasie. Niet omdat de overeenkomst er niet zou zijn, maar omdat Steiner een andere tijdrekening hanteert.
Rudolf Steiner heeft – als groot aanhanger van Haeckels biogenetische grondwet – de ontwikkelingsfasen van het kind wel degelijk op Haeckels recapitulatietheorie gebaseerd en het curriculum van de antroposofische school daarop afgestemd. Maar waar wetenschappers zeggen dat de eerste mens in de oertijd of prehistorie verscheen, zegt Steiner dat de eerste mens heel lang daarvoor (in de ‘lemurische’, voor-Atlantische tijd) verscheen. Deze periode wordt volgens Steiner gerecapituleerd van de geboorte tot aan de tandenwisseling. Van de tandenwisseling tot de geslachtsrijpheid wordt dan weer de ontwikkelingsperiode gerecapituleerd waarin de grote geestelijke mensheidsleiders optraden. Je zult ze misschien wel kennen vanuit het leerplan: Boeddha, Plato, Pythagoras, Hermes, Mozes, Zarathustra, enzovoort.
Misschien had je je beter wat ingelezen en je huiswerk gemaakt voor je met een citaatje van Steiner komt dat je zelf niet in een ruimere context kunt plaatsen. Als je de rest had gelezen van de voordracht waaruit je het citaat haalt, had je kunnen zien dat Steiner het verband tussen Haeckels grondwet en de ontwikkelingsfasen van de mens niet afwijst. Steiner wijst er (niet alleen in die voordracht, maar ook in andere) op dat vanuit materialistisch/natuurwetenschappelijk oogpunt dit verband niet kan worden gezien. Volgens Steiner dus omdat de gangbare wetenschap van verkeerde historische gegevens zou vertrekken en dit niet zou stroken met de werkelijkheid.
Fervente aanhangers van Steiner (o.a. Willem Veltman, Werner Govaerts, Henk van Oort) die vaak als spreekbuis voor antroposofische instanties fungeren, bevestigen overigens dat het curriculum van de antroposofische school is gebaseerd op Haeckels biogenetische grondwet. Ik haal er hier een paar aan.
• ‘De biogenetische grondwet die Haeckel geformuleerd had (de ontwikkeling van het exemplaar is een verkorte herhaling van de geschiedenis van de hele stam) beschouwde Steiner niet alleen als de belangrijkste ontdekking op natuurwetenschappelijk gebied in de tweede helft van de 19de eeuw, maar hij zag daarin de spiegeling van de hoogste spirituele waarheid omtrent de wordingsgeschiedenis van mens en wereld.
Dat Haeckel zelf deze spirituele waarheid alleen in materialistische zin kon duiden, deed eigenlijk niet ter zake: ‘Haeckelsleer is grandioos, maar hij is de slechtste commentator van die leer’.’
Willem Veltman, Rudolf Steiner – een biografie, Vrij Geestesleven 1980, W.Veltman 2011, p.72 e.v.
• ‘Biogenetische grondwet – geformuleerd door de Duitse filosoof Ernst Haeckel (1834-1919).
De ontwikkeling van de mens van kiemcel tot volwassenheid is een verkorte herhaling van de reeks vormen en toestanden die zijn voorgangers hebben doorlopen vanaf het eerste begin van de schepping tot op dit moment. Anders gezegd: ‘De ontogenese is de herhaling van de fylogenese’. Rudolf Steiner onderschrijft dit principe en hanteert deze gedachte bij het ontwerp van het leerplan van de vrijeschool. In de achtereenvolgende leerjaren doorloopt de leerling de bewustzijnsfasen die de mensheid als geheel ook heeft doorgemaakt.’
Henk van Oort, Lexicon antroposofie, Christofoor 2010
• ‘Als we het begin van dit hoofdstuk betrekken bij deze redenering, zouden we kunnen zeggen dat de mens vanaf de conceptie tot de volwassenheid in zeer korte tijd de hele geschetste ontwikkeling van Oude Saturnus tot heden herhaalt. Deze gedachte is ook opgekomen bij de Duitse filosoof Ernst Haeckel (1834-1919). Rudolf Steiner onderschrijft dit principe en hanteert deze gedachte bij het ontwerp van het leerplan van de vrijeschoolan hem stamt de zogenaamde biogentische grondwet die zegt:
De ontogenese is de herhaling van de fylogenese
Oftewel: De ontwikkeling van het individu van kiemcel tot volwassenheid is een verkorte herhaling van de reeks vormen die zijn voorgangers hebben doorlopen vanaf het allereerste begin. Rudolf Steiner geeft hieraan dus een uitbreiding door de voorafgaande planetaire fasen erbij te betrekken.
Pedagogische gevolgen
De pedagogie die Rudolf Steiner heeft ontwikkeld is in grote lijnen gebaseerd op deze biogenetische grondwet. De keuze van de leerstof in de diverse leerjaren van de vrijescholen is gebaseerd op psychologische ontwikkelingsfase van de leerling op een bepaalde leeftijd.
De sprookjessfeer bijvoorbeeld omgeeft de kleuter en de leerling van klas één. De sfeer van het Oude Testament is de achtergrond van klas drie. En in de vijfde en zesde klas komen de Grieken en de Romeinen aan bod. De ontdekkingsreizen vormen een inspiratiebron in de achtste klas, enzovoort. De opgroeiende mens herhaalt zo de belangrijkste ontwikkelingsfasen van de mensheid en laaft zich daaraan.’
Henk van Oort, Antroposofie, een kennismaking, Christofoor 2006, p.63
• Voor een groot deel wordt in de zevende en achtste klas de onderbouwfilosofie nog doorgezet: er wordt gewerkt met voorstellingsbeelden en via verhalen en geschiedenisonderwijs wordt de recapitulatie van de historische culturen voortgezet.
W. Govaerts, Visie op het secundair onderwijs – Onderzoeksrapport, Rudolf Steiner Academie 2002
Ik had het weer kunnen denken. Net zoals in vorige discussies is van Pieter Witvliet weer geen spoor te bekennen wanneer blijkt dat het niet volstaat om slechts met enkele citaten van Steiner te komen, maar je die citaten ook nog dient te kaderen.
Het is dus steeds hetzelfde liedje. Allerlei gaan ontkennen om dan de benen te nemen.
Dat was zo toen Koen, een bezoeker van deze site, hier vragen kwam stellen over de antroposofische ontwikkelingspychologie. Witvliet, toen nog ‘samenwerkend’ met Joost Alfrik (nickname van hemzelf en een ‘collega’) drukte zijn snor.
Dat was zo toen een andere bezoeker, Erika, hier vragen kwam stellen over de praktijk van het lesgeven. Witvliet loog toen dat hij al te lang op pensioen was om uit de actuele situatie te kunnen verhalen.
Dat was zo toen ik Witvliet confronteerde met het feit dat Rudolf Steiner zelf de steinerschool een antroposofische school noemde. Iets dat Witvliet (en met hem vele andere liegende antroposofen) met de hardnekkigheid van een ware gereformeerde geloofsfundamentalist wil blijven ontkennen.
Dat was zo toen ik Witvliet officiële documentatie van de Federatie van Steinerscholen onder de neus schoof die onderbouwde wat ik in mijn boek heb neergeschreven.
Dat was zo toen ik hem uitleg vroeg over een miserabel slecht geschreven tekst van een van zijn leerlingen (nota bene een van zijn eigen kinderen) en hoe het kon dat iemand die het Nederlands zo slecht beheerst de school verlaat met een diploma.
Conclusie: meneer Witvliet neemt de adviezen van Rudolf Steiner om mensen voor de gek te houden zo ter harte dat hij ze zelfs op zichzelf toepast en zichzelf wat wijsmaakt. Het toont m.i. de impact die ideologische doctrines op de menselijke geest hebben.
Maar in geval de antroposofische leraar Witvliet alsnog zou willen reageren, ligt volgende vraag voor.
@Pieter HA Witvliet
Ging Rudolf Steiner er nu wel of niet vanuit dat kinderen de wereldgeschiedenis recapituleren?
Uiteraard weet jij dat dit zo is, maar ik zou eens willen zien of je gewoon gaat blijven liegen of je misschien toch mans genoeg bent om gewoon ‘ja’ te antwoorden. 🙂
Ik wil hier nog wel op al je ‘beschuldigingen’ ingaan – maar het lijkt me weinig zinvol. Laten we bij het onderwerp van dit artikel blijven.
Ik reageerde op 11 april op je voorlaatste opmerking, maar je weigerde mijn reactie te plaatsen en nu ga je beweren dat ik ‘de benen nam’?
Je laatste vraag: ik heb tot nog toe geen uitspraken van Steiner gevonden – in zijn pedagogische voordrachten althans – die een bewijs zouden kunnen zijn voor het feit dat kinderen de wereldgeschiedenis recapituleren. En dus ook geen aanwijzingen dat daarop het leerplan zou zijn gebaseerd.
Ik heb je zojuist – 19 april 2015 op je ‘Focus Antr.’gevraagd waar Steiner dit dan zegt.
Op mijn blog ‘vrijeschoolachtergronden’ vind je een serie van 6 artikelen over dit onderwerp met gedetailleerde antwoorden op je vragen.
Wat Witvliet me ook probeerde te vertellen, het maakt alles behalve indruk. Het is overduidelijk dat steinerscholen antroposofische scholen zijn. Daarvoor hoef je Steiner niet eens juist te interpreteren. Het volstaat om een poos met open ogen zo’n school te ervaren. Al snel merk je dat er enkel een schijnruimte bestaat voor andere meningen. Je merkt dat een klacht of opmerking vaak wordt behandeld alsof het een vijandige aanval van een duivels iemand is. Alles op zo’n school is in feite doordrongen van de antroposofie. De antroposofie is het vertrekpunt voor de meest onwaarschijnlijke en onwrikbare visies op pedagogie, straf, geneeskunde, geloof, architectuur, kunst, ecologie, wetenschap, geschiedenis, … , en ga zo maar door. Ik heb er maar één woord voor: akelig!
@ bonanza
Ik dacht dat ik alle reacties van Witvliet had doorgelaten, maar doordat je me er nu op attent maakt dat hij je iets wilde vertellen, heb ik even gekeken bij de spam en heb ik nog een ‘reactie’ van hem gevonden.
(…) phawitvliet
Submitted on 2015/02/15 at 3:20 pm | In reply to bonanza.
Ik kom tot de conclusie dat het artikel – dwz. de eigen woorden van de schrijver – van geen kanten kloppen.
Het document is wel van 1997 en er is sprake van 1 leerkracht en ‘geheim’? (…)
Dat was het dan 🙂 Ik kan al wel raden dat je er niet veel aan hebt.
@witvliet
Zelfs in 1997 was dit onrustwekkend. Onderwijs ging volgens mij toen ook al over het delen van kennis. En delen rijmt niet zo best op geheim. Tenzij je enkel geniepig wil delen met de antroposofisch ingewijden natuurlijk. Maar dat soort occulte kennisdeling kan wat mij betreft totaal niet door de beugel in een door de gemeenschap gesubsidieerde onderwijscontext.
@ramon
😀 Ik heb er inderdaad niet veel aan. Of misschien toch? Ik zie steeds hetzelfde patroon opduiken, het bevestigt enkel dat het onwaarschijnlijk moeilijk is om met antroposofen over antroposofie te praten zonder zelf antroposoof te zijn. Zelf ga ik niet in discussie over wat Steiner en consoorten schreven. Steiner interpreteren of begrijpen heb ik al snel opgegeven, mijn bullshitdetector staat nogal scherp afgesteld. Alle respect voor de manier waarop jij die antroposofische schrijfsels steeds weer weet te kaderen en counteren!
@ Witvliet
Ik vind geen reactie van je op datum van 11/04/2015. Kan je die eventueel opnieuw plaatsen of doormailen?
Wat me opvalt is dat jij nogal rigide aan Steiners letterlijke uitspraken vasthoudt om conclusies te trekken over theoretische onderbouwing en de gang van zaken in de antroposofische school. Er bestaat ook nog zoiets als een ruimere context.
Je zult dus ook moeten kijken naar hoe Steiners uitspraken passen in zijn gehele oeuvre, welke verschillen er zijn (zeker bij antroposofen) in wat voor het publiek bestemd is en wat niet, hoe dit vertaald werd (en wordt) naar de praktijk, enzovoort…
Zoals ik al aangaf met o.a. het voorbeeld van Willem Veltman, en daarbij ook Steiners eigen woorden weer te geven, zag Steiner de biogenetische wet van Haeckel als de beste wetenschappelijke onderbouwing van het occultisme (‘geheimwetenschap’). Veltman haalt al aan dat Steiner in die wet ‘de spiegeling van de hoogste spirituele waarheid omtrent de wordingsgeschiedenis van mens en wereld’ zag.
Steiner was trouwens van mening dat je om ‘de juiste opvoedkunst’ toe te passen niet alleen naar de ontwikkeling van het kind, maar ook naar de mens op latere leeftijd moest kijken (de rudimenten). GA 218 – Erziehungskunst durch Menschenerkenntnis. Het is dus niet zo verwonderlijk dat hij m.b.t. Haeckels recapitulatietheorie ook latere leeftijdsfasen dan die van het kind bespreekt.
Helmut Zander (Anthroposophie in Deutschland, 2007) wijst er wat dit betreft op dat Steiner niet al te consequent omging met Haeckels theorie als onderbouwing voor de antroposofische ontwikkelingspsychologie. Iets dat ook Werner Govaerts (Rudolf Steiner Academie 2002) overigens terecht opmerkte. Dit is tekenend voor het werk van Rudolf Steiner, die zo veel voordrachten gaf dat hij waarschijnlijk zelf niet meer doorhad dat hij zichzelf regelmatig tegensprak. Antroposofen beschouwen dit als een ‘mysterie’ dat ze moeten doorgronden. Dit terzijde.
Om nog een andere bron aan te halen waarin wordt aangegeven dat het leerplan is gebaseerd op de spirituele variant van de fylogenese als recapitulatie van de ontogenese, put ik even uit documentatie van Erziehungskunst, het blad van de Duitse Bund der Freien Waldorfschulen:
• Waarop beroept zich de vertelstof voor klas 1-8? (…) Wat is de rode draad? Als de vertelstof niet louter een aangename toegift van de kant van de leraren mag zijn, maar een therapeutische opgave, zoals bijvoorbeeld elke dag het ritmische begin, dan moeten er toch ergens handvatten voor dit gebied van onze pedagogische arbeid zijn.
Nu heeft Rudolf Steiner het advies gegeven om zijn volledige voordrachtswerk te hulp te nemen wanneer men een specifieke voordracht niet begrijpt. Kijkt men – deze raad volgend – naar de menskunde enerzijds en naar de talrijke, afzonderlijke toelichtingen over de ontwikkeling van de mensheid, begint er een licht op te gaan: men ontdekt dat de vertelstof voor de verschillende leeftijdsfasen een spiegelbeeld van de zielen- en bewustzijnsontwikkeling van de mensheid is. Het kind herhaalt in zijn individuele ontwikkeling vroegere ‘mensheids-verworvenheden’. (…)
Johanna Behrens, Bilder zur Nacheiferung – Zum Erzählstoff des Klassenlehrers, Erziehungskunst, Heft 6, Bund der Freien Waldorfschulen 1985, p.373 e.v.
Conclusie: Je moet volgens Steiner de geestelijke fylogenese zien als het spiegelbeeld van de materiële fylogenese waarover Haeckel het heeft. Enkel als je de geestelijke fylogenese wil verklaren met de redenering die de natuurwetenschapper volgt, is dat volgens Steiner fantasterij.
Het verbaast mij dat je dit niet weet, Pieter. Je maakt je steeds sterk dat je 40 jaar ervaring hebt en dat ik me niet goed zou documenteren.
‘Het kind herhaalt in zijn individuele ontwikkeling vroegere ‘mensheids-verworvenheden’. (…)
Dat is precies wat ik in mijn laatste artikel ook opmerkte: ‘verworvenheden’.
Maar dat is nog niet hetzelfde als ‘dat er ‘fasen’ herhaald worden.’
Ik mis nog de verwijzing naar de plaats waar de opmerking ‘de lemurische periode herhaalt de mens tot zijn 7e jaar’ vandaan komt.
Dit was mijn reactie van 11-4-2015:
De conclusie na je lange betoog* kan toch niet anders zijn, dan dat ook jij niet komt met de concrete plaatsen waar Steiner zou beweren dat het leerplan is afgestemd op Haeckel.
In mijn reactie zie je uit GA 301/66 duidelijk Steiners afwijzing.
Ook van Oort en Govaerts blijven het antwoord op de vraag ‘waar vind je dit bij Steiner’ schuldig. Jouw ‘wel degelijk’ ontbeert eveneens de degelijke onderbouwing: de woorden van Steiner zelf en niet allerlei interpretaties en speculaties.
Wat Steiner er zelf nog meer over zegt, kun je hier , onder nr.12 vinden. In de verdere artikelenreeks citeer ik Steiner over hoe hij ontwikkeling in dit verband ziet. In een laatste deel zal ik ingaan op o.a. wat van Oort zegt in je laatste voorbeelden**
Ingestuurd 11-4-2015
*dat begint met ‘es gibt kein ( ) ‘
** inmiddels ook op mijn blog te vinden (12-6)
@bonanza
Bedankt voor het compliment. Ik denk dat ik de werken van Steiner kan interpreteren, omdat ik een paar jaar in de antroposofische sekte heb vertoefd. En blijkbaar lukt dat kaderen redelijk goed, want ik mag tegenwoordig ook voor universiteitsstudenten Steiner en zijn pseudowetenschappelijke ideeën van duiding voorzien. Blijkbaar is men het in academische kringen ook beu aan het worden dat antroposofische ‘pedagogen’ met niet meer dan een promopraatje studenten komen werven.
@ramon
thumbs up!
@witvliet
jeetje, wat kijk ik uit naar een ander argument dan ‘het verkeerd interpreteren van steiner’. steiner is dood, het is aan ons, hier en nu. ik ben daarin nogal droog en nuchter, als de man zo makkelijk verkeerd te interpreteren is, waarom zou je er dan werkelijk alles aan willen ophangen? kunnen enkel antroposofen steiners woorden juist interpreteren? wat is jullie agenda? waar vecht jij voor, los van juiste of foute interpretaties? dient de steinerschool om een vaag en gedwee religieus gevoel mee te geven? wat is de meerwaarde van het antroposofisch biodynamische ten opzichte van gewone bio? wat is het verschil tussen de christengemeenschap en de kerk die je in elk vlaams dorp aantreft? waar ga je voor, wat breng jij in, wat bied jij aan?
@ Witvliet
Je bent wel vlug daar met je ontkenning. Je bevestigt wat ik daarstraks al schreef: je houdt rigide vast aan letterlijke citaten zonder context. Hoe kan je anders zo snel reageren op die bron (Behrens) die ik aanhaal? Je gaat al dadelijk – zo had ik het ook wel voorzien – over dat ene zinnetje filibusteren, terwijl je beter het brondocument zou lezen.
En dan probeer je er ook nog een semantische discussie van te maken door het woord ‘verworvenheden’ eruit te pikken en te stellen dat dit geen ‘fasen’ zijn. Zwak bod, niet?
Ik heb hier overigens nergens Steiner geciteerd m.b.t. Lemurië, dus lijkt me logisch dat ik ook geen bron heb weergegeven.
Trouwens, is dat zo belangrijk voor je? Je houdt nu al tegen beter weten in vol dat Steiner zijn pedagogie niet op recapitulatie heeft gebaseerd. Alsof een citaatje van Steiner daar verandering in gaat brengen. 🙂
Heel het antroposofisch mens- en wereldbeeld is op recapitulatie gebaseerd. De antroposofische menskunde die uit dat mens- en wereldbeeld voortvloeit, ligt dan weer ten grondslag aan de antroposofische ontwikkelingspsychologie. Je kunt het o.a. nalezen in Steiners ‘Geheimwissenschaft im Umriss’ (je wilde toch een bron?).
Maar zolang je Steiners werk en dat van andere antroposofen leest zoals een gereformeerde zijn bijbel leest, namelijk op de letter, vrees ik dat het moeilijk zal zijn om te zien wat andere antroposofen wel zien.
Bij jou telt het pas als Steiner het heeft gezegd, niet? En zelfs wanneer Steiner iets zelf zegt, kan ik jou volgende ontkennende beweging alweer heel gemakkelijk voorzien.
Dat krijg je met antroposofen. Op de duur zijn ze – om weg te kunnen blijven kijken – zelfs over een verkeerd geplaatste komma aan het discussiëren.
@Pieter Witvliet
Het is weer hetzelfde verhaal als die andere keren dat je hier op bezoek komt. Je stuurt me een dik half uur geleden een mail met daarin een onterechte klacht m.b.t. je reacties.
(…) pieter ha Witvliet
aan: Steinerscholen
datum: 20 april 2015 12:50
Nu de reacties van Bonanza en jou later geplaatst worden dan ik de mijne heb gestuurd – die zouden daar dus vóór moeten staan – neem ik aan dat ze weer bij spam staan.
Of zijn ze – wat de waarheid betreft – toch te confronterend – evenals de links die ik er bij stuur? Dan maar simpelweg negeren! (…)
Voor alle duidelijkheid: er is geen enkele reactie tegengehouden en ook de linken in de reacties zijn weergegeven.
Maar in het verleden was dit telkens de voorbode van dat je de benen ging nemen en je dat achteraf als excuus gebruikte om je snor te drukken.
Wanneer jij suggereert dat Steiner iets heeft gezegd door een dubbele punt en aanhalingstekens, mag ik dan niet vragen waar je dat vandaan hebt.
Wanneer ik ook naar andere woorden van hem vraag omdat iemand – jij o.a. beweert dat hij dat heeft gezegd – lijkt me dat niet een rigide vasthouden, maar een logische consequentie. Anders wordt het ‘een zomaar beweren’ en dat doe je net iets te vaak – vandaar de vragen.
Je zegt hierboven ergens: ‘een citaatje’. Dan heb je je niet erg verdiept in mijn reeks artikelen die voor het grootste gedeelte bestaan uit wat Steiner erover zegt: de context dus!
Een bron als ‘Geheimwissenschaft’ noemen is heel goedkoop: je toont er niets concreets mee aan: het lijkt heel wat: het kind van 0-7 herhaalt Lemurië, – waar blijft de bladzijde – de context die je zegt zo belangrijk te vinden – maar het slaat als een tang op een varken. Als je dit consequent doordenkt moet de mens van 56 een fase herhalen die nog moet komen.
En wat die komma betreft: die is heel belangrijk: die maakt verschil tussen waarheid en leugen:
Ramon, niet Pieter spreekt de waarheid; of: Ramon niet, Pieter spreekt de waarheid……..
En: het artikel van Behrens ken ik en daarom kon ik snel reageren.
Verworvenheden zijn geen fasen: dat is niet ‘een zwak bod’, maar is het gevolg van een duidelijke begripsbepaling. Je weet wel: een mes is een mes, maar met een kartelmes kun je niet plamuren…..
Dit is echt triest, Pieter. Je bent dus echt een kommaneuker als ik je goed heb begrepen. Ik zal het nogmaals herhalen: ik heb hier geen citaat van Steiner gebruikt waarin hij het over Lemurië heeft.
Welk verschil zou dat overigens voor je uitmaken? Wat maakt het uit dat Steiner letterlijk zou hebben gezegd dat er een herhaling van vroegere ontwikkelingsperioden van de mensheid bij het kind plaatsvindt? Er zijn genoeg toonaangevende antroposofische leraren die dat bevestigen vanuit de praktijk en zich ook op Steiner beroepen.
En hoe zwart/wit kan je denken met je vergelijking Ramon/waarheid en Pieter/leugen? Meen je dat nu? Dat net jij het over waarheid en leugen wil gaan hebben? De man die zichzelf uitgaf voor een collega van zichzelf? Toe nu, wees eens ernstig en probeer er voor een keer vanuit te gaan dat wanneer verschillende personen hun weergave, analyse en interpretatie van teksten presenteren dit niet per definitie hoeft te betekenen dat er enerzijds leugenaars en anderzijds waarheidsprofeten aan het werk zijn.
Als je het artikel van Behrens kent, wat is dan de crux van het artikel? Is dat niet dat een kind de ontwikkelingsfasen van de mensheid herhaalt en de vertelstof van de onderbouw daarop gebaseerd is?
En dan nog een vraag.
Als de vertelstof voor de verschillende leeftijdsfasen een spiegelbeeld is van de zielen- en bewustzijnsontwikkeling van de mensheid en Haeckels biogenetische wet de spiegeling van de hoogste spirituele waarheid omtrent de wordingsgeschiedenis van mens en wereld is, verhouden Haeckels biogenetische wet en de vertelstof in de antroposofische school zich dan niet beide tot de mensheidsontwikkeling als spiegelbeeld en spirituele waarheid?
Nee, je hebt het niet goed begrepen. (Waar is je gevoel voor humeur overigens?) De plaats van de komma is ongelooflijk belangrijk – dat probeerde ik – met een knipoog – je te verduidelijken. Ik had ook het voorbeeld kunnen geven: Gilbert, niet Ernest gaat naar het gevang. Gilbert niet, Ernest gaat naar het gevang. De verkeerde plaatsing van de komma betekent voor de éen: vrijheid – voor de ander onvrijheid. Of waarheid/leugen enz. En die verschillen noem jij ‘kommaneuken’.
=Welk verschil zou dat overigens voor je uitmaken?=
Ook weer dat van ‘waar en niet waar’ of ‘zuiver en onzuiver’. Wie zich op Steiner beroept, moet dat aantonen. En als men dat niet kan, moet men ook niet ‘in de naam van Steiner’ met van allerlei aankomen. Dat is pas ‘pseudo!
=Als de vertelstof enz.=
Knap geformuleerd, maar – je vertrekpunt gaat al scheef. De vertelstof is geen spiegelbeeld. Lees mijn artikel en je ziet dat je overal de mist ingaat als je het leerplan op ‘mensheidsfasen’ e.d. wil plakken.
Heb je al ontdekt dat, wanneer men het een aan het ander wil knopen, er eigenlijk altijd (en meestal alleen) maar sprake is van de vertelstof? Terwijl het leerplan toch zoveel meer bevat?
Het is natuurlijk erg interessant om dit alles te onderzoeken en wanneer je iets vindt; wat erop lijkt: best; maar breng het dan niet ‘als van Steiner’ en dus ‘als van de vrijeschool’, als je dat niet echt kan aantonen.
Lopen, spreken, denken; vrijkomen etherlijf, tandenwisseling, nabootsing, ontwaken causale denken enz. enz. Daarover heeft Steiner het als hij over het waarnemen van die ontwikkeling van het kind spreekt. En:
De geesteswetenschap leest dus uit de waargenomen ontwikkeling van het kind het leerplan af.
Die Geisteswissenschaft liest also aus der beobachteten Entwicklung des Kindes den Lehrplan ab.
GA 297/194
Voor mij geldt: eerst argumenten vinden en dan conclusies trekken; anderen – waartoe ik jou ook reken – hebben op vage gronden hun conclusies getrokken en zoeken daarbij argumenten.
= als de man zo makkelijk verkeerd te interpreteren is, waarom zou je er dan werkelijk alles aan willen ophangen?=
Precies! En dat is nou net wat Ramon hier doet: Haeckel, planetaire ontwikkelingsfasen enz. Om maar bij het leerplan van de vrijeschool uit te kunnen komen, om daar dan weer wat negatiefs over te kunnen zeggen.
Je stelt me vragen over b.d. enz., maar die moet je aan anderen stellen: ik ben geen antroposoof.
Waar ik voor ‘vecht’? – dat is wel wat zwaar aangezet! Wat de blogactiviteiten betreft: ik volg wat Ramon zoal schrijft en zet daar mijn mening tegenover. En dat is (te vaak) nodig, omdat hij een nogal eigen wijze heeft van interpreteren: met het doel om te beschadigen. Wat ik daarmee bedoel kun je bijv. hier vinden. En vandaar kom je nog wel op een paar andere blogs, waarop je kunt zien hoe hij te werk gaat.
Een voorbeeld daarvan vind je ook in deze reactiedraad. Ik krijg er nogal van langs, o.a. met:
=Dat was zo toen ik hem uitleg vroeg over een miserabel slecht geschreven tekst van een van zijn leerlingen (nota bene een van zijn eigen kinderen) en hoe het kon dat iemand die het Nederlands zo slecht beheerst de school verlaat met een diploma.=
“Een van zijn leerlingen” – dat had ik wel gehoord – nu heet het: ‘een van zijn eigen kinderen’. Bewijs daarvoor wordt niet geleverd. Goedkope roddel blijft over.
Maar ik begrijp de frustratie van Ramon wel. Al ruim 5 jaar onophoudelijk in de weer – op allerlei blogs – om antroposofie, Steiner en de vrijescholen te beschadigen. En wat zie je: het aantal leerlingen blijft maar toenemen. Dat komt uiteraard ook niet door wat ik schrijf, maar daardoor is Ramon wel wat bekender geworden en men heeft ingezien dat hij als gesprekspartner niet serieus te nemen is. Ik gun hem zijn hobby, maar hij moet het niet te dwaas maken.
@ Pieter Witvliet
Het wordt nu wel heel erg antroposofisch, want het het begint meer en meer nergens over te gaan. En je gaat weer mijn concrete vragen uit de weg. 🙂
Maar ik ga er even doorheen en keer terug naar de orde van de dag. Begrijp ik je laatste reacties nu goed of niet?
1. Volgens jou zou ik me – samen met anderen zoals Johanna Behrens, Willem Veltman, Werner Govaerts, Henk van Oort, Helmut Zander, Heiner Ullrich, enz. – baseren op vage argumenten om te stellen dat Rudolf Steiner de fylogenese als recapitulatie van de ontogenese ook op spiritueel vlak aanhing en hij dit als leidraad nam in zijn antroposofische school?
2. Ik wil me nu niet baseren op de macht van de meerderheid, maar wij zitten er volgens jou dus allemaal naast?
3. Er is volgens jou ook geen consequent doorgetrokken lijn doorheen Steiners mens-en wereldbeeld en de daaruit afgeleide menskunde die als basis voor de steinerpedagogie dient?
Graag je antwoord wat betreft punt 1, 2 en 3.
– ik bedoelde niet het verbinden van andere theorieën met steiners theorieën. daar zie ik geen enkel probleem in, dat is een gezonde theoretische en kritische reflex. ik vroeg me gewoon af waarom je je leven wil ophangen aan de schrijfsels van iemand die toch wel heel makkelijk mis te begrijpen valt. dat is volgens mij nu net wat ramon niet doet, tenzij dan op een zeer afgebakende en averechtse manier, als tegengewicht.
– ik beschouw iedereen die op jouw niveau met steiner aan de slag kan en steiner grotendeels steunt als een antroposoof of antroposoof in spe. ik weet niet hoe ik een antroposoof anders zou moeten definiëren.
– je mening tegenover iemand anders mening zetten is prima, dat kan overkomen als beschadigend als je het erg persoonlijk neemt.
anderzijds is het net die sterk persoonlijke ervaring die mensen als ramon er toe drijft om te doen wat hij doet. jij noemt dat beschadigen, ik noem dat kritiek leveren, intrinsiek gemotiveerd. en in het geval van de antroposofie is dat geen makkelijke klus.
het alternatief kan zijn om al jouw comments stelselmatig te weren. en dat moet je ramon nageven, je bent hier te lezen, integraal. op veel andere sites of fora zou men je al snel een troll noemen en weren, maar neem dat vooral niet persoonlijk.
– verder heb ik toch ook het gevoel van de pot en de ketel. je geeft ramon er ook flink van langs moet ik zeggen en ik wil echt niet weten ‘wie er begonnen is’.
– zo, kunnen we het nu alsjeblieft terug over de antroposofie hebben, over hoe dat toch wel alles bepaalt wat er in een steinerschool gebeurt? van lesinhouden over steinerspreuken en antroposofische schoolartsen tot het afronden van alle hoekjes van het tekenpapier en euritmische heildansjes?
@Ramon
Steiner:
‘Er is gevraagd hoe de ontwikkeling van het kind, zoals ik dat geprobeerd heb te schetsen, van het kind tot het 7e, dan tot het 14e, 15e jaar, zich verhoudt tot dat wat uit de biogenetische grondwet van Ernst Haeckel blijkt.
U weet dat deze biogenetische grondwet zegt, voor de uiterlijke natuurwetenschappelijke zienswijze, dat zich, wanneer we bij de mens blijven, in de ontwikkeling van het menselijke embryo, de evolutionaire lijn zich herhaalt, dat dus de ontogenese een herhaling is van de fylogenese. De mens is gedurende de tijd vanaf de conceptie tot aan de geboorte stap na stap in een zodanige ontwikkeling dat hij de verschillende diervormen, van de ongecompliceerde tot de gecompliceerdere, doorloopt tot hij mens is.
Deze voor de natuurwetenschappelijke wereldbeschouwing uiterst belangrijke wet – ik ken de uitzonderingen, de grenzen, heel goed – maar juist degene die deze kent, moet het een zeer belangrijke natuurwetenschappelijke wet noemen – die heeft men nu geprobeerd, ook op de ontwikkeling van de geest en de ziel van de individuele mens in verhouding tot de hele mensheid toe te passen.
Men is daardoor in verkeerd vaarwater terechtgekomen.
Waardoor zou je een parallel kunnen trekken tussen de ontwikkeling van de menselijke ziel en geest en tussen deze biogenetische wet? Toch alleen dan, wanneer je zou kunnen zeggen:
Het kleine kind, wanneer het zijn aardse loopbaan begint, maakt dus oertoestanden van het mensengeslacht door. Wordt het groter, dan maakt het toestanden door van latere ontwikkelingsfasen van de mensheid enz. De ontwikkeling van het kind herhaalt de ontwikkeling van heel het geslacht mens. Zoiets kun je als een fantasieproduct formuleren, maar het is niet in overeenstemming met de werkelijkheid. GA301/66
En in GA 297/44ev: ‘je komt ermee in verkeerd vaarwater.
Hoe je je in allerlei bochten moet wringen om ‘Haeckel in het leerplan te persen’ heb ik
hier laten zien.
De mensen die je noemt, kunnen geen voorbeelden geven van ‘Haeckel in het leerplan’ – Behrens misschien nog het meest – maar dan alleen weer voor de vertelstof. Er bestaat ook een zienswijze van iemand die de vertelstof ziet als een spiegeling van de fasen die een mens doormaakt tussen zijn dood en een nieuw geboorte.
Prachtige gezichtspunten, maar ‘in overeenstemming met de werkelijkheid’?….
Als het niet concreter kan worden, moet ik vraag 1 en 2 met ‘ja’ beantwoorden. Of, liever met andere woorden: ik kan niet onderschrijven wat daar wordt beweerd.
Vraag 3 is m.i. van een andere orde. Je komt hier terecht bij ‘de mens als microkosmos; als ‘hiëroglief van het wereldal’; en andere uitspraken die duiden op een samenhang van mens en wereld. Kortom: ‘menskunde’. Op basis van antroposofie, omgewerkt tot lesmethode: de vrijeschoolpedagogie!
Ik heb die hele voordracht van Steiner gelezen en al eerder (zie hierboven) weergegeven dat Steiner er enkel op wijst dat de parallel tussen de biogenetische wet en de kinderlijke ontwikkeling (0-7-14-21) niet vanuit natuurwetenschappelijk oogpunt kan worden getrokken (vanwege ‘niet begrijpen van de mensheidsgeschiedenis’). Steiner zegt dat daarvoor ‘een andere wetenschap’ nodig is, een werkelijk begrijpen van de mensheidsontwikkeling (rara, welke wetenschap is dat?). Hij verwijst dan ook veelvuldig naar zijn Geheimwissenschaft im Umriss.
Dit is dus de teneur van het stuk dat je aanhaalt: de reguliere wetenschap ziet het verkeerd, maar de ‘geesteswetenschap’ is de sleutel.
Wat Steiner eigenlijk in die voordracht aanhaalt – dat de geheime of occulte wetenschap de parallel wel kan zien tussen Haeckel biogenetische wet en de kinderlijke ontwikkeling – sluit dus helemaal aan bij wat Steiner op andere plaatsen over recapitulatie zei, bijvoorbeeld in ‘Schulfragen vom Standpunkt der Geisteswissenschaft’. Ik heb het even vertaald.
(…)‘In de lemurische tijd daalde de mens voor het eerst in het fysieke lichaam af. Dat wordt heden bij de fysieke geboorte herhaald. Toen daalde de mens in het lichaam af en ontwikkelde zich op ziels- en geestesgebied altijd hoger. De lemurische en atlantische periode herhaalt de mens tot zijn zevende jaar.’
Van de tandenwisseling tot de geslachtsrijpheid wordt de ontwikkelingsperiode herhaald waarin de grote geestelijke mensheidsleiders optraden. De laatsten daarvan waren Boeddha, Plato, Pythagoras, Hermes, Mozes, Zarathustra, enzovoort. Toen werkte de geestelijke wereld nog meer op de mensheid in. In de Heroensagen wordt ons dat bewaarheid. Iedere geest van de oude cultuurperioden moet daarom in deze jaren het schoolonderricht ten grondslag liggen.(…)
Rudolf Steiner, Schulfragen vom Standpunkt der Geisteswissenschaft, Rudolf Steiner Verlag 1983
De voordracht uit GA 55 waarnaar je verwijst, kende ik niet. De inhoud is voor mij in die zin van belang dat ik deze in mijn artikelen over ‘het leerplan en Haeckel’ zal verwerken.
@ Pieter Witvliet
Om nog maar eens het belang aan te geven van het kaderen van bovenstaande theorie van Rudolf Steiner en hoe die doorgang vindt in de praktijk, wil ik je nog meegeven dat de voordracht waarin Steiner aangeeft dat een kind de mensheidsgeschiedenis recapituleert dateert uit de periode (1907) dat hij zijn enige schriftelijke werkje, een essay, over pedagogie heeft gemaakt (Opvoeding in het licht van de geesteswetenschap).
Je zult zien dat Steiner zich in dat essay minder van esoterische terminologie bedient dan hij in de door mij aangehaalde voordracht doet. Op zich is dat begrijpelijk. Het essay is geschreven voor een breder en meer academisch onderlegd publiek, terwijl de voordracht is gehouden voor een besloten publiek van sympathisanten. Maar beide werken dateren van in de periode dat nog helemaal geen sprake was van de oprichting van een antroposofische school.
Dat Steiner in de periode (1919) dat hij met de oprichting van zijn antroposofische school bezig was (en ook daarna) op een meer gemodereerde manier over de toepassing van zijn ideeën (zoals recapitulatie) ging spreken, ligt daaraan dat hij – omdat de school erkenning nodig had – met de overheid moest handelen en moest toezien dat zijn school wel bestaansrecht zou krijgen en behouden.
Al tijdens de initiële fase van de oprichting van de Stuttgartse Waldorfschool leefde namelijk de vrees bij de Bondsminister van Baden-Wurtemberg dat Steiner een sekteschool zou gaan oprichten. Iets waarvan Steiner hem had verzekerd dat dit niet de bedoeling was en dit ook niet zou gebeuren. Steiner drukte zijn leraren dan ook op het hart op te letten wat ze naar buiten mochten laten komen en wat niet (zie bv. in Rudolf Steiner, GA307, Gegenwärtiges Geistesleben und Erziehung, Rudolf Steiner Verlag 1986, p.162.e.v.).
Waar Steiner in 1907 nog vrijuit voor zijn esoterische achterban sprak over de recapitulatie van de mensheidsgeschiedenis als grondslag voor het onderwijs, omzeilt hij vanaf 1919 als schoolhoofd (!) dit heikel punt door op de onmogelijkheid te wijzen deze grondwet vanuit natuurwetenschappelijk oogpunt op de opvoeding toe te passen. Nergens rept Steiner nog over zijn hoger inzicht dat kinderen de geschiedenis recapituleren, maar wel zegt hij nu dat in een latere leeftijdsfase de rudimenten of overblijfselen van vroegere ontwikkelingsfasen van de mensheid zichtbaar zijn.
Hierbij moet dan ook weer de kanttekening worden gemaakt dat Steiner ervan uitging dat ‘ware’ pedagogen ook naar de mens op latere leeftijd moeten kijken om te zien wat het kind nodig heeft. Dit gegeven van het spiegelen van ontwikkelingen is iets dat Steiner ook liet toepassen door waar mogelijk de op basis van recapitulatie geïmplementeerde ‘ontwikkelingsstof’ van de onderbouw nog een keer te laten terugkeren in de bovenbouw. De onderbouw wordt dan in de ontwikkeling een voorfase die tijdens de bovenbouw gerecapituleerd en bewuster doorleefd wordt.
@Pieter Witvliet
Het is plotseling wel heel stil geworden nu, maar ik vroeg me toch af of je er nu nog steeds vanuit gaat dat antroposofen zoals Veltman, Govaerts, Van Oort, Behrens, enz., ernaast zaten wanneer ze stelden dat Steiner zich baseerde op de recapitulatietheorie?
Volgens mij valt nu ook je vertrekpunt om op bovenstaand artikel kritiek te leveren in het water. Je stelling was ‘dat de basis voor het artikel de mist in gaat’.
Die stelling is ondertussen ontkracht, o.a. door het woord van Herr Doktor Steiner zelf, waardoor je zelf ‘in het verkeerde vaarwater’ bent terechtgekomen.
Zoals ik eerder al gezegd heb, is het probleem bij jou – en andere antroposofen – dat je bij voorbaat verwerpt wat critici zeggen, zonder fatsoenlijk naar de inhoud te kijken.
Je hebt zelf genoeg verklaard me niet serieus te nemen en dat het beter is me te negeren i.p.v. met me in discussie te treden. Zelfs als mijn standpunt een keer overeenkomt met dat van antroposofische woordvoerders die zich op Steiner baseren is dat blijkbaar nog geen reden om te overwegen dat ik wel goed gedocumenteerd ben.
Nogmaals: ik weet dat ik met antroposofen, ‘een gevaarlijke club’, te doen heb die er alles aan doen om critici onderuit te halen. Je denkt dus toch echt niet dat ik iets aan het toeval ga overlaten en zomaar wat ga neerschrijven dat ik niet kan onderbouwen?
Het ‘privilege’ om niet bestaande, zogenaamd ‘onzichtbare’ bronnen als onderbouwing te gebruiken, laat ik aan antroposofen; 🙂
Nog een vreemde wending in dit verhaal over Steiners pseudowetenschap in de antroposofische school.
Toen ik de voorbije week bij een tankstation stopte, stond daar de leraar die de lesbeschrijving heeft geschreven waaruit ik heb geciteerd.
Ik maakte van de gelegenheid gebruik om hem te vragen wat hij van die tekst vond. Hij vertelde me dat hij dit momenteel niet meer zo zou neerschrijven, omdat ‘de tijd het niet toelaat’ en ‘er voorzichtig moet mee worden omgegaan’. Hij voegde er nog aan toe dat ‘hetzelfde geldt voor rassenkunde’. Want ‘vroeger was dat geen probleem, maar nu moet je daar mee oppassen’.
Dit illustreert weer maar eens dat antroposofen gewoon blijven doorgaan met onzin verkopen, maar dit ‘als de tijd het niet toelaat’ gewoon niet openlijk doen.
Wat het commentaar van Pieter Witvliet op zijn les betreft, moest de leraar (die nog wel actief is) eens schouderophalend glimlachen. Wat op zich begrijpelijk is, want in de hiërarchie binnen het antroposofisch milieu staat deze leraar een aantal treden hoger dan Witvliet, die voornamelijk invaller was en van de ene school naar de andere trok.
Waar zit overigens Witvliet met zijn ‘de inhoud is voor mij in die zin van belang dat ik deze in mijn artikelen over ‘het leerplan en Haeckel’ zal verwerken’?
Komt er nog wat? Of is dat verwerken van stof op het tempo van de steinerschool? 🙂
Eg Sneek, een gepensioneerd leraar van de Stichtse Vrije School in Zeist, zegt dat planetentypologie ook aan bod kwam in de antroposofische school waar hij werkte.
(…) Ik ben bekend met het werk van Steiner en van veel antroposofen. Wat mij daarin opvalt is dat Steiner wel eens te letterlijk wordt gelezen. Er wordt te weinig eigen standpunt ingenomen. Eigen onderzoek ontbreekt wel eens. Dat laatste kwam ik vooral tegen bij antroposofen die schrijven over ‘planetentypen’. In mijn werk als bovenbouwleraar op een vrije school kon je deze ‘planetentypologie’ in de praktijk van het lesgeven tegenkomen.
Ik ben zelf sinds 1982 intensief bezig met het bestuderen van het verband tussen makrokosmos en mikrokosmos, de mens. Waarbij ik heel gericht kijk naar planeetaspekten tijdens de prenatale ontwikkeling van mensen.(…)
Commentaar op weblog John Wervenbos
Antroposofisch onderwijs: zo min mogelijk over antroposofie praten, maar zo veel mogelijk antroposofie in de lessen verwerken. Het paard van Troje.