Op mijn artikel ‘Geschiedenisonderwijs‘ kwam een reactie die stof tot nadenken geeft. Als de woorden onzin, flagrante onzin, absurde gedachte en ziek brein voorkomen in de argumentatie van iemand die zich ervaren steinerschoolleraar noemt, zie ik me genoodzaakt me even te buigen over de aanleiding van deze schijnbare ergernis. In dit geval: een verborgen agenda. Om het met andere woorden te zeggen: Rudolf Steiners leer wordt binnengeloodst in de steinerschool.
Ene J. Alfrik, 40 jaar ervaring in de steinerschool (als klopt wat hij over zichzelf schrijft) komt in zijn reactie van 10 januari 2011 met het volgende:
Ik vroeg je aan te tonen dat het vertellen van de mythe van Atlantis bedoeld is om Steiners visie in de Waldorfschool binnen te loodsen.
Alsof er een verborgen agenda zou bestaan.
Ik noem dit nu weer onzin, flagrante onzin en afgezet tegen mijn eigen integere streven het geschiedenisonderwijs op de Waldorfschool zo goed mogelijk te geven, een absurde gedachte, ontsproten aan een ziek brein (wat niet perse het jouwe hoeft te zijn, maar gezien je gedachtensprongen in andere rubrieken wel mogelijk)
Grootste struikelblok blijkt (na de mythe van Atlantis, die volgens Steiner en zijn volgelingen geen mythe is, maar een waar gebeurde historie) een ‘verborgen agenda’ te zijn. Nu ben ik uiteraard niet de enige die beweert dat de steinerschool een soort Paard van Troje is. In ‘Indoctrinatie‘ haalde ik bijvoorbeeld Klaus Prange aan.
Klaus Prange is professor Algemene Pedagogiek aan de Universiteit van Tubingen. Prange noemt de steinerschool een ‘Mogelpackung’, wat zoveel wil zeggen als bedrieglijke verpakking of bedotterij. Hij onderbouwt zijn kritische uitlating aan de hand van drie stellingen die ik hier weergeef in vrije vertaling.
- De antroposofie is een evangelie voor verlatenen en teleurgestelden, voor zinzoekers en thuislozen.
- De steinerpedagogiek en de steinerschool zijn een poging om dit evangelie te bestendigen.
- De antroposofische pedagogiek is een bedrieglijke verpakking voor heerschappij. Ze buit de veelvoorkomende begeleidingsbehoefte uit om de heerschappij van een zelfgekozen elite te rechtvaardigen.
Hij gebruikt het begrip ‘verborgen agenda’ niet, maar dit lijkt me zo duidelijk genoeg. Op dat stuk kwam vanuit de antroposofische beweging reactie. Herman Boswijk suggereert dat de professor uit zijn nek kletst.
Gelukkig weten we nu, dankzij o.a. goeroe Klaus Prange, dat Copernicus, Darwin en Freud ons hebben geleerd dat het menselijk leven contingent is, dat we allemaal onbetekenende stofvlokjes zijn in een betekenisloos heelal en dat iedereen die meent verder iets te kunnen beweren over het menselijk leven uit zijn nek kletst. Maar dat geldt dan natuurlijk ook voor pedagogie-hoogleraren als Klaus Prange
Dat brengt me ertoe om nog een andere onderzoeker, een historicus, die iets over antroposofie weet, te vermelden. Eentje die voor zijn onderzoek naar antroposofie is beloond met een prijs: Peter Staudenmaier. De dissidente antroposoof Tom Mellet meldt in december 2010 in DC Improbable Science dat Staudenmaier een doctoraat heeft behaald en verwijst naar de Waldorf Critics List voor meer informatie.
Peter Staudenmaier has been awarded the Messenger Chalmers Graduate Prize of $1,500 for best dissertation on human progress and the evolution of civilization for 2010.
Despite facing a very difficult job market, our PhD students have had some notable successes: . . . Peter Staudenmaier will start as a visiting assistant professor at the University of Montana.
Op de Waldorf Critics List worden nog meer bijzonderheden gegeven over de academische loopbaan van de kersverse doctor.
