Er is in de werken van Steiner geen sprake van discriminatie, racisme of een rassenleer. Dat lijkt de uitkomst te zijn van het eindrapport van de commissie Van Baarda. Conclusies die ook als basis dienden voor het vorige maand in Duitsland, want ook daar woedt de racismediscussie, verschenen racismerapport ‘Frankfurter Memorandum’.
De commissie bracht in april 2000 haar eindrapport uit. Zij concludeerde dat er in het werk van Rudolf Steiner (1861 – 1925) géén sprake is van een rassenleer noch van uitspraken die zijn gedaan met het oogmerk om personen of groepen te beledigen wegens ras en die daarom racistisch genoemd kunnen worden. De commissie beklemtoonde dat het antroposofisch mensbeeld van Rudolf Steiner juist is gebaseerd op de gelijkwaardigheid van alle individuen en niet op de vermeende superioreit van het ene ras boven het andere.
Geen rassenleer. Geen racisme. De commissie is heel duidelijk. Maar wanneer het over discriminatie gaat, lijkt het alsof de commissie in een mistbank is terechtgekomen. Tenminste als ik erop mag vertrouwen dat de Antroposofische Vereniging Nederland, die ik hier als bron gebruik, de conclusies van de commissie correct weergeeft.
In totaal heeft de commissie 245 relevante citaten uit het 89.000 pagina’s tellende verzameld werk van Steiner onderzocht. Op die manier beoordeeld, bevat het werk volgens de commissie een klein aantal uitspraken die naar de huidige maatstaven een discriminerend karakter dragen of die als discriminerend kunnen worden ervaren. Zestien van de 245 onderzochte uitspraken zouden – wanneer ze in deze tijd op eigen gezag in het openbaar worden uitgedragen – strafbaar zijn wegens discriminatie, meent de commissie.
Hoezo, discriminerend karakter of als zodanig kunnen worden ervaren? Zijn die uitspraken nu discriminerend of niet? Een aantal antroposofen vond in ieder geval dat de commissie Rudolf Steiner en zijn antroposofie geen dienst bewees en trok van leer tegen de uitkomst van het rapport. Jan Luiten, die volgens een artikel op Stelling.nl een van hen was, reageerde op deze site op het artikel ‘Vraagstuk II’, waarna deze site even het platform voor een echt racismedebat (40 reacties) werd. Uit Jans reactie is enigszins te begrijpen waarom hij niet zo blij is met het rapport Van Baarda.
De anthroposofie heeft de wereld veel te bieden maar tot nu toe zijn de anthroposofen te sektarisch bezig geweest.
Zo is bijvoorbeeld het idee van de sociale driegeleding, een nieuwe grondstruktuur voor de maatschappij, niet uit de verf gekomen (hoewel het in deze tijd, waar we eerst het socialisme nu het kapitalisme onder zien gaan, brood nodig zou zijn). Nu zoekt de wereld de anthroposofie en vindt daar in eerste instantie racistische uitspraken/racisme.
Graag had ik deze uiteenzetting positiever gezien, maar er is er nu in ieder geval één op het gevaar af dat we ondergaan. Dus eigenlijk erop of eronder.
Natuurlijk is Steiner geen racist: gelijke rechten voor iedereen, ongeacht huidskleur, sexe, geloof, volk, taal etc. klinkt het vanuit de sociale driegeleding.
Ik kan Jan hierin eigenlijk niet tegenspreken en dat wil ik ook niet. Maar de theorie is natuurlijk nog altijd iets anders dan de praktijk. Nu is Jan Luiten het ook met mij eens wanneer ik stel dat de uitspraken van Steiner wel kritisch tegen het licht mogen worden gehouden.
Ik ben het met je eens: men heeft volkomen het recht uitspraken van Steiner kritisch te bekijken, en het is begrijpelijk dat de inmiddels overbekende citaten vragen en irritatie oproepen. Men kan daar aanstoot aannemen.
Als je ze echter als racistisch interpreteert zijn ze niet in overeenstemming met wat de anthroposofie wil. Ze passen dan niet logisch binnen het geheel van de anthroposofie.
Nu is logica niet altijd te volgen, maar ik begrijp wel dat het moeilijk te vatten is dat iemand zoals Steiner, die er een holistische visie op nahield en in zijn wereldbeschouwing de mens een centrale plaats bedacht, zich discriminerend zou hebben uitgelaten. Anderzijds, waarom zou dat niet hebben gekund? Hij zal toch ook zijn gebreken hebben gehad? Maar waar Jan Luiten en ik het dus over eens zijn, is dat die uitspraken kritisch mogen worden bekeken. Nu heeft Floris Schreve, die hier onder andere al in ‘Repliek’, ‘Steiner hat gesagt’ en ‘Eerst blazen dan aftocht’ ter sprake is gekomen en vanwege zijn degelijke reacties een welkome gast is, een aantal van de gewraakte uitspraken van Steiner kritisch onderzocht. Hij heeft die niet uit de context gehaald, zodat we hem dat al niet onder de neus kunnen wrijven. Bovendien heeft hij enige affinitiet met antroposofie, als ik dat zo mag zeggen.
Ik kom uit een achtergrond die de antroposofie zeker welgezind is (of was), dus ben wel enigszins vertrouwd met de antroposofische manier van redeneren. Maar voor mij is toch wel duidelijk dat de antroposofie meer een ‘levensbeschouwing’ is dan een ‘wetenschap’. Dat zal denk ik niemand bestrijden, behalve antroposofen zelf.
Maar goed, ik vind dit niet zo’n probleem. Wat ik wel een probleem vind is dat de antroposofie een zeer bedenkelijke rassenleer voorstaat. Al zeggen veel antroposofen dat Steiner er later afstand van heeft genomen heeft hij deze anderhalf jaar voor zijn dood nog eens stevig uitgedragen (in ‘Vom Leben des Menschen und der Erde’, in 1923). De uitspraken die hij in die lezingencyclus heeft gedaan liegen er niet om, al heeft hij ze niet zo ‘theoretisch’ onderbouwd als in zijn hoofdwerk over ‘rassen’, ‘Die Mission einzelner Volksseelen’, 1910.
Floris lijkt wel heel zeker van zijn zaak te zijn, want in een volgende reactie schrijft hij:
1. Ik laat zien dat de antroposofie, zoals die door Steiner is vormgegeven, wel degelijk een ernstig racisme probleem heeft, ondanks de bezweringsformule van de Commissie van Baarda ‘géén sprake van rassenleer’. Ik doe dat op grond van de teksten van Steiner zelf en dus niet op basis van van der Tuin en Zondergeld.
2. Ik leg geen verband tussen Steiner zelf en het nationaal socialisme. Dat hoeft ook helemaal niet, want ook principiele tegenstanders van Hitler, zoals bijvoorbeeld Winston Churchill, hielden er soms ook wat racistische opvattingen op na.
Verder beoordeel ik Steiner op zijn eigen woorden, qua rassenleer vooral uit ‘Die Mission einzelner Volksseelen’ (de originele tekst, dus niet de afgezwakte Pentagonvertaling) en ben ik tot de conclusie gekomen dat Steiner er een uitgewerkte en welomschreven rassenleer op na hield, wat het van Baarda rapport ook mag beweren met de meest kromme argumenten (allemaal behandeld, zie mijn eerste artikel).
Deze Floris maakt het me eigenlijk heel gemakkelijk, want het enige dat ik hoef te doen, is te gaan kijken welke uitspraken van Steiner hij aanhaalt en die hier weergeven. Zaak is echter dat we die uitspraken, zoals Jan Luiten aanhaalt, niet als racistisch gaan interpreteren. Gewoon bekijken en onderzoeken. Opgelet: het wordt wel een hele opsomming. Benieuwd wat eruit de bus komt.
- Steiner: ‘‘Der Afrikanische Punkt entspricht denjenigen Kräften der Erde, welche dem Menschen die ersten Kindheitsmerkmale aufdrücken, der asiatische Punkt denjenigen, welche dem Menschen die Jugendmerkmale geben, und die reifsten Merkmale drückt dem Menschen der entsprechende Punkt im europäischen Gebiete auf. Das ist einfach ein Gesetzmäßigkeit. Da alle Menschen in verschiedenen Reinkarnationen durch die verschiedenen Rassen durchgehen, so besteht, obgleich man uns entgegenhalten kann, daß der Europäer gegen die schwarze und die gelbe Rasse einen Vorsprung hat, doch keine eigentliche Benachteilung’ (’Die Mission’, p. 80-81) en ‘Dann sehen wir später eine Herüberbewegung des Menschen nach der westlichen Richtung, und in der Verfolgung der rassebestimmende Kräfte nach Westen können wir dann das Absterben in den Indianen beobachten. Nach Westen mußte die Menschheit gehen, um als Rasse zu sterben’ (p. 81-82).
Ik beschouw dit, neem me niet kwalijk, als een buitengewoon racistische tekst en ik denk dat ik niet de enige ben die daar zo over denkt.
En wat betreft eigen onderzoekingen; Steiner beweert alles te kennen uit helderziende openbaringen. Alleen, wel toevallig dat veel bijna letterlijk lijkt te zijn overgenomen van bijvoorbeeld Helena Blavatsky. Of veel van zijn opvattingen over rassen van ene meneer Carus, die een verhandeling over schedelmeten heeft geschreven. - En dan deze teksten, uit 1923, dus twee jaar voor zijn dood. Ben dus benieuwd wanneer hij dan afstand zou hebben gedaan van zijn rassenleer. Uit ‘Vom Leben des Menschen und der Erde’, de lezing ‘Farbe und Menschenrassen’:‘Und weil er eigentlich das Sonnige, Licht und Wärme, da an der Körperoberfläche in seiner Haut hat, geht sein ganzer Stoffwechsel so vor sich, wie wenn in seinem Innern von der Sonne selber gekocht würde. Daher kommt sein Triebleben. Im Neger wird da drinnen fortwährend richtig gekocht, und dasjenige, was dieses Feuer schürt, das ist das Hinterhirn (..) Der Neger hat nicht nur dieses Kochen in seinem Organismus, sondern er hat auch noch ein furchtbar schlaues und aufmerksames Auge. Er guckt schlau und sehr aufmerksam’‘Gehen wir jetzt vom Schwarzen zum Gelben herüber. Beim Gelben-das ist schon verwandt mit dem Roten-ist es so, daß das Licht etwas zurückgeworfen wird, viel aber aufgenommen wird. Also da ist es schon so, daß der Mensch mehr Licht zurückwirft als beim Schwarzen. Der Swarze ist ein Egoist, der nehmt alles Licht und Wärme auf’’Der Gelbe, von der mongolischen Bevölkerung, der gibt schon etwas Licht zurück, aber er nimmt auch viel Licht auf. Er begnügt sich mit weniger Licht, das kann nun nicht im ganzen Stoffwechsel arbeiten. Da muß der Stoffwechsel schon auf seine eigene Kraft angewiesen sein. Das arbeitet nämlich in der Atmung und in der Blutzirkulation. Also beim Gelben, beim Japaner, beim Chinesen, da arbeitet das Licht und die Wärme hauptsächlich in der Atmung und der Blutzirkulation. Wenn Sie je einem Japaner begegnet sind, so werden Sie bemerkt haben, wie dr auf seine Atmung achtet. Wenn er mit Ihnen redet, hält er sich immer zurück, daß die Atmung so recht in Ordnung ist. Er hat ein gewisses wohlgefühl an die Atmung (…) Der Neger ist viel mehr auf Rennen und auf die äußere Bewegung aus, die von dem Trieben beherrscht ist. Der Asiate, der Gelbe, der entwickelt mehr ein innerliches Traumleben, daher ganze asiatische Zivilisation dieses Träumerische hat. Also ist er nicht mehr so in sich bloß lebend, sondern er nimmt schon vom Weltenall etwas auf. Un daher kommt es, daß die Asiaten so wunderschöne Dichtungen über das ganze Weltenall haben. Der Neger hat das nicht’.Und so ist es wirklich ganz interessant: Auf der einen Seite hat man die Schwarze Rasse, die am meisten irdisch ist. Wenn sie nach Westen geht stirbt sie aus. Man hat die gelbe Rasse, die mitten zwischen Erde und Weltenall ist. Wenn sie nach Osten geht, wird sie braun, gliedert sich sich zu viel dem Weltenall an, und stirbt aus. Die Weiße Rasse ist die zukünftige, ist die am Geiste schaffende Rasse. Wie sie nach Indien gezogen ist, bildete sie die innerliche, poetische, dichterische, geistige indische Kultur aus. Wenn sie jetzt nach westen geht, wird sie eine Geistigkeit ausbilden, die nicht so sehr den innerlichen Menschen ergreift, aber die äußere Welt in ihrer Geistigkeit begreift’.Allemaal vlak voor zijn dood uitgesproken, dus van afstand nemen lijkt mij niet echt sprake. Het lijkt mij toch dat er een probleempje is. Ik hoop overigens wel dat de antroposofen van nu dit op een goede manier kunnen oplossen. Mijn zegen hebben ze. Maar begin met de erkenning dat er sprake is van rassenleer. Tragisch maar helaas.Update: na het schrijven van deze tekst kreeg ik via mail nog een aanvulling van Floris die het vorige verduidelijkt.