Peter Staudenmaier received his undergraduate Bachelor of Arts (B.A.) degree in German Literature from the University of Wisconsin at Madison in 1998
He received his graduate Master of Arts (M.A.) degree in History from Cornell University in Ithaca, NY in 2006.
He was awarded his Doctorate of Philosophy (Ph.D.) degree in History from Cornell University in Ithaca, NY in 2010.
He is presently a Visiting Assistant Professor of History, teaching at the University of Montana in Missoula.
Blij is men in de antroposofische beweging niet met Staudenmaier. Men probeert zelfs om het zo voor te stellen alsof hij helemaal niet academisch geschoold is. Dat kan hier gelezen worden. Het artikel dateert van 2002. Staudenmaier had toen al een academische graad en deed o.a. onderzoek naar antroposofie en nazisme.
Peter Staudenmaier’s problem is that he is aspiring to appear a historian, a scholar, or an objective researcher. He is neither of these, but he succeeds in giving the impression of being all of these things to his faithful audience that shares his views by using expressions like “how historians work,” “what scholars think,” etc.
Hoe het komt dat men Staudenmaier in diskrediet wil brengen, wordt waarschijnlijk duidelijk na het lezen van zijn eerste artikel over antroposofie op de site van het Institute for Social Ecology. Daarin heeft Staudenmaier het onder andere over de (Waldorf) steinerschool en haar verborgen curriculum (‘covert curriculum’).
Classical anthroposophy, with its root races and its national souls, is the “covert curriculum” of Waldorf schools. 30 Anthroposophists themselves avow in internal forums that the idea of karma and reincarnation is the “basis of all true education.”
Het volledige artikel is te lezen door hier te klikken: Anthroposophy and ecofacism
Gerelateerde artikels
Peter Staudenmaier, The Janus Face of Anthroposophy (ISE 2009)
Peter Bierl, A pedagogy for Aryans (PLANS 2008)
Klaus Prange, Waldorfschule: Curriculum und Karma – das anthroposophische Erziehungsmodel Rudolf Steiners (Ruhrbarone 2010)
Ja, ik heb die langdurige ervaring. Meer nog, in cursussen, waaronder b.v. de Zutphense Zomercursus voor beginnende en wat meer ervaring hebbende leerkrachten, heb ik inmiddels aan honderden mensen mijn ervaringen doorgegeven en met hen mijn kennis uitgewisseld.
Omdat dit onbescheiden mag overkomen, zeg ik er bij, dat ik als Waldorfschoolleerkracht ook mijn fouten heb gemaakt, waarvan ik sommige betreur. En sommige lessen zou ik nog wel eens over willen doen.
Maar NOOIT is er in mijn handelen, noch in dat van de vele mensen die ik ken, een intentie geweest, die hierboven wordt geschetst: wat ik noemde: de verborgen agenda-hier het Paard van Troje.
En dat komt niet, omdat wij zo naïef, braaf ons leerplannetje hebben uitgevoerd, zonder te beseffen dat we eigenlijk marionetten waren in een duister? spel.
Professor! Prange:
Hij poneert een stelling en gaat die vervolgens inkleuren.
1.De antroposofie is een evangelie voor verlatenen en teleurgestelden, voor zinzoekers en thuislozen.
Ik voel mij niet verlaten; ik ben niet teleurgesteld; ik zoek wel zin in het leven, maar voel me ook niet ontheemd.
Had de hooggeleerde nu een enquete gehouden onder de vele honderden Waldorfschoolleerkrachten en was d.m.v. een bepaalde vraagstelling en de antwoorden daarop, bovenstaande conclusie gerechtvaardigd, dan zou ik me nu afvragen: bij welke mislukkelingen heb ik dan mijn hele leven gewerkt? De Waldorfscholen als een soort verzamel-Lourdes?
Wat Prange doet is een grote groep mensen psychologiseren met een eigen eerceptie van deze mensen: ze zijn door o.a Freud en Darwin hun levensanker kwijtgeraakt en vinden dit bij Steiner.
En deze kort door de bochtgedachte is het gedachtengoed van een hoogleraar.
En moet dienen als een bewijs dat antroposofen en daarmee vele Waldorfleerkrachten psychisch niet in orde zijn.
Het is een gedachtenbouwwerk dat elke realiteitszin mist. Arme professor!
These II: Die Waldorfpädagogik und die Waldorfschule sind der Versuch, diese Heilsbotschaft über Erziehung auf Dauer zu stellen.
Ik pak er een paar dingen uit: het klopt dat je iets van het mensbeeld moet kennen, wil je begrijpen wat er in een Waldorfschool gebeurt: wanneer er in de lagere klassen veel ritmisch wordt gewerkt, ziet dat er gewoon uit: de kinderen klappen/stampen enz. voor de leerkracht kan het een poging zijn, dmv deze leerstof, het etherlijf (en daarmee het geheugen) van het kind te versterken.
Ik zie verder geen enkel concreet bewijs voor zijn stelling.
De 3e dan.
Die anthroposophische Pädagogik ist eine Mogelpackung für Herrschaft. Sie beutet das vielfach anzutreffende Orientierungsbedürfnis aus, um die Herrschaft einer selbsterwählten Elite zu begründen.
Zijn uiteenzetting over “de beelden” is veel te absoluut gesteld. En daarmee tegelijk zijn conclusie dat er geïndoctrineerd zou worden. Hij wijst terecht wel op het gevaar dat je te lang bij de beelden kunt verwijlen en dan komt het abstracter opnemen van de leerstof in gevaar.
Zijn these 11 onderbouwt hij nergens echt concreet; het blijft ook hier een abstract, vooringenomen bouwwerk.
Wat betreft het getuigschrift, verkondigt hij een halve waarheid. De ouders wordt wel degelijk meegedeeld hoe de prestaties van het kind in de verschillende leergebieden zijn.
Ik was bij het lezen van zijn betoog, natuurlijk wel benieuwd naar de “indoctrinatie”.
Ik was al bang voor “alarmfase oranje” , dreiging van een terroristische aanslag; machtsovername. Maar nee: de verdwaalde zielen die antroposofie aanhangen en Waldorschoolleerkracht zijn geworden willen alles bij het oude laten en het liefst met de kinderen in hun fantasiewereld verwijlen.
Pranges “professionele” uiteenzetting heet in goed Nederlands: veel geschreeuw, weinig wol.
Antroposofie is er niet om door de leerlingen geconsumeerd te worden; nog minder om hen er, langs sneaky (om)wegen toe te brengen; het gaat niet om indoctrinatie van het antroposofisch gedachtengoed.
Toon mij dus, hooggeleerde heren en jij als hun nagalm, concreet de verborgen agenda=het Paard van Troje: in rekenen; in taal, in muziek; in aardrijkskunde, ja in het gehele leerplan.
Ik geef een paar voorbeelden van hoe voor mij antroposofie in de Waldorfschool werkt.
Naast het stoffelijke lichaam, onderscheidt Steiner een complex van levenskrachten, die niet door de stoffelijkheid worden voortgebracht, maar eerder: deze stoffelijkheid vormgeven, doordringen.
Het karakter van de stof wordt pas zichtbaar bij de dood, wanneer het leven is geweken: dan valt de stoffelijkheid in de verschillende, ons bekende, elementen uiteen.
In de mens zijn, op deze wijze geredeneerd, polen van “dood” en “leven”werkzaam.
Eenzelfde tegenstelling is waarneembaar in het zenuwmateriaal en het bloed. Het eerste is op sterven na dood; het andere bruist van leven-denk aan de enorme vernieuwingsmogelijkheden van het bloed.
Het lesgeven op een fantasieloze, droge intellectuele manier , waarbij de stof snel begrepen moet worden, doet veel meer een beroep op het bloedeloze denken, dan bijvoorbeeld het brengen van de stof op een levendige, fantasievolle manier, waarbij de kinderen kunnen genieten en de tijd krijgen de stof eigen te maken.
Op zeker ogenblik kreeg ik half in een leerjaar een meisje in mijn klas, dat er heel bleek uitzag. De ouders vertelden me dat ze op haar school helemaal niet gelukkig was; zij vonden ook dat de leerdruk erg hoog was. Ze hadden haar medisch laten onderzoeken, maar voor haar bleekheid en het feit dat ze niet echt levenslustig was, vond men geen verklaring.
Voor mezelf probeerde ik voorzichtig te formuleren of dit meisje niet veel te veel in de doodspool was aangesproken, in plaats van in het gebied van de vorm-levenskrachten.
Ik trad haar met alles wat de rijke Waldorpedagogiek ter beschikking heeft, tegemoet: beweging, ritme, kleur, fantasie enz. Na een half jaar had ze weer kleur op de wangen (bloed) en kenden haar ouders haar weer terug als het levenslustige kind, dat ze ooit was.
Later ontmoette ik haar toevallig in het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden, waar ze inmiddels conservatrice was.
Er was een jongen van 7 in een andere klas, die opmerkelijk angstig was. Zelfs als hij moest schrijven, kwamen de tranen als van zelf, als hij in zijn ogen het fout had gedaan. Ook op de speelplaats onttrok hij zich aan het spelen: rennen, ravotten enz.
In diverse voordrachten spreekt Steiner over het zich ontwikkelende kind als over een wordend mens dat als “geest/zielewezen” een verbinding moet krijgen met zijn “lichamelijk/levenskrachtenwezen”.
Hij beschrijft ook 4 zintuigen . Een goede ontwikkeling daarvan draagt bij aan het proces van “belichaming”. Voor het jonge kind zijn dit de zgn lichamelijke zintuigen. De evenwichtszin en de eigenbewegingszin zijn van essentieel belang om als mens in je aardse lichaam te incarneren.
Dit proces verliep bij deze jongen heel moeizaam. Belangrijker dan het rekenboek was voor hem de evenwichtsbalk. Met veel moeite leerde hij deze te beheersen; eerst laag bij de grond-hij liep dan heel gebogen. Toen hij eens de koning wilde zijn-met kroon-die waardig over de brug (hier dus de evenwichtsbalk) moest schrijden-kwam er een strekking in zijn lijf. Uiteindelijk durfde hij steeds hoger.
Door de antroposofische ideeën: hier incarnatie en zintuigen, te “vertalen” naar een handeling, kon ik iets voor de ontwikkeling van dit kind betekenen.
Later, als zoon van een Joodse vader, zocht hij als 19-jarige, op de Israelisch-Palestijnse grens, de dialoog met zijn leeftijdgenoten uit beide kampen.
Of de evenwichtsbalk daartoe heeft bijgedragen, zal ik jammer genoeg nooit weten, want zo is het met ons werk: we kunnen het nooit nog een keer (anders) overdoen.
Je schrijft: ‘Op zeker ogenblik kreeg ik half in een leerjaar een meisje in mijn klas, dat er heel bleek uitzag. De ouders vertelden me dat ze op haar school helemaal niet gelukkig was; zij vonden ook dat de leerdruk erg hoog was. Ze hadden haar medisch laten onderzoeken, maar voor haar bleekheid en het feit dat ze niet echt levenslustig was, vond men geen verklaring.
Voor mezelf probeerde ik voorzichtig te formuleren of dit meisje niet veel te veel in de doodspool was aangesproken, in plaats van in het gebied van de vorm-levenskrachten.
Ik trad haar met alles wat de rijke Waldorpedagogiek ter beschikking heeft, tegemoet: beweging, ritme, kleur, fantasie enz. Na een half jaar had ze weer kleur op de wangen (bloed) en kenden haar ouders haar weer terug als het levenslustige kind, dat ze ooit was.’
Een mens zou bijna denken dat hier een wonder is geschied. Maar nu moet ik zeggen dat mijn kinderen meestal ook uitgerust (en vaak zelfs uitgeslapen) uit de steinerschool kwamen.
Maar ik vermoed dat jij het boekje van de antroposoof Max Stibbe, ‘Opvoeding langs nieuwe wegen’ wel kent? Of Max Stibbe zelf hebt gekend? Daar staat tussen de vele verhalen over schijnbare ‘wonderen’ die zijn ontstaan in steinerscholen een gelijkaardig verhaal als dat van jou.
(…) Jeanne kwam in de school in de 4de klasse, zij was toen tien jaar oud, zwak van gezondheid, bleek, mager, lang uitgegroeid, misschien iets te lang…. Maar voortdurend bleek was zij geworden, en stiller. In haar moeder groeide de ongerustheid…. De leraar stelde de ouders gerust.
‘De tijd moet helpen.’ En de tijd hielp. … Jeanne werd steeds flinker, kreeg steeds meer zelfvertrouwen, door het meedoen en het doen. Ook haar kleur werd al wat frisser en gezonder, haar moeheid verdween. … hoe gelukkig, dat Jeanne een leraar vond die haar autoriteit kon zijn, d.w.z. die haar begreep, haar leidde en in wie zij vertrouwen kreeg, omdat hij de in haar verborgen krachten opriep en tot ontwikkeling liet komen. … Hoevelen zijn er niet die zoals Jeanne lijden onder de gebruikelijke intellectuele onderwijsvormen met de gebruikelijke militaire tucht? … Jeanne voelt zich begrepen: een mateloze liefde en verering vervullen haar. Voor de leraar wil ze alles doen, wat hij ook verlangt. … En de nieuwe school geeft haar gezondheid terug, voor nu en ook voor later. (…)
En zo gaat dat tientallen pagina’s door en passeren tal van ‘geredde’ kinderen de revue. Het lijkt wel alsof men op een website van een alternatieve genezer terecht is gekomen waarop de ene miraculeuze genezing na de andere wordt beschreven. Als je zo je onderwijs moet gaan aanprijzen.
Beste,
Ik heb persoonlijk een aantal kinderen gekend die net hetzelfde meegemaakt hebben, wel in de omgekeerde richting. Van zodra de kinderen van een steinerschool naar het reguliere onderwijs overgingen werden er “op miraculeuze wijze vorderingen gewaar genomen”:
Twee kinderen waren direct na de schoolverandering “genezen”. Ze voelden zich eindelijk vrij en begrepen. Ook al konden ze de lessen in het begin nauwelijks volgen. Gezien de achterstand die ze in de vorige school opliepen.
Bij twee is het zelfbeeld, maar vooral het beeld dat ze van anderen hadden, na een paar maanden alsook “miraculeus” verdwenen. Vooral de hoogmoed naar anders denkenden, daamee bedoel ik anders dan wat er in hun stienerschool verkondigd werd, verdween als sneeuw voor de zon.
Een kind is na een half jaar via een psychiatrische instelling “volkomen genezen”. Het kan dus ook naar het reguliere onderwijs. De ouders zijn heel Steiner en antroposofisch gericht en betekenen veel voor deze gemeenschap.
Eentje zal het jaar moeten overdoen, maar deze vindt het niet zo erg. Ook dit kind heeft weer wat kleur (bloed) op de wangen gekregen en komt zelfs een paar kilootjes aan. Tot grote opluchting van de ouders. Geen problemen meer met anorexia.
Er zijn nog anorexiaproblemen bij steiners lagereschoolkinderen waagrenomen.
Ook veel kinderen die van het eerste leerjaar op steinerscholen zitten, die nu ze in het vierde of vijfde jaar zijn, logopedie krijgen om de achterstand weg te werken.
Eerder heb ik al nota gegeven van nederlandse vrienden die net hetzelfde vertellen. Ook hun kinderen hebben die problemen gehad in nederlandse vrije scholen.
Toeval of niet?
grtjs
Erika
Beste Ramon,
Daar ben ik weer. Uiteraard de beste wensen voor 2012, en een reactie van mij: Je schrijft in je reactie van 15 jan 2011
“Als je zo je onderwijs moet gaan aanprijzen”. Het is toch niet verkeerd om voorbeelden te noemen van kinderen die (mede) door het Vrijeschool onderwijs opgebloeid zijn.
Inderdaad zijn er ook kinderen die geleden hebben onder het Vrijeschoolonderwijs (zoals dat sprekende voorbeeld van de voetbal die lekgestoken werd door een onderwijzeres).
Het lijkt mij terecht dat beide gebeurtenissen genoemd worden.
Met vriendelijke groet,
Taco Kramer