De volledige quote uit Von Leben des Menschen, wanneer Steiner spreekt van ‘heutige Soziale leben’ is:
‘Da kommt heute für uns zunächst dasjenige in Betracht, was am meisten interessant ist, nämlich die menschliche Farbe selber. Sie wissen ja, daß über die Erde hin die Menschen verschiedene Farben zeigen. Von den Europäern, zu denen wir gehören, sagt man, sie seien die weiße Rasse. Nun, sie wissen ja, eigentlich ist der Mensch in Europa nicht ganz gesund, wenn er käseweiß ist, sondern er ist gesund, wenn er seine naturfrische Farbe, die er im Innern selber erzeugt, durch das Weiße nach außen zeigt’. Hij vervolgt met: ‘Nun haben wir aber außer dieser europäischer Hautfarbe noch vier hauptsächliche andere Hautfarben. Und das wollen wir heute ein bißchen betrachten, weil man eigentlich die ganze Gesichte und das ganze soziale Leben, auch das heutige soziale Leben, nur versteht wenn man auf die Rasseneigentümlichkeiten der Menschen eingehen kann. Un dann kann man ja auch erst im richtigen Sinne alles Geistige verstehen, wenn man sich zuerst damit beschäftigt, wie dieses Geistige im Menschen gerade durch die Hautfarbe hindurch wirkt’ (p. 52).
Voor de duidelijkheid, het tweede figuurtje (van ‘Diese Linie’) hoort bij dit citaat uit de Volkszielen: ‘Diese Linie ( zie fig. 1) besteht auch für unsere Zeit. Der Afrikanische Punkt entspricht denjenigen Kräften der Erde, welche dem Menschen die ersten Kindheitsmerkmale aufdrücken, der asiatische Punkt denjenigen, welche dem Menschen die Jugendmerkmale geben, und die reifsten Merkmale drückt dem Menschen der entsprechende Punkt im europäischen Gebiete auf. Das ist einfach ein Gesetzmäßigkeit. Da alle Menschen in verschiedenen Reinkarnationen durch die verschiedenen Rassen durchgehen, so besteht, obgleich man uns entgegenhalten kann, daß der Europäer gegen die schwarze und die gelbe Rasse einen Vorsprung hat, doch keine eigentliche Benachteilung. Hier ist die Wahrheit zwar manchmal verschleiert; aber Sie sehen, man kommt mit Hilfe der Geheimwissenschaft doch auf merkwürdige Erkentnisse”. Merkwaardig is het inderdaad, maar duidelijker kun je het niet krijgen. ‘Het is gewoon een wetmatigheid’. Maar hij gaat door: “Dann sehen wir später eine Herüberbewegung des Menschen nach der westlichen Richtung, und in der Verfolgung der rassebestimmende Kräfte nach Westen können wir dann das Absterben in den Indianen beobachten. Nach Westen mußte die Menschheit gehen, um als Rasse zu sterben.” (p. 81-82).
Nu is het echt compleet (voorlopig althans) (einde update)
- PS voor de goede orde, ik heb het niet over minder rechten. Daar heb ik Steiner inderdaad nooit over gehoord. Maar dan ben je nog niet klaar met racisme. Het toeschrijven van bepaalde kwaliteiten of tekortkomingen aan rassen is namelijk ook racistisch ( dat zwarten zo heerlijk kinderlijk zijn bijvoorbeeld, is zelfs buitengewoon racistisch).
Het uitsterven van de indianen was trouwens een ‘wetmatigheid’. Volgens mij kom je dan wel enigszins in de rechtssfeer, nl het recht op leven. - Bij deze nog een heel recente illustratie van internet, geplaatst op een antroposofische site, met de bedoeling Steiners visie op rassen uit te leggen.
- Nog een laat tegemoetkomertje voor Jan Luiten. Op de site waar ik zelf NB een linkje plaatste vond ik dit Steiner citaat:“Wenn noch in unserer Zeit Reste der alten atlantischen Unterschiede, der alten atlantischen Gruppenseelenhaftigkeit vorhanden sind, so daß man noch sprechen kann davon, daß die Rasseneinteilung noch nachwirkt – was sich vorbereitet für den sechsten Zeitraum, das besteht gerade darinnen, daß der Rassencharakter abgestreift wird. Das ist das Wesentliche. Deshalb ist es notwendig, daß diejenige Bewegung, welche die anthroposophische genannt wird, welche vorbereiten soll den sechsten Zeitraum, gerade in ihrem Grundcharakter dieses Abstreifen des Rassencharakters aufnimmt, daß sie nämlich zu vereinigen sucht Menschen aus allen Rassen, aus allen Nationen und auf diese Weise überbrückt diese Differenzierung, diese Unterschiede, diese Abgründe, die zwischen den einzelnen Menschengruppen vorhanden sind. Denn es hat in gewisser Beziehung physischen Charakter, was alter Rassenstandpunkt ist, und es wird einen viel geistigeren Charakter haben, was sich in die Zukunft hinein vollzieht.Daher ist es so dringend notwendig, zu verstehen, daß unsere anthroposophische Bewegung eine geistige ist, die auf das Spirituelle sieht, und gerade das, was aus physischen Unterschieden herrührt, durch die Kraft der geistigen Bewegung überwindet. Es ist ja durchaus begreiflich, daß eine jede Bewegung sozusagen ihre Kinderkrankheiten hat und daß man im Anfang der theosophischen Bewegung die Sache so dargestellt hat, als wenn sozusagen die Erde in sieben Zeiträume zerfiele – man nannte das Hauptrassen – und jede der Hauptrassen in sieben Unterrassen; und daß das alles sich so stetig wiederholen würde, so daß man immer von sieben Rassen sprechen könnte und sieben Unterrassen. Aber man muß über die Kinderkrankheiten hinauskommen und sich klar sein darüber, daß der Rassenbegriff aufhört eine jegliche Bedeutung zu haben gerade in unserer Zeit.” (Lit.: GA 117, S 152)Dit lijkt me wel in overeenstemming met de beweringf van Jan Luiten dat de rasverschillen in onze tijd niet meer belangrijk zijn. Deze uitspraak is afkomstig uit GA 117, dus vóór ‘Die Mission…’ (dat is GA 123).
- Heb de verklaring voor het bovenstaande citaat gevonden. Met de de Hauptrassen en de Unterrassen neemt Steiner afstand van de terminologie van Helena Blavatsky, zoals zij die uiteen heeft gezet in de Geheime Leer. Zij gebruikt de term ‘Root-races’ en ’sub-races’. Bedoeld worden hiermee de ‘Wortelrassen’ en de ‘Onderrassen’.
Nu is het zo dat in de antroposofie en theosofie ‘wortelrassen’ staan voor tijdperken. Zo heb je Lemurische wortelras en het Atlantische wortelras. Met subraces of onderrassen worden de ‘cultuurperiodes’ bedoeld. In het huidige na-Atlantische bijv. de Oud Indische cu;tuurperiode, de oud-Perzische, enz.
Nu is het aardige dat verdedigers van de antroposofie altijd in de voorste linies staan om uit te leggen dat de term wortelrassen niets met de huidige mensenrassen te maken hebben. Maar als Steiner deze termen uiteindelijk verwerpt wordt het wel weer ingezet om aan te tonen dat Steiner onderscheid tussen rassen verwerpt. Het lijkt me of het een of het ander, niet iets om selectief in te zetten wanneer het opportuun is. - Er is wel degelijk een connectie met de wortelrassen en de bestaande mensenrassen (indianen zijn bijv. te voeg ‘verharde’ Atlantiërs, maar in principe gaat het om tijdperken. het theosofische ‘Rootrace’ werd ‘Zeitalter’ en ’subrace’ werd ‘Kultur Epoche’.
- Steiner heeft dus afstand genomen van die terminologie, niet van de inhoud. En wat betreft de mesenrassen is het nog altijd het vijfdelige astrologische model en het vierdelige leeftijdsfase model uit de Volkszielen, t/m het driedelige model uit Vom Leben des Menschen und der Erde. Daar heeft hij geen afstand van genomen. Het spijt me dus wederom voor de antroposofische verdedigers van Steiner, ook dit verhaal is helaas niet waar. We kunnen rustig stellen dat Steiner tot aan zijn dood er een rassenleer opna hield, waarin het Arische ras ofwel het meest volwassen was, ofwel de grootste brenger was van het licht. Ik kan het niet leuker maken dan het is.
- Zie hier het originele model van Helena Blavatsky uit de Geheime Leer, waarvan Steiner de terminologie heeft veranderd
- Om nog een keer de connectie tussen Rudolf Steiner en Helena Blavatsky uit te leggen en hoe hun beider visies op rassen aan elkaar verwant is, een fragment uit mijn eerste artikel. Neem aan dat het dan uitvoerig is toegelicht:Hoewel de meer orthodoxe antroposofen graag doen geloven alsof het meeste door Steiner zelf bedacht is, heeft hij een groot deel overgenomen van het gedachtegoed van Helena Petrovna Blavatsky (1831-1891), een Russisch medium en de grondlegster van de Theosofie. Dit is trouwens een ernstig taboe in rechtzinnige antroposofische kringen; Steiner is nu eenmaal uniek en alles is aan hem geopenbaard. Hooguit wordt er door gelovige antroposofen gezegd dat zij beiden door hun gaven hetzelfde zagen, maar dat Steiner itt Blavatsky ook daadwerkelijk begreep wat hij middels zijn gaven kon waarnemen. Bram Moerland zegt overigens dat Steiner Blavatsky simpelweg geplagieerd heeft (p. 17). Dat is inderdaad de enige conclusie als je de mogelijkheid van helderziende waarneming uitsluit; nergens doet Steiner aan bronvermelding. Maar niemand kan ontkennen dat de banden er zijn. De breuk met de Theosofie was een pijnlijke, maar de invloed van Blavatsky op het antroposofische denken is onmiskenbaar.
- ‘Alles wat bij de Toeraniërs decadent was, werkte eliminerend en omvormend bij het Hebreeuwse volk’, uit ‘Het Mattheus-Evangelie’ (niet te verwarren met het Evangelie uit de Bijbel, maar Steiners lezingencyclus uit 1910). Dit lijkt waarempel nog een antisemitische uitspraak. Steiner vervolgt met: ’dat de oude Atlantische helderziendheid bij de Hebreeuwen zich niet manifesteerde in een lager astraal helderzien, maar naar binnen sloeg en het innerlijk leven organiseerde’. Verder zegt Steiner: ‘De prometheïsche denkkracht, die de Arisch-Kaukasische mensheid in de na-Atlantische periodes moest ontwikkelen, wordt vooreerst met het hoge rotsgebergte van het hoofd verbonden, het Jupiter-denken krijgt een zetel in de hersenen’. Dit soort praat kenden we al uit ‘de Volkszielen’. Wat is die ‘Brug’ toch een bruikbare bron van informatie, hoe alles zo ongeremd en ongeneerd het web op wordt geslingerd. Verder staat er dat zowel de Chinezen als de Semieten afstammen van de ‘Oer-Toeraniërs’ (daarom zijn ze allebei ‘goed in de handel’) en staan de Chinezen in een ‘Luciferisch licht’. Beide rassen (Chinezen en Semieten) zijn overigens ‘zeer oorlogszuchtig’. Het verhaal van de ‘Oer-Toeraniërs’ staat ook nog uitgebreid beschreven in de ‘Akasha-kroniek’. Zij gebruikten hun krachten slechts voor ‘het bevredigen van hun grillige wensen en begeerten’ (p 31-32). Nee er is echt ‘géén sprake van rassenleer’.
- Natuurlijk, het begrip Wortelras behelst in eerste instantie ‘de mensheid’, al dan niet stoffelijk aanwezig in een bepaald tijdperk (pas vanaf Atlantis in fysieke vorm). Als Blavatky en Steiner van ‘onderrassen’ spreken bedoelen zij een cultuurperiode. Toch is dit concept wel erg vermengd met ‘rasdenken’. Wij leven nu in de tijd van het vijfde wortelras, de tijd van het ‘Arische ras’. De cultuurperiodes, of onderrassen die aan ons vooraf zijn gegaan zijn de ‘Oud Indische’, de ‘Oud- Perziche’, de ‘Egyptische-Babylonische’ en de ‘Grieks Romeinse’. Wel zijn dit allen ‘Arische’ culturen (volgens de antroposofie en de theosofie althans). Indianen, die hebben geen cultuurperiode. Chinezen ook niet (zie het artikel uit de Brug). Dus al zijn de begrippen wortelrassen en onderrassen vooral te relateren aan tijdvakken, het is en blijft een eurocentrische, zoniet ‘aryo-centrische’ visie op de geschiedenis en wellicht op de zin van de kosmos en het bestaan.
- In Steiners woorden: Sehen Sie sich doch die Bilder den alten Indianer an, und Sie werden gleichsam mit Händen greifen können den geschilderten Vorgang, in dem Niedergang dieser Rasse. In einer solchen Rasse ist alles dasjenige gegenwärtig geworden, auf eine besondere Art gegenwärtig geworden, was in der Saturnentwicklung vorhanden war; dann aber hat es in sich selber zurückgezogen und hat den Menschen mit seinem harten Knochensystem allein gelassen, hat ihn zu Absterben gebracht’( ‘Die Mission’, p. 122).
Met wat voor occulte en metafysische verklaringen Steiner en Blavatsky ook komen, de Theosofie en de antroposofie zijn beiden op zijn minst zwaar besmet door de modieuze rassentheorieën en de koloniale superioriteitsaanspraken uit die dagen, alleen krijgen deze aanspraken een esoterische onderbouwing. Bram Moerland toont mijn inziens overtuigend aan dat de Theosofie, zoals die door Blavatsky is geformuleerd (volgens haar door ‘Oosterse Meesters’ gedicteerd) niet zozeer Oosters is maar in een westerse mystieke traditie staat, gemengd met de Darwinistische Evolutie-leer, waardoor er in feite een soort ‘neo-religie’ is ontstaan, overigens een typisch negentiende eeuws fenomeen. - Steiner heeft zich dit gedachtegoed slechts eigen gemaakt, maar heeft het oosterse element weggezuiverd en het verder aangevuld met typisch Duitse romantische elementen. Een tamelijk prozaïsche, maar naar mijn mening waarschijnlijker verklaring dan dat het allemaal op een bovenzintuigelijke wijze zou zijn geopendbaard.
- De aarde -evolutie volgens Rudolf Steiner in het model van Poppelbaum (1929), uit Henk van Oort, Antroposofie, een kennismaking, Christofoor, 2006. Overigens kan ik de echte liefhebber aanraden wat verder te lezen. Verderop kunnen wij lezen dat de ‘Oer-Indier’ ten opzichte van de moderne Europeaan de geestelijke ontwikkeling heeft van een kind van zeven
- (Onder) Illustratie bij een lezing van Rudolf Steiner op 22 november 1907 in Basel, voor de leden van de Theosofische Vereniging. Het is niet zeker of deze tekening echt van Steiners hand is, maar volgens de heer Kugler van de Rudolf Steiner Nachlassverwaltung is het in ieder geval een getrouwe kopie van Steiners tekening.De parallel met een soortgelijke tekening uit de Volkszielen (fig. 1) is opmerkelijk. In deze tekening zien wij veel van al het voorgaande bij elkaar komen. Ten eerste de notie van de Wortelrassen, zoals die door Helena Blavatsky is vormgegeven (de Atlantiërs). Wij zien echter dat de lijn ononderbroken en opwaarts voortgaat tot de Europeanen. Kennelijk hebben de wortelrassen dus toch alles te maken met de huidige rassen. Ik denk dat niemand dat nog kan ontkennen. Een ‘decadente aftakking’ van de Atlantiërs is het ‘apengeslacht’ (zoals Blavatsky in de Geheime Leer uiteen heeft gezet). Een latere ‘decadente aftakking’ zijn de Indianen, het ras van de ‘Finsteren Saturn’ (kennelijk een tussenvorm van aap en Europeaan). Begeleidende tekst: ‘Von dem Punkte der Atlantische Zeit, wo Europäer und Indianer noch miteinander vereint waren, weiter zurückgehend, kommen wir in eine Zeit wo die Körper des Menschen noch verhältmäszig weich, von gallertatigen Dichtigkeit war. Da sehen wir wieder Wesen sich abzweigen und zurückbleiben. Diese Wesen entwickeln sich weiter, aber in absteigende Linie, und aus ihnen entsteht das Affengeseschlecht.Wir dürfen nicht sagen, der Mensch stamme vom Affen ab, sondern beide. Menschen und Affen, stammen von einere Form ab, die aber eine ganz andere Gestalt hatte als die Affen und heutigen Menschen. Die Abzweigung erfolgte von einem Punkte, wo diese Uniform die Möglichkeit hatte, einerseits aufsteigen zum Menschen und andreseits hinunterzufallen, zum Zerrbilde des Menschen zu werden’ (Cit. Rapport Commissie van Baarda, 411-412)
- En dit model is helemaal het toppunt. Hier zien wij het model van Poppelbaum, Haeckel en de opvattingen van Helena Blavatsky over de aarde evolutie samengebracht in een schema, van de hand van Steiner zelf:
Soms zegt één beeld meer dan duizend woorden. Maar…commentaren?
Ramon DJV
Helemaal mee eens eigenlijk. Overigens ben ik bezig met Immmelman en die immunisatietechniek is idd een goeie. Dat is pas bijna een ziekte (overdrachtelijk bedoeld, ik stel hier geen diagnose). Het van Baarda-rapport hangt bijna aan elkaar van dat soort argumenten wanneer het de critici van Steiner betreft. Vervolgens heeft Stephan Geuljans, zo’n beetje de belangrijkste vertegenwordiger van de antroposofen in Nederland die het van Baarda-rapport afwijzen (een van hen heeft hier eerder geparticipeerd), dit weer de van Baarda-commissie verweten (http://www.antroposofie.nl/literatuur/motief33-3).
Misschien toch voor een Belgisch publiek uitleggen wie Plasterk is. Plasterk is een bekende Nederlandse bioloog en geneticus (hoogleraar aan de universiteit van Amsterdam), die nu minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen is (namens de sociaal democraten). Voor zijn ministersschap, dus toen hij nog gewoon als hoogleraar actief was, had hij diverse columns in Nederlandse media. Daarin schrok hij er niet voor terug om stevig zijn mening te geven. Ik vond zijn columns meestal erg geestig en vaak terecht, maar dat doet hij dus niet meer nu hij opeens minister van onderwijs is geworden. Maar wellicht dat er zo zwaar aan getild wordt nu hij minister is geworden.
Ach en die meningen over Helmut Zander, ik moet zijn boek nog lezen. Heb me misschien ook wat laten meeslepen door alle voorpubliciteit. Al zijn er ook antroposofen, NB werkzaam bij het Goetheanum, die aangeven dat dit boek buitengewoon serieus moet worden genomen. Dus ik ben benieuwd. En wat ik er tot nu toe van heb gelezen (vooral wanneer de ‘rasverschillen’ worden opgeheven), klopt idd precies. Was voor mij zelfs weer verhelderend om opnieuw goed naar die tekst te kijken. Maar om verder uitvoerig te betogen waarom hij wel of geen gelijk zou hebben lijkt me niet zo zinvol als je zijn boek niet gelezen hebt (toegegeven, ik heb me daar ook een beetje aan bezondigd, zij het alleen in een voorbeeld waar geen enkel misverstand over kon bestaan). Maar verder lijkt het me raadzaam om enigszins bescheiden te zijn in het vellen van oordelen over iets dat je nog niet hebt gelezen, zowel in positieve zin als in negatieve zin (vooral dan).
En wat betreft de wetenschappelijkheid van Steiners opvattingen, het lijkt me langzamerhand wel duidelijk. Zijn opmerkingen over rassen zijn in ieder geval volkomen speculatief.
Moderatie: reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
30/01/2009 at 13:39
Maar goed, om nog even op Plasterk terug te komen. Hoewel hij zich als minister van onderwijs nu neutraal moet opstellen, kan ik me wel een beetje voorstellen dat sommige antroposofen niet zo blij zijn dat hij jaren geleden die column heeft geschreven. Want hij moet duidelijk niets hebben van Rudolf Steiner (behalve dat hij het speeldgoed op de Vrije Scholen wel schattig vindt). Maar goed, hij heeft er eerder ook geen geheim van gemaakt dat hij atheist is en nu zit hij in een regering waarin ook een orthodox Christelijke partij participeert. En dat gaat ook goed, althans tot nu toe wel. Deze column is een reactie op de verschijning van het van Baarda-rapport, dus ik denk uit 2000.
Floris Schreve Says:
30/01/2009 at 18:55
Wat tot nu toe opvallend is geweest dat iedereen van antroposofische zijde, die probeert de opvattingen uit Die Mission einzelner Volksseelen, of Steiners uitspraken over de indianen, te verdedigen, meteen zelf zijn vingers brandt. En ik geloof best dat geen van de verdedigers van Steiner vanuit zichzelf vreemde denkbeelden over dit ‘ras’ koestert, alleen het voor alles verdedigen van Steiners uitlatingen in deze kwestie brengt je wel in racistisch vaarwater. Waarom? Omdat deze ideeën gewoon regelrecht racistisch zijn. En nogmaals ik heb er waardering voor als mensen dat tenminste durven (dat kun je ook niet van iedereen zeggen, al zou het mooier zijn om deze opvattingen te verwerpen), maar het is vrijwel onmogelijk om dit gedachtegoed recht te praten. En dan de Commissie van Baarda ea doodleuk beweren dat geen sprake van rassenleer is! Ik vrees dat dit een onoplosbaar probleem is, tenzij die twee voordrachten (en nog wat ander werk) gewoon op de helling gaan en door de hedendaagse antroposofie worden erkend als ‘helaas ernstig discriminerend’ en ‘wij distantiëren ons van de inhoud’. Dat lijkt me de enige oplossing.
Floris Schreve Says:
30/01/2009 at 19:04
Al roept Veltman nog zo hard dat Jeurissens brochure gespeend is van iedere logica, het feit dat je kunt beweren dat er geen sprake is van rassenleer en vervolgens stelt dat de ‘indianen een ziek ras zijn’, dat is echt logica die alleen voor antroposofen lijkt te gelden.
Een vriendin van mij vertelde deze week dat ze een paar indianenreservaten in Amerika heeft bezocht. 30% van de indianen woont in reservaten. In de reservaten die zij had bezocht, was de armoe van een Indiaas (India dus) niveau. Allemaal witte caravans. S’avonds wilde ze ergens in een hotel een biertje drinken. Jammer dus, n de zeer zeer weide omtrek geen druppel alcohol te bekennen. Bewust. De indianen werden daar op deze wijze (zeer discriminerend en racistisch – na al die tijd – van de alcohol afgehouden want , is de verklaring, nu nog kunnen ze -genetisch bepaald-absoluut niet tegen alcohol. Dat heeft niets met gezondheid te maken, dat is allemaal geschiedkundig, sociologisch bepaald. Als ze niet zo gediscrimineerd zouden worden zouden ze in goede welstand en welvaart, gelukkig, tevreden, blij en in rijkdom van cultuur hun toekomst ontwikkelen.
Alex, ik ben ook weleens in een indianenreservaat geweest en het is daar idd zo’n beetje de derde wereld. En mij is verteld dat dit nog een van de reservaten was waar het betrekkelijk goed ging (om precies te zijn, van de Makah, in the State of Washington, het meest noordwestelijke puntje van de VS). Maar ooit over nagedacht hoe dat komt? Ga je dan eerst verdiepen (en dan echt) in hun geschiedenis, laten we zeggen va. 1800 tot nu. Ik denk dat dan de meeste vragen wel te beantwoorden zijn. Als je literatuurtips nodig hebt moet je het zeggen. Maar wellicht dat het lezen van een paar goede romans van schrijvers van indiaanse afkomst, van bijvoorbeeld Putlitzer Prize winnaar N. Scott Momoday (voor zijn ‘House made of Dawn’, grote aanrader), al genoeg inzichten biedt. Meer dan de racistische praatjes van Rudolf Steiner.
Dat er grote problemen zijn, tot op het moment van vandaag, geheel eens. Overigens ook onder Amerikaanse zwarten zoals je weet (of heeft dat ook een raciale verklaring en is dat ‘ras’ ook op een bepaalde manier ‘ziek’?). Hier in Nederland zijn ook problemen met migranten. Zijn dat daarom ook vertegenwoordigers van een ‘ziek ras’?
Maar mijn suggestie is: lees een keer Dee Brown, ‘Bury my heart at Wounded Knee’ (1973, grote klassieker!). Daarna wellicht iets van Vine Deloria Jr. (Custer died for your sins) En dan wellicht die roman van Scott Momoday. Dat zal je veel nieuwe en zinvolle inzichten opleveren.
Bovendien, sinds wanneer is armoede ‘raciaal’ bepaald?
Er zijn overigens ook hoogleraren, advocaten en artsen van indiaanse afkomst, ondanks hun maatschappleijke positie. Het zijn er verhoudingsgewijs weinig als je het vergelijkt met de amerikaanse zwarten, maar hun positie in de VS is ook iets schrijnender (Canada iets minder maar ook niet om te juichen). Sterker nog, in de negentiende eeuw lukte het een indiaan voor het eerst om door te dringen tot een universiteit. Dat was Donehogawa (verplicht aangenomen westerse naam Ely Parker). Hij was afkomstig van het Oneida volk in het oosten van de VS (die dus al lang geleden waren ingelijfd). Hij werd uiteindelijk een succesvol advocaat en door President Ullysses Grant gevraagd Commissaris voor Indiaanse aangelegenheden te worden. Hij heeft hard geknokt voor de belangen van de nog niet ingelijfde indianenvolkeren in het westen, maar uiteindelijk gedesillusioneerd en uit protest zijn functie opgegeven. Een ander voorbeeld is Ohissiya (Santee Dakota). Als kind was hij ontvoerd naar een kostschool. Hij werd een beroemd arts (onder de opgelegde naam Charles Edenshaw), die besloot zijn leven te wijden aan het helpen van net onderworpen indianen volkeren, die onder de meest vreselijke omstandigheden in reservaten waren opgesloten. Nadat het drama van Wounded Knee had plaatsgevonden, trad hij terug en schreef hij een indringend boek over zijn belevenissen.
Hoewel de indianen een systematisch buitengesloten groep waren (of zichzelf soms buitensloten, want zij hadden er niet voor gekozen om burger te worden van de Verenigde Staten van Amerika), zijn er toch genoeg mensen doorgedrongen tot universiteiten. Ondanks hun belabberde positie (die tot op de dag van vandaag duurt) blijkt uit niets dat dit een stervend, minderwaardig of decadent ‘ras’ is (als zoiets überhaupt bestaat). Maar goed, als je kennis van dit onderwerp wilt opdoen, lijkt Rudolf Steiner mij geen betrouwbare bron. En ik zou bepaalde speculaties over rassen toch enigszins opschorten, totdat je iets meer wezenlijke kennis hebt opgedaan. Of beoordeel je je medemens in andere gevallen ook op huidskleur?
Wat wel heel grappig is , is dat jouw verdediging weer haaks staat op de argumenten (als je ze zo kunt noemen) van de Commissie van Baarda. Daar wordt beweerd dat steiners opmerkingen over het ‘rode ras’ nadrukkelijk niet gaan over hedendaagse indianen (waarom ze dat vinden wordt niet helemaal duidelijk, wellicht omdat de van Baarda Commissie de strategie volgt van de bewering dat de rasverschillen tegenwoordig geen rol meer spelen). Maar dat is dus weer een compleet ander verhaal. Ook dat is interessant. Er zijn veel antroposofen die Steiner verdedigen, maar in hun argumentatie lopen ze vaak zo ver uiteen, dat de ene versie de andere uitsluit. Dus ook jouw verhaal klopt niet met de uitleg van de Commissie van Baarda. Brüll gaat daar overigens nog verder in, die zegt dat de rasverschillen alleen geldigheid hadden voor de Christelijke jaartelling, hetzelfde argument als uit de Brug overigens. Maar dan kom jij dus aan met hedendaagse zieke indianen? Het wordt zo wel een heel bont geheel.
En dan hebben we ook nog het fantastische argument van Veltman gehad: Het kwam allemaal goed met de grote ontdekkingsreizen!
Maar Alex, een ding moet ik je wel nageven, Steiner heeft het, gezien zijn eigen worden, over de negentiende eeuw. Dus in die zin blijf je wel dicht bij Steiner zelf.
Ik heb met mijn bijdrage niet geprobeerd om een perfecte visie te geven op het probleem wat hier wordt besproken. Ik heb ten aanzien daarvan slechts het een en ander van mijn mijn huidige inzicht laten zien. Een stukje eigen werk met dit onderwerp. Ik had eerst een ander even lang stuk geschreven helemaal gebaseerd op teksten van Steiner maar bedacht me dat dat niet eigen zou zijn en, – bepaald niet minder belangrijk -; waarom zou ik zoals voorheen teksten aanreiken uit het werk van Steiner als anderen daar niet om vragen en zelf niet eens de moeite nemen om kennis te nemen van die teksten.
Ik had het ook vast mooier kunnen schrijven of kunnen samenstellen zodat het nog beter over zou komen, maar dan had het nog langer geduurd om het in te brengen. Ik heb er dus ook niet zo’n moeite mee dat het allemaal niet zo perfect is. Ook de taalfoutjes horen er een beetje bij, ik doe dit naast een heel drukke baan die me behoorlijk in beslag neemt. Het woord rassisme, was als mijn schrijfwijze duidelijk beinvloed door het vele lezen in de duitstalige boeken van Steiner. Maar dat had iedere intelligente lezer natuurlijk direct in de gaten. Ik heb mijn bijdrage op het forum laten zetten opdat de eventuele lezers – hoeveel zouden dat er eigenlijk zijn?- ook een ander verhaal zou kunnen lezen. Ik heb verder niet de illusie dat dit forum veel zichtbare resultaten op zal leveren. Het is duidelijk dat Floris streeft naar een verwijdering van teksten zoals te vinden in de Mission, zoals hij die in het forum aangehaald heeft, maar dat verwijderen zal wezenlijk niet plaats vinden. De teksten zullen zeker naar de achtergrond verdwijnen maar dat zal dan niet alleen deze teksten betreffen, er zal veel meer naar de achtergrond verdwijnen, dat is nu eenmaal de tijdsgeest, en wat er dan terugkomt zal iets zijn waar de meesten van ons nu zelfs geen vermoeden van hebben. Ook het grootste deel van de gangbare wetenschap zal naar de achtergrond verdwijnen en vooral die welke zich niet met de natuurwetten bezighouden. Hoe weinig invloed het bestaan of het verwijderen van die teksten op het bestaan van de antroposofie hebben zou men zich kunnen voorstellen als men bedenkt hoe de situatie zou zijn als Steiner deze voordrachten niet zou hebben gehouden of als ze nooit zouden zijn genotuleerd. En daarmee komen we bij alle teksten die hadden kunnen bestaan als Steiner langer had geleefd en bij alle wetenschap die Steiner bewust niet openbaar ter kennisname heeft aangereikt omdat de mensheid daar nog niet aan toe was. Ik ben me er bewust van dat veel verwijzingen die Floris aanreikt naar andere literatuur, schrijvers en wetenschappers – zover ik die niet al kende – mij niet aanspoorden om van de meeste daarvan kennis te nemen. Ik heb er gewoonweg de tijd niet voor. Van de andere kant beschuldig ik dan ook geen van die wetenschappers er van dat ze fundamenteel ergens over de schreef gaan. Hoe zou ik dat ook kunnen als ik de meesten er van niet eens heb bestudeerd. In wezen ‘verwijt’ ik een aantal aangehaalde wetenschappers, en ook critici hier alleen maar met de vaststelling dat ze wezenlijk niet in staat zijn buiten hun eigen materiële voorstellingsvermogen te kunnen denken. Als je denkt in hokjesgeest, zie ik een beeld voor me van iemand in een hokje die alles in het eigen hokje trekt en daar beoordeeld als passend of niet passend in het ‘hokje’ en als dat niet het geval is wordt het er als ‘onwetenschappelijk’ uitgegooid, soms ‘uitgeflikkerd’. Logisch dat nogal wat mensen zich tot bijvoorbeeld antroposofie aangetrokken voelen, dat is, als je er goed kennis van neemt, voor veel mensen tenminste niet zo’n benauwd hokje. In de discussie hier, die waarschijnlijk nooit zichtbaar vruchtbaar zal worden, is het gemis aan werkelijke diepgaande kennis bij critici ten aanzien van de antroposofie een van de grootste handicaps. Voor mensen die weten waar het over gaat, die zich werkelijk in de antroposofie hebben verdiept, zonder dat dat hoeft te betekenen dat ze deze dan ook als hun levensfilosofie hebben geaccepteerd, moet dat zonder meer duidelijk worden. De verenging van het gesprek tot racisme is dan ook een kunstgreep van theorie zo blijft het hanteerbaar. Ik denk overigens niet dat deze discussies hier en op de vele vaak ook buitenlandse andere fora, er zijn er namelijk nogal wat, dus erg origineel is dit allemaal niet, alleen maar Nederlands, maar weinig schade toebrengt aan de antroposofie, wellicht zelfs constructief kan werken voor de antroposofie. Wat dat betreft ben ik het wel met Floris eens dat schade aan de antroposofie vooral wordt toegebracht door mensen die verklaren vanuit een antroposofisch standpunt te spreken en vervolgens bijvoorbeeld de holocaust gaan ontkennen. Het kan nog erger, maar dat is in ieder geval al HEEL ERG. Maar goed eenieder kan tegenwoordig een website of dergelijke beginnen en daar bescheiden of onbescheiden zijn mening aan de man of vrouw brengen. Maar daar kan ik dan ook alleen maar zo op reageren omdat ik joodse vrienden heb, in Israel ben geweest en daar met overlevenden heb gesproken die hun kampnummer nog op hun arm hadden staan. Nu lijkt het er op dat Floris het graag ziet dat antroposofen zich tegen dit soort activiteiten uitspreken, maar iedereen maakt een eigen keuze. Ik zou me ook kunnen voorstellen dat Floris zijn energie beter zou kunnen besteden aan de slachtoffers van het communistische regime in China, – geen ziekte-, of rassenprobleem overigens, allemaal historisch maatschappelijk bepaald(?), – want de lijken daar, dat zijn pas echte lijken, – orgaanroof bijvoorbeeld- , en DIE stinken pas echt, want die stinken nu! En zo maakt iedereen zijn keuze. Het is natuurlijk wel interessant eigenlijk waar iemand de fascinatie vandaan haalt voor een of ander onderwerp maar dat is dan weer een ander onderwerp.
Goed, met al die bescheiden of onbescheiden meningen die hier te berde worden gebracht heb ik niet de illusie dat mensen, lezers, dus ergens van overtuigd worden. Niet van het materialistische standpunt; de geest van de mens is een activiteit van het menselijke fysieke hoofd, de hersenen, of van het antroposofische standpunt; de geest is een wezen op zich en bewoont in een incarnatie tijdelijk, en voorzoverre dat lichaam mede door haar of hem zelf gevormd, dat toelaat. En als iemand voor zichzelf zou besluiten dat de Mercedes dan het arïerlichaam is en de Trabant het indianenlichaam, dan moet die persoon daarna nog beslissen of een perfecte Trabant slechter is dan een mercedes die rijp is voor de sloop vanwege slecht gebruik. Andere mensen zullen hopelijk in staat zijn om na te denken over hun eigen denken, een goede manier om tot een zelfstandig denken te komen, en op basis van dat nadenken tot eigen ontwikkelende inzichten te komen. Die hoeven niet perfect te zijn. Ieder mens heeft ook ‘recht’ op zijn of haar fouten. Daar leer je soms het meeste van. Ik heb verder de indruk dat heel veel mensen in dat wat ze lezen vooral op zoek zijn naar de bevestiging van de ideëen die ze toch al hadden. Met andere woorden de meeste mensen zijn vooringenomen en helemaal niet onbevangen. Historisch en maatschappelijk bepaald. In die optiek is het heel interessant om te weten waarom ik, helemaal niet antroposofisch opgevoed, en de antroposofie pas later ontdekkend door een collega, historisch en maatschappelijk voorbestemd zou zijn geweest om toegang te krijgen tot het antroposofisch denken. Dan te bedenken dat ik eigenlijk de enige ben uit een gezin met zes kinderen. Als ik al een ‘volgeling’ van Steiner ben geworden dan is dat toch een stap geweest vanuit het legioen van ‘volgelingen’ van denkers zoals Kant, notabene vanuit een cultuur die wordt bepaald door ‘volgelingen’ van denkers zoals
Kant. In de logica van “ das Historisch Bedingte” had ik toch een materialistisch denkend mens moeten worden. Nou ja, als ik een antroposoof zou zijn dan is dat in wezen ook zo, want een antroposoof ontkend natuurlijk niet wat zintuiglijk waarneembaar is, een antroposoof is iemand die behalve dat hij van een zintuiglijke werkelijkheid uitgaat daarbovenop, als een “Erweiterung” ook nog van een geestelijke werkelijkheid uitgaat, een die de grondslag is van de materïele werkelijkheid. Ik wordt door Floris uitgenodigd voor de onderbouwing van mijn antroposofische inzicht bronnen te noemen en dat is wat ik nou een onbegrijpelijke vraag noem, want ik heb mijn bronnen al genoemd, laat ik het zo zeggen: mijn bron genoemd. Mijn bron is voor een groot gedeelte het antroposofische werk van Rudolf Steiner, het mooiste en het meest inspirerende wat ik in mijn leven heb mogen ontmoeten. Het meest vruchtbare ook want ik heb in mijn werk en in mijn omgang met mensen veel aan de antroposofie te danken. En ik kies er bewust niet voor om me intensief uit te laten in het aanhalen van citaten van Rudolf Steiner om daarmee de gemakzucht van anderen te compenseren. Een andere bron is het leven zelf, mijn persoonlijke ervaringen. Dat wat er in mijn hoofd en in mijn hart omgaat. Hoewel dat niet zichtbaar is en dus voor echt consequent materialistisch denkende mensen niet bestaat, weet ik dat het bestaat. Niet alleen mijn denken bestaat, maar ook het denken over mijn denken bestaat, de eerste stap van puur geestelijke activiteit die je als mens kunt zetten. En door het denken over mijn denken heb ik toegang gevonden tot de antroposofie. Dat heeft zich allemaal zintuiglijk onzichtbaar afgespeeld binnen in mij. En ondanks dat is het werkelijkheid. De discussie hier is amper gerelateerd aan de werkelijkheid. Terwijl hier een soort van polemiek plaats vind tussen de puur materïele en geesteswetenschappelijke visie is de wereld om ons heen, zeker in Nederland enorm veranderd in de laatste honderd jaar. Vijftig jaar geleden zat iedereen zondags nog zo’n beetje in de kerk. Nu, gelooft een enorm aantal mensen al in een heel ander soort leven na de dood en in reincarnatie, en er zijn zelfs atheïsten die overgegaan zijn naar zoiets als ietsisme. Tegenwoordig kun je op veel plekken regressietherapie doen, contact maken met je hogere zelf, contact maken met de ‘andere’ wereld en hebben helderzienden televisieprogramma’s met hoge kijkcijfers. Halen boeken over bijna-doodervaringen hoge verkoopcijfers, is Kübler Ross een beroemdheid en zijn er heel wat boekenwinkels waar mensen hun brood verdienen met het verkopen van boeken die allemaal gaan over het geestelijke wezen van de mens. Vrije scholen gaan gewoon door, ondanks de niet aflatende kritiek waarmee ze zich onderscheiden van andere schoolvormen die lang zoveel van dat soort aandacht niet krijgen. Om mij heen constateer ik dat ouders hun kinderen met een goed gevoel bij de vrije school blijven aanmelden. Een merkwaardig fenomeen als je je gaat afvragen hoe dat kan als je merkt dat de meeste mensen de antroposofie amper kennen en ze , zover ik dat kan zien, “historisch nicht bedingt’ zijn. Merkwaardiger nog als je al die kritiek leest die er op een forum als dit te vinden is. Ik heb het een beetje nagekeken maar er schijnen wereldwijd ongeveer 55.000 leden te zijn van de antroposofische vereniging. Daarnaast heb je de antroposofische beweging. Ik heb het idee dat dat er veel meer zijn dan de leden. De mensen die zich dus met de antroposofie verbonden voelen maar geen lid zijn van de vereniging. Dan heb je de scholen, de heilpedagogie, de landbouw, de biologisch dynamische boeren, de therapeutica en andere werkgebieden.
Rudolf Steiner heeft geschreven dat de veranderingen toch zullen komen, dat ze niet tegengehouden kunnen worden en dat als ze komen er ook juist veel en heftige weerstand zullen krijgen
Het aparte is zelfs dat je je kan afvragen of een forum zoals dit niet juist het tegenovergestelde bereikt van wat ze wil door de wijze waarop ze kritiek menen te mogen uitoefenen op andersdenkenden.
De wijze waarop en dus niet het hebben van een vorm van kritiek zelf. Want natuurlijk heb ik ook ‘kritiek’ op dingen die ik bij Steiner lees. Maar dan kritiek in de zin van; Wat krijgen we nou Rudolf, hoe kun je dit nou zeggen? En dan ga ik verder lezen, op zoek naar een verdere toelichting van hem op het onderwerp en dan kan ik het meestal weer pakken. De critici hier menen dat ze dat mogen kleineren met opmerkingen als ‘volgeling zijn van Steiner’ waarmee ze wellicht bewust of onbewust willen demonstreren dat ze zelf geweldige zelfstandige vrije denkers zijn met een door toeval ongelooflijk goed geconstrueerd brein. Maar in feite kouwen ze voortdurend gedachten van anderen na die weer bewust of onbewust geselecteerd worden om hun eigen geconditioneerde vooringenomen hokjesdenken te rechtvaardigen. De materialistische hokjesgeest komt tot uitdrukking door uitspraken als: Bij mensen gaat het om 1 soort. Ja biologisch, biologisch, maar de mensensoort is uitdrukking van een enorm aantal individuele geestelijke wezens, in tegenstelling tot een diersoort, die in haar specifieke aantal de uitdrukking is van 1 geestelijk wezen. (lees asjeblieft Steiner eens echt door), evolutie is doelmatig maar niet gericht op het biologische maar op het geestelijke wezen. De theorie van het toeval is net zo onbewijsbaar als het bestaan van het geestelijk door zintuiglijke waarneming bewijsbaar is. Er is altijd iemand die zegt: Waaruit is het allereerste begin dan ontstaan? Dus in het begin was er helemaal niets behalve de God Toeval? Nee er was altijd al iets en dat was er gewoon? Ja zo lust ik er nog wel een paar. En als het allemaal toeval is waarom is het uitsterven van een volk dan ineens geen toeval meer? O, omdat dat ‘historisch bedingt’ was? Maar is dat dan geen toeval? En als de indianen in Amerika toevallig rood waren en de negers in Afrika toevallig zwart dan is het toevallig dat er in Amerika niet en zwarten en witte en rode mensen door elkaar werden geboren? Wat toevallig zeg, dat ze nou net toevallig in Amerika rood werden en in Afrika zwart en in China toevallig een beetje geel. Wat toevallig dat er nog zoveel indianen genetisch niet tegen alcohol kunnen en dat ze in reservaten wonen omdat ze ‘gediscrimineerd’ worden terwijl er Ieren zijn geweest die oorspronkelijk toevallig heel goed tegen alcohol konden en toevallig ook flink maar dan wel anders werden gediscrimineerd en waarvan er zelfs bijna twee president van Amerika zijn geworden. Wat een toeval. Wat toevallig dat die ‘arïer’ Hitler, die verder weinig weg had van de edelgermaan, zijn volk zover kreeg om zijn arisch volk, het superieure ras nog wel, zichzelf als nullen te laten beschouwen en Stalin zo ongeveer in zijn eentje het hele russische volk in zijn greep kreeg. En wat een toeval dat Nikola Tesla de wisselstroomgenerator uitvond en nog meer uitvindingen deed die sindsdien nog niet eens door andere wetenschappers zijn “ontcijferd” Nee er zit niets doelmatigs in dat de mens pas in de twintigste eeuw uitvindingen deed met betrekking tot materialen en eigenschappen van materialen die inmiddels al een paar duizend jaar op aarde rondslingeren. En het is heel erg toevallig dat de Chinezen lang geleden het drukken uitvonden en net zo toevallig dat veel en veel later in Europa het boekdrukken begon. Allemaal toeval. Nou als iemand dat zo vind, dan mag dat best wel van mij. Ik heb de indruk dat het in al deze zaken vooral een kwestie is van “ The Eye of The Beholder” Mensen projecteren vooral zichzelf in hun meningen. Ik heb verder de indruk dat als ik het racisme forum hier een beetje doorlees dat nogal eens de toon van het gesprek niet erg “verhogend” is. Als ik de degenererende , kleinerende opmerkingen lees, de bewuste of onbewuste tendentieuse insinuaties naar andersdenkenden, in dit geval dan “antroposofen” wie dat dan wel mogen wezen, dan geeft dat niet zo’n geweldige indruk. Het tekort aan kennis met betrekking tot de antroposofie, de onbescheidenheid van het daaraan gekoppelde snelle oordeel, ja, dan frons ik me wel de wenkbrauwen. Als het dan zo is dat Steiner wordt verweten dat hij theoretiserend racistisch was, en niet praktiserend, waarom proef ik dan in de wijze waarop in dit racismeforum kritiek wordt gegeven met regelmaat een houding waarbij ik het beeld krijg dat een dergelijke houding wel zo ongeveer ten grondslag moet hebben gelegen aan de houding van een groot aantal kolonisten destijds in Amerika ten aanzien van de indianen. Voor mij treedt dit vooral aan het daglicht in de voortdurende relativering door Floris van uitspraken zoals Plasterk die maakte, overigens niet alleen ten aanzien van antroposofen., uitspraken waarvan ik alleen maar via dit forum een aantal weken geleden op de hoogte ben geraakt waardoor ik er ook dan pas wat over heb geschreven, om maar weer een stukje insinuerende kritiek op te helderen. Ik heb me ondubbelzinnig uitgesproken over het toevallige forumstukje van Plasterk, de oportunist die toevallig nu in het kabinet wel voorzichtiger is geworden. De relativering door Floris van Plasterk zijn uitspraken, maken het betoog van dat zogenoemde racisme voor mij volkomen ongeloofwaardig en hij laadt hier mee zeer sterk de verdenking op zich dat het niet om het onderwerp maar om de persoon gaat, in het geval van Steiner om hetgeen waar de persoon Steiner voor staat. Ik heb bij alles wat ik van Steiner heb gelezen nergens zo’n ongefundeerd, Plasterk geeft dat zelf aan, achterlijk, respectloos en populistisch verhaaltje gelezen. Maar Floris vindt dat wel geestig. Ik denk dat als iemand van mening is dat Steiner verweten mag worden dat hij onheus met andere mensen omgaat in zijn determinerende opmerkingen, dat die persoon vanuit die wetenschap dan wel zou mogen laten zien dat hij dat zelf dan niet doet.
Maar goed wie heeft de deelnemers hier gevraagd om een mening te hebben over de sterfte van de indianen, wie heeft de deelnemers hier gevraagd om een mening te hebben over Rudolf Steiner? Rudolf Steiner die o.a. als adviseur van de Nederlands Arts Ita Wegman, zeer nauw betrokken geweest is bij de ontwikkeling van de antroposofische geneeskunst. Hij hield ook speciale voordrachten voor oa. Nederlandse artsen.
De opmerking dat antroposofen zo weinig van zich laten horen als het om discussies gaat over vermeend racisme bij Rudolf Steiner, roept bij mij het volgende beeld op. Er is een lezing, een arts vertelt voor een uitgeselecteerd publiek vanuit zijn ervaring in een jarenlange praktijk in een ziekenhuis, waar hij met grote regelmaat mensen weer na een hartstilstand teruggehaald heeft met geweldige medische techniek, over bijna dood ervaringen.
Hij vertelt dat hij in zijn praktijk nog nooit van een van zijn patienten over een bijna dood ervaring heeft gehoord. Hij verteld dat hij na een studie van het fenomeen tot de conclusie is gekomen dat dat soort ervaringen het gevolg zijn van hallucinaties bij de betreffende patienten, ontstaan door bijvoorbeeld medicijnen of zuurstofgebrek. Hij laat schema’s zien, chemische formules van medicijnen, overzichten van de werking van zenuwen, enzovoort, ter ondersteuning van zijn verhaal. Er wordt vanuit de zaal weinig gereageerd, de sfeer is ook niet echt geweldig. En de arts begrijpt er niets van. Na afloop zegt hij tegen zijn collega; wat een vreemd publiek had ik tijdens mijn lezing. Niemand reageerde , niemand had vragen, niemand zei eigenlijk wat, en de sfeer was niet echt prettig. Waarop zijn collega antwoord: wist je het dan niet? Alle mensen in het publiek hebben allemaal een zeer ingrijpende bijna dood ervaring gehad.
Dit beeld is ge-ent op het waar gebeurde verhaal van de arts die tijdens een lezing vertelde dat nog nooit 1 patient tegen hem had gezegd dat hij een bijna dood ervaring had gehad. Waarop er iemand in het publiek opstond en zei; Ik ben een patient van u. Ik heb tijdens een operatie waarbij u aanwezig was een bijna dood ervaring gehad. U was wel de laatste aan wie ik dat zou vertellen.
Ik wil het hier verder bij laten. We kunnen hier jaren over door gaan, maar daar kies ik niet voor. Ik kan niet zeggen dat deze discussie voor mij niet vruchtbaar is geweest want dat is ze wel. Ik heb er weer heel veel door geleerd en daar mag ik een ieder hier wel dankbaar voor zijn. Ik ben alleen maar gesterkt in mijn beleving dat het verhaal zoals ik dat van Steiner heb begrepen zeer zeker dichter bij de waarheid staat dan de summiere andere verklaringen hiervoor die ik via het forum heb vernomen. De dood van mensen wordt door Steiner niet gerechtvaardigd. Dat de dood van mijn vader door het verhaal van zijn beroerte zou kunnen worden gerechtvaardigd is net zo’n onzin als om te stellen dat de dood van bijvoorbeeld de indianen door het verhaal van Steiner zou worden gerechtvaardigd. Beiden wordt door het verhaal enkel verklaard en toegelicht. Het heeft helemaal niets te maken met rechtvaardiging. Dat voor een aantal mensen stukken uit voordrachten van Steiner als theoretisch racisme worden geclassificeerd en dat andere mensen gelukkig de vrijheid hebben om daar heel anders over te denken. Het zij zo. Wisdom is in the Eye of the Beholder.
Alex, dank voor deze lange verklaring. Toch een aantal punten. Jij hebt het erover dat niemand Steiner heeft gelezen. Ik denk dat je dat van mij niet kunt zeggen (en van verschillende anderen ook niet). Wat me wel opvalt is hoe armoedig de kennis van Steiners werk is bij sommige andere deelnemers, die het antroposofisch standpunt verdedigen. Die probeerden in regel weg te duiken voor Steiners teksten. Laat dat genoteerd zijn. Overigens had ik het allen maar goed gevonden als je een diepgaand op de teksten van Steiner zelf was ingegaan. Ik vind het jammer dat je dat niet hebt gedaan, want ik denk dat iedereen daar veel van zou hebben opgestoken (los van of jet het er dan mee eens bent).
En dat er zo’n drama over die ene column van Plasterk wordt gemaakt begrijp ik niet. Plasterk geeft NB zelf aan dat hij zich niet diepgaand in Steiner heeft verdiept, maar dat hij die ene uitspraak van Steiner absurd vindt. Ik heb me wel enigszins in Steiner verdiept en ik vind die uitspraak ook idioot. Ik kan hem niet eens echt inpassen in het plaatje van zijn totale filosofie. De rest van die omstreden uitspraken helaas allemaal wel (maar dat heb ik ook uitvoerig betoogd). Maar waarom suggereer je dat ik de verdenking op me laad dat het mij te doen is om de persoon Steiner? Ik geloof dat ik nergens op Steiner als mens ben ingegaan. Het gaat mij om zijn ideeën en zijn ideeën vind ik om verschillende redenen verwerpelijk. En ik heb denk ik wel aangegeven waarom (ik doe niets anders).
En dat we het hier over de indianen hebben en niet over de moordpartijen van het regime van Mao lijkt me logisch. Want die misdaden hebben plaatsgevonden lang nadat Steiner was overleden (verreweg de meeste misdaden die in naam van het communisme zijn gepleegd). Daarmee wil ik geen van die misdaden relativeren, zeker niet. Alleen denk ik niet dat die misdaden relevant zijn voor deze discussie. Net als de kwestie orgaanroof. Bij deze spreek ik daar mijn afkeuring over uit, maar de mensenrechten in China staan hier even niet op het programma. Heeft ook niets met de antroposofie te maken, niet ten voordele maar ook niet ten nadele. Overigens doe jij anders suggereren. Ik citeer:
Ik zou me ook kunnen voorstellen dat Floris zijn energie beter zou kunnen besteden aan de slachtoffers van het communistische regime in China, – geen ziekte-, of rassenprobleem overigens, allemaal historisch maatschappelijk bepaald(?), – want de lijken daar, dat zijn pas echte lijken, – orgaanroof bijvoorbeeld- , en DIE stinken pas echt, want die stinken nu!
Waarom dat vraagteken? Suggereer je daarmee dat deze gruwelijke geschiedenis mede bepaald is door de raciale eigenschappen van de Chinezen? Dat is pas een belediging voor de slachtoffers van het Maoistische regime. Overigens heb ik mij (staat geheel los van deze discussie) zeer recent uitgebreid bezig gehouden met gevluchte kunstenaars uit Irak, gevlucht voor het regime van Saddam Hoessein. Ik pretendeer veel van dit onderwerp te weten. Ik ben echter nog nooit op het idee gekomen dat de wandaden van het regime van de Ba’thpartij te verklaren zijn uit de raciale eigenschappen van de Iraqi’s. Dat zou ik bijna misdadig vinden, niet in de laatste plaats naar de mensen die ik persoonlijk ken die onder dat regime geleden hebben. Dus in die zin vind ik dat vraagteken ook beledigend voor Chinezen, zeker voor degenen die Mao’s terreur hebben moeten doorstaan. Consequent doorgeredeneerd is dit hetzelfde als de opmerking van Mellie Uyldert, aangehaald in mijn tweede artikel (is geen antroposoof, ik zeg het er nog een keer bij):
‘Men is het geboren slachtoffer, de martelaar, of men wil of niet. Vaak neemt zo iemand vrijwillig de voor anderen bestemde slagen op zich, kiest altijd het naarste plekje in vervoermiddelen of schouwburg en neemt de schuld van een ander op zich (…) Zij zuigen als het ware de disharmonieën van hun omgeving in zich op en boeten die uit met hun lichaamslijden. (…) Dit type komt bijzonder veel voor onder het joodse volk, dat, in wezen wars van alle geweld en agressie, het lijden van de gehele volkerengemeenschap op onze planeet op zich genomen heeft en de collectieve schuld uitboet, niet alleen in haar grote zoon Jezus van Nazareth, maar in de miljoenen bij pogroms en in concentratiekampen gemartelde en in onzegbaar lijden vernietigde en toch onsterfelijke joden. Zij zijn het grote voorbeeld van dit aspect: het verlossen van anderen door hun eigen ondergang. Daardoor kunnen zij ook onmogelijk kerkchristen worden, dus het dogma aannemen dat Jezus voor hen gestorven zou zijn – zij sterven zelf met hem mee voor dezelfde zaak.’
Ik neem aan dat jij zo’n opmerking niet voor je rekening zou willen nemen. Maar waarom dan die suggestieve opmerking over de Chinezen? Want dat gaat zo’n beetje van dezelfde ethiek uit, net als jouw opmerkingen over de indianen. Het is hun lotsbestemming, die is vervlochten met hun kenmerken als ras.
Ik denk dat niemand dit acceptabel zou vinden buiten de antroposofie. Zelfs dat je de wandaden van Mao zou kunnen verklaren uit de Chinese cultuur (de zg essentialistische visie) is al problematisch. De unieke samenloop van complexe historische gebeurtenissen blijkt toch de beste verklaring te zijn. Ik zou je wat dat betreft de recente Mao biografie van Jung Chang kunnen aanbevelen, die laat dat duidelijk zien. Om de verklaring te zoeken in het ‘Chinese ras’ is net zo absurd en bovendien net zo racistisch als beweren dat de moordpartijen en de huidige omstandigheden van de indianen te verklaren zijn vanuit raciale eigenschappen.
Over het verwijderen van teksten van Steiner, daar heb ik me nog nooit voor uitgesproken. Ik heb me daar zelfs tot nu toe ook niet over uitgesproken. Laat ik dat nu maar eens een keer doen. Ik zou daar zeer op tegen zijn. Ik heb wel eerder aangegeven dat ik weinig moet hebben van politiek correct gemaakte of gecensureerde vertalingen. Ik dat dus ook als geschiedvervalsing. Wat mij betreft moeten die teksten gewoon afgedrukt kunnen worden, zodat iedereen er kennis van kan nemen. De vraag is alleen of de antroposofie in georganiseerd verband achter die teksten moet blijven staan (onderwijs, en evt andere werkgebieden). Mijn idee zou zijn om ze geannoteerd uit te geven. Maar dat gaat weer wat verder en ik ga me over die uitwerking niet heel erg uitspreken. Dat moeten de antroposofen zelf maar doen. Ik probeer alleen te laten zien waar het probleem ligt. Ik denk dat ik daar wel in grote lijnen ben uitgekomen. In ieder geval dat de stelling ‘geen sprake van rassenleer’ onhoudbaar en onjuist is.
Verder zie ik niet waarom die tranentrekkers over bijna dood ervaringen iets ten gunste van Steiners rassenleer zouden kunnen betekenen. Want die blijft net zo walgelijk. Over de antroposofische geneeskunst valt zeker een heleboel te zeggen, maar ook dat staat niet op het programma. Laat ik in die kwestie maar neutraal blijven; het racisme-probleem is al groot en complex genoeg. Bovendien ben ik geen medicus.
Dat mensen de vrijheid hebben om achter Steiners rassenleer te blijven staan, ook dat lijkt mij een open deur. Maar het kan geen kwaad om die een keer in de schijnwerpers te zetten. Toen mijn ouders mij eind jaren zeventig naar de (lagere) vrije school stuurden hadden zij geen idee wat Steiner op dit gebied te melden had. Ik denk overigens dat veel sympathisanten met de antroposofie dat niet weten. Ik vraag me af of veel van die goedbedoelende ouders nog steeds zo sympathiek tegenover Steiner staan als zij kennis zouden nemen van Die Mission einzelner Volksseelen, Vom Leben des Menschen en nog wat andere publicaties. Ook om die reden is het goed om deze kwestie stevig op de agenda te zetten en heel precies zichtbaar te maken waar de antroposofische verdediging tot nu toe (van Baarda-rapport en al die andere publicaties) systematisch de fout ingaan. Helaas moet ik ook jouw uitgebreide antwoord (en nogmaals, hulde dat je het tenminste gedaan hebt) tot die categorie rekenen.
Floris Schreve Says:
31/01/2009 at 16:46
Overigens goed dat jij je wel tegen de Holocaustontkenningen in de Brug hebt uitgesproken. Je bent tot nu toe de eerste van de antroposofische partij die dat gedaan heeft. Ere wie ere toekomt, dus dat is een compliment waard.
Floris Schreve Says:
31/01/2009 at 19:19
Alex, nog een ding. Je schrijft:
‘Mensen projecteren vooral zichzelf in hun meningen’.
Ik mag toch hopen dat dit niet geldt voor je inzichten over de indianen en de Chinezen? Maar heb je verder van deugdelijke en rationele argumenten gehoord? Want het lijkt me ook vrijwel onmogelijk om Steiners inzichten over rassen ordentelijk te bewijzen. Wellicht projecteerde Steiner zichzelf in zijn inzichten (eerste keer dat ik op Steiner als persoon inga). Maar dan is de conclusie dat Steiner een volstrekte racist was. Maar laten we de personen en hun projecties er maar buiten laten. Dat komt de zinnelijkheid van de discussie wel ten goede.
Floris Schreve Says:
31/01/2009 at 19:55
Wat mij nog zinvol lijkt om hier aan dit debat toe te voegen (ook als nimand daarover wil discussiëren, dan publiceer ik het gewoon zelf), is hoe het van Baarda-rapport Steiner verdedigt. Dat is tot nu toe de meest actuele stand van zaken (relevanter dan Brüll ea, al denken sommige rechtzinnige antroposofen daar anders over) en de mening die officieel wordt aangehangen door de Nederlandse antroposofische vereniging. Het is ondoenlijk om het hele rapport van 720 pagina’s te behandelen, maar over de algemene criteria en de manier waarop de hier al besproken publicaties van Steiner worden verdedigd is wellicht interessant. Dus ik denk dat dit nog wel zinvol is om nader te bekijken. Bovendien is daar intellectueel heel wat meer eer aan te behalen dan de meeste behandelde (schriftelijke) pleidooien voor Steiners inzichten en opinies inzake ‘rassen’.
Het Van Baarda rapport is geautoriseerd door de AViN en geldt nu zo’n beetje als officieel antwoord op vragen rond Steiners racistische uitspraken. Het is natuurlijk voor sommige mensen binnen de antroposofische gelederen, waar men de mond vol heeft van individuele ontwikkeling (en de daaruit voortvloeiende ervaringen), moeilijk om een boek dat niet van Steiner komt een autoriteit toe te kennen die pretendeert in naam van ‘de antroposofen’ te spreken.
De conclusies van het Van Baarda rapport zijn vrij mild en ik vermoed dat de meeste antroposofen die zich met de het rapport hebben beziggehouden al blij zijn dat de critici zich tevreden hebben gesteld met de door de commissie vastgestelde zestien dicriminerende uitspraken van Steiner.
Maar hoe die commissie Van Baarda dat heeft gefikst, wil ik wel weten. Dus wel benieuwd naat je bevindingen.
Over dat ‘verdedigen’ moet ik nog iets kwijt. Eerder in deze discussie stelde Jan Luiten dat Steiner niet goed werd verdedigd met het van Baarda rapport. Maar ik geloof niet dat dit ooit de insteek was. De doelstelling van het rapport was een wetenschappelijk onderzoek, van een onafhankelijke commissie, naar in hoeverre er sprake van rassenleer of racisme in het werk van Steiner. Geen verdediging dus maar en ‘objectief’, laten we zeggen ‘neutraal’ onderzoek (objectiviteit is iets dat kan worden nagestreefd). We zullen kijken of deze commissie daar in een aantal relevate gevallen in is geslaagd (nogmaals, niet het hele rapport gaat hier behandeld worden,dat zou te veel zijn).
Ik kan het toch niet laten om nog op een passage van Alex terug te komen. Dit is een hele gemene, maar vooruit.
Alex:
‘Goed, met al die bescheiden of onbescheiden meningen die hier te berde worden gebracht heb ik niet de illusie dat mensen, lezers, dus ergens van overtuigd worden. Niet van het materialistische standpunt; de geest van de mens is een activiteit van het menselijke fysieke hoofd, de hersenen, of van het antroposofische standpunt; de geest is een wezen op zich en bewoont in een incarnatie tijdelijk, en voorzoverre dat lichaam mede door haar of hem zelf gevormd, dat toelaat. En als iemand voor zichzelf zou besluiten dat de Mercedes dan het arïerlichaam is en de Trabant het indianenlichaam, dan moet die persoon daarna nog beslissen of een perfecte Trabant slechter is dan een mercedes die rijp is voor de sloop vanwege slecht gebruik. Andere mensen zullen hopelijk in staat zijn om na te denken over hun eigen denken, een goede manier om tot een zelfstandig denken te komen, en op basis van dat nadenken tot eigen ontwikkelende inzichten te komen. Die hoeven niet perfect te zijn. Ieder mens heeft ook ‘recht’ op zijn of haar fouten. Daar leer je soms het meeste van. Ik heb verder de indruk dat heel veel mensen in dat wat ze lezen vooral op zoek zijn naar de bevestiging van de ideëen die ze toch al hadden. Met andere woorden de meeste mensen zijn vooringenomen en helemaal niet onbevangen’.
Vraag: heeft een mensenziel soms een fout gemaakt als hij incarneert in een indianenlichaam (trabant), zelfs als die het perfect doet? Ik begrijp dus dat dit beter is dan incarneren in een rammelende Merdedes. Is natuurlijk ook stom. Maar dan nog, je kan dus zeggen dat bepaalde zielen zo stom zijn geweest om in een trabant te gaan rijden. Ja, eigen schuld, dikke bult. Daar komen dus ongelukken van, zie Wounded Knee. Niet dat het goed is om onder alle omstandigheden in een Mercedes te stappen (zijn in de periode, laten we zeggen 1943-1945 nog al wat stevige bombardementen op uitgevoerd, dus dat was bepaald geen pretje, zeker niet voor de Mercedessen die in Dresden waren geparkeerd, om maar een voorbeeld te noemen), maar als je als ziel in een Trabant incarneert ben je als ziel pas echt een halve zool. Daar zit je dan in je reservaat (=autokerkhof). Wat een ethiek en wat een levensbeschouwing! Daar wordt de mensheid alleen maar beter van.
Goed, ik denk dat het bovenstaande betoog nu wel afgehandeld is.
Moderatie: reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
31/01/2009 at 21:27
Ramon, had je bericht nog niet gezien. Wat ook een probleem is, is dat dit rapport nauwelijks verspreid is. Ik heb echt geluk gehad dat ik een exemplaar in handen heb. Maar het is niet iets dat gewoon in de boekhandel te krijgen was, om maar iets te noemen. ik vind dat dit wel had gemoeten. Zo’n belangrijk rapport moet volkomen doorzichtig zijn en ook gewoon onderdeel zijn van een debat. Maar het is duidelijk dat men dat niet aandurfde. Overigens feeft Ted van Baarda in een interview gezegd (zoek ik later nog wel op) dat het rapport een goed middel was om achter de hand te hebben. Iedereen die ’selectief zou citeren’ zou middels het rapport meteen door de mand vallen, want daar ’staan voor het eerst alle uitspraken van Steiner bij elkaar’. Dat vind ik idd niet zo’n heel erg sympathieke insteek. Er is ook vrijwel meteen geprobeerd om het rapport juridisch in te ztten, toen het weekblad de Groene Amsterdammer de zestien citaten publiceerde. De rechter heeft toen Rene Zwaap (de journalist van de Groene) glansrijk vrij uit laten gaan. Sinds die tijd ziet men af van juridische stappen, aldus de van baara-commissie en zou men proberen de strijd in de discussie te voeren. Dat laatste hebben we gemerkt, dat is dus nooit gebeurd. Toch is het sinds 2000 in Nederland redelijk stil gebleven over deze kwestie. Overigens bestaat er bij het brede publiek het idee dat er wel een paar uitspraken zijn, maar dat de antroposofische vereniging het allemaal adequaat heeft uitgezocht en afgehandeld (dat zeggen zelfs Zondergeld en van der Tuin in een latere publicatie, zonder overigens diep op het rapport in te gaan. Hadden ze dat wel gedaan waren ze denk ik ook tot andere conclusies gekomen). Dat valt dus wel tegen. Er valt veel over dit rapport te zeggen. Maar je kan de hele geschiedenis van de nasleep van dit rapport wel nalezen op de simpos-website.
Overigens vind ik (heb ik al weleens eerder aangegeven) dat het van Baarda-rapport ook wel goede dingen bevat. Alleen hun conclusies deugen mijns inziens niet. Ook op hun criteria kun je veel aanmerken. Ik hoop dat de komende tijd een beetje duidelijk te krijgen. Je zult het wel zien.
Floris Schreve Says:
31/01/2009 at 22:52
Overigens heb ik de kern van mijn bezwaar tegen het van Baarda-rapport hier al welleens weergegeven. De van Baarda-commissie is uiteindelijk tot drie categorieën gekomen (wanneer het uitspraken over rassen betreft):
1. Uitspraken waarin sprake is van ernstige discriminatie
De uitspraken uit deze categorie zijn de beruchte zestien, vertaald en in verkorte vorm gepubliceerd in de Groene Amsterdammer, zie http://florisschreve.web-log.nl//zestien-keer-steiner
2. Uitspraken waarbij schijnbaar sprake is van discriminatie, of misschien stereotypering (of überhaupt een vreemde typering, zoals ‘kokende negers’, toch een beetje bizar). Deze uitspraken zijn echter niet los te zien van de antroposofie als geheel en kunnen niet afzonderlijk begrepen worden, zegt althans de van Baarda Commissie (hier zit het hem nu juist in, is mijn overtuiging) De van Baarda commissie zegt: ‘Een grondige kennis van de antroposofie en/of de toenmalige situatie is noodzakelijk om het desbetreffende citaat te kunnen duiden’. Het gaat hier om 66 citaten, waaronder de meeste hier besproken uitspraken uit Die Mission einzelner Volksseelen.
3. Onderzochte citaten waarbij geen sprake is van discriminatie. In die categorie bevinden zich 162 uitspraken.
eindrapport, p. 675
Mijns inziens is de tweede categorie de belangrijkste. Een grondige kennis van de antroposofie is nodig om zo’n citaat te kunnen duiden. Dan blijkt dat die citaten goed in te passen zijn in het totale plaatje van de antroposofie. Maar dan blijkt ook dat er sprake is van rassenleer, wat juist ingaat tegen de conclusie van het eindrapport (géén sprake van rassenleer).
Ik zal hier niet alle citaten uit de tweede categorie gaan bespreken. Wel zal ik aan de hand van een paar voorbeelden laten zien hoe de van Baarda-commissie tot haar argumenten komt en hoe ik denk hoe het in elkaar zit. Er is overigens een verschil. De commissie van Baarda heeft juridische criteria gehanteerd. Ik ben geen jurist, dus dat zal ik niet doen. Wel heb ik enige bezwaren tegen deze criteria, omdat het mijns inziens geen juridische zaak is maar een filologische zaak. het gedachtegoed dat uit deze uitspraken blijkt vind ik belangrijker dan of ze nu wel of niet zijn toegestaan volgens de Nederlandse wetgeving. Dat gedachtegoed moet worden zichtbaar gemaakt (voor zover dat niet hiervoor al gebeurd is). De juridische kant ervan is wellicht belangrijk, maar is voor mij niet zo relevant. dat laat ik liever aan professionele juristen.
Dit kan er ongeveer verwacht worden.
Floris Schreve Says:
31/01/2009 at 23:09
Over de verwikkelingen na de verschijning van het van Baarda-rapport, zie dit arikel van de Simpos-website. het is natuurlijk eenvisie hierop maar ik denk dat het veel waars bevat. Peter Bierl is hier al langsgekomen (ben haoverwege zijn boek, dat overigens een degelijke indruk maakt). Jutta Ditfurth komt uitgebreid ter sprake in Veltman als de ‘Duitse Toos Jeurissen’, waaraan Jeurissen veel zou hebben ontleend zonder de bron te noemen. Jeurissen noemt Ditfurth inderdaad niet, maar wellicht is dit wel iets om serieus genomen te worden. Maar dat is misschien iets voor later. Ditfurth heb ik overigens nog nooit geraadpleegd. Maar hier het artikel, afkomstig van http://www.stelling.nl/kleintje/345/sofen.htm :
“Geleidelijk aan wordt het hoofd door de geesteswetenschap helemaal buiten gebruik gesteld” (Rudolf Steiner)
de moeizame relatie van de antroposofen met critici
Al meer dan zestien jaar staat in Nederland de antroposofie van Rudolf Steiner (1861-1925) ter discussie. Met name het racisme, antisemitisme en (Duits) nationalisme van de grote voorman staan hierin centraal. Keer op keer trachten de antroposofen de kritiek te weerleggen zonder evenwel de critici te kunnen overtuigen. Dit resulteerde uiteindelijk in 1996 in de instelling van een commissie onder voorzitterschap van Ted van Baarda, een vooraanstaand antroposoof. In 1998 publiceerde deze commissie haar interim-rapport en op 1 april 2000 verscheen het lang verwachte eindrapport (zie ook het artikel van Agnes Thomassen in het vorige nummer van Kleintje Muurkrant).
door Peter Zegers
Kort na de publikatie van het eindrapport spande het bestuur van de Antroposofische Vereniging in Nederland (AViN) een kort geding aan tegen de redactie van het weekblad De Groene Amsterdammer vanwege de publikatie op 19 april van delen uit het rapport. De journalist René Zwaap publiceerde namelijk alleen de zestien uitspraken die door de commissie als “ernstig discriminerend” waren gekenschetst en de commentaren van de commissie op deze uitspraken van Steiner en niet de overige 229, waarvan er nochtans 67 als “mild discriminerend” (sic) waren aangemerkt. Daarnaast vermeldde het artikel van Zwaap niet de eigenaardige “conclusie” van de commissie Van Baarda dat er geen rassenleer aanwezig is in het werk van Steiner. Bovendien, aldus de antroposofen en hun advocaat Mr. Sijmons van het advocatenkantoor Nysingh Dijkstra De Graaf, had Zwaap de citaten van Steiner “tendentieus en aantoonbaar verkeerd vertaald.”
Op vrijdag 19 mei vond de hoorzitting in Amsterdam plaats onder leiding van mr. R. Orobio de Castro. Mr. Sijmons vond dat er sprake was van “selectieve verontwaardiging” en dat de “score” van 16 discriminerende uitspraken bij Steiner eigenlijk nog vrij laag was, gezien het feit dat ze werden gedaan in een tijd waarin nationalisme, racisme en antisemitisme schering en inslag waren. Uitvoerig ging Sijmons in op de werkwijze van de commissie Van Baarda (overigens volledig bestaande uit leden van AViN) en de opbouw van het rapport. Volgens hem had de commissie de enig “objectieve” werkwijze gekozen door uit te gaan van het strafrecht. Alle andere benaderingen leveren slechts een “subjectief” oordeel op. Een erg beperkte, strikt juridische kijk op maatschappelijke en historische vraagstukken. Alsof wetgeving niet altijd achterloopt bij de maatschappelijke ontwikkeling. Bovendien plaatst de commissie zichzelf daarbij in de rol van rechter. Historische en maatschappelijke vraagstukken kunnen natuurlijk niet beslist worden door strikt juridisch te redeneren (waarmee ik niet wil beweren dat de conclusies van de commissie op juridisch vlak wel gerechtvaardigd zouden zijn). Opmerkelijk was dat Sijmons van mening was dat Steiner een soort van radensocialisme zou hebben voorgestaan tijdens de woelige jaren in Duitsland na de Eerste Wereldoorlog. Een opvatting die ik aan een nader onderzoek zal onderwerpen en waarover ik zal berichten in een volgend artikel.
Volgens de AViN en haar advocaat had De Groene-redacteur Zwaap een vertekend beeld gegeven van de conclusies van de commissie Van Baarda. Weliswaar was de AViN niet onverdeeld gelukkig geweest met de berichtgeving in andere bladen – naar haar mening werd er te veel aandacht gevestigd op de 16 “ernstig discriminerende” uitspraken van Steiner, maar deze media hadden tenminste de mededeling dat naar oordeel van de commissie er geen sprake is van een rassenleer in het werk van Steiner vermeld. Het Algemeen Dagblad schreef dat er 16 “racistische uitspraken” in het werk van Steiner voorkomen, wat leidde tot een reactie van het bestuur van de AViN. De volgende dag werd een rectificatie gepubliceerd waarin vermeld werd dat er 16 “ernstig discriminerende uitspraken” waren aangetroffen. De presentatie van De Groene Amsterdammer had het echter doen voorkomen alsof de commissie Van Baarda tot de conclusie was gekomen dat Steiner niet deugde (zoals vermeld stond op de voorpagina van het weekblad) aldus de advocaat van de antroposofen. Deze suggestie werd bovendien nog versterkt doordat op pagina 3 stond vermeld: “antroposofen lichten hun voorman door op racisme.” Daarnaast zou Zwaap de citaten tendentieus hebben vertaald. De vertaling moest wel van Zwaap zijn omdat de citaten in het rapport onvertaald waren gebleven. Als enige voorbeeld hiervoor voor het tendentieuze vertalen van Zwaap werd de vertaling van de volgende uitspraak van Steiner genoemd: “Het jodendom heeft zichzelf al lang overleefd, heeft geen rechtvaardiging binnen het moderne leven der volkeren, en dat het vooralsnog behouden is gebleven, is een fout van de wereldgeschiedenis, waarvan de gevolgen niet uitblijven kunnen. We bedoelen hier niet alleen de vormen van de joodse religie, maar vooral ook de geest van het jodendom, de joodse manier van denken.” In plaats van “kunnen” had het woord “konnten” uit het originele citaat vertaald moeten worden met “konden”. Deze vertaling heeft een lange voorgeschiedenis waarop ik nu niet zal ingaan, maar het is typerend dat er weliswaar een vertaalfout wordt geconstateerd zonder verder op de uitspraak zelf nog in te gaan. Een tactiek die al werd gehanteerd door Walter Heijder, een andere pleiter voor Steiner, in zijn boekje “Rudolf Steiner versus nationaal-socialisme” (Den Haag: Vereniging voor Vrije Opvoedkunst, 1997).
Op het voorstel van Martin van Amerongen, hoofdredacteur van De Groene, om een ingezonden brief van één pagina omvang te publiceren, werd negatief gereageerd door het bestuur van de AViN. De advocaat van de antroposofen kwam met een rekensom die als uitkomst had dat zo’n 2 miljoen Nederlanders de advertenties van De Groene voor het gewraakte nummer hadden gelezen. Om de schade te herstellen eiste de AViN dat op zijn minst dezelfde publiciteit zou moeten worden gegeven aan de rectificatie. Dus vermelding van de tekst: “Bewezen, Steiner deugde wel” op de voorpagina en een advertentie in drie landelijke dagbladen met deze voorpagina in de advertentie. Voorts werd nog juridische onderbouwing geleverd met verwijzing naar het auteursrecht en het citaatrecht. Gelukkig ben ik geen jurist en daarom zal ik afzien van een weergave van de juridische redenering van mr. Sijmons. De advocaat van De Groene, wiens naam mij onbekend is gebleven, begon met de ontvankelijkheid van de AViN in vraag te stellen. Anders dan de antroposofen willen doen voorkomen, is namelijk niet het eindrapport van de AViN-commissie onderwerp van het artikel, maar Rudolf Steiner zelf. De 16 uitspraken in het rapport en de commentaren werden geciteerd om de lezer van De Groene in staat te stellen een eigen oordeel te vormen over Steiner. De redactie is van mening dat Steiner een racist is en heeft dat dus op de voorpagina gezet. De lezer moet in staat worden geacht te kunnen onderscheiden tussen een citaat en een redactionele opmerking. Bovendien hadden de lezers al via de diverse dagbladen kennis kunnen nemen van de conclusies van de commissie Van Baarda en ook in het commentaar op de citaten klinken deze al voldoende door. De reputatie van Steiner staat ter discussie en vormt de eigenlijke kern van deze zaak, wat ook blijkt uit de eisen van de AViN. De advocaat van De Groene begrijpt dat de AViN niet zo gelukkig is met de opvatting van de redactie, maar meningen zijn nu eenmaal niet voor rectificatie vatbaar. Het auteursrecht op de werken van Rudolf Steiner (en dus ook vertalingen) is per 1 januari 1996 vervallen, aldus de advocaat. Interessant was in het weerwoord van mr. Sijmons dat de AViN zich wel degelijk als belanghebbende ziet in dit kort geding. Dat is interessant omdat zich dan de vraag opdringt hoe een organisatie die belang heeft bij de goede naam van Steiner, daadwerkelijk “objectief” kan zijn in de beoordeling van racistische elementen in het werk van Steiner. Slechts zestien citaten zijn naar mening van de advocaat te weinig om een oordeel te kunnen vellen over het werk van Steiner dat 89.000 pagina’s omvat. Een absurde redenering. Alsof iedereen jarenlang bezig moet met de bestudering van het ondoordringbare werk van Steiner alvorens zich een mening te mogen vormen. Bovendien werd ook het commentaar van de commissie Van Baarda bijgevoegd in het artikel. De uitspraak vindt plaats op 31 mei (tijdens het redigeren van dit Kleintje was dit dus nog niet bekend).
In een interview in het aprilnummer van het antroposofische ledenblad ‘Motief’ gaf Ted van Baarda, de voorzitter van de commissie, het juridische offensief al onomwonden aan: “[Z]o ‘n rapport [moet] kunnen dienen als verdedigingslinie tegen aanvallen van tegenstanders van de antroposofie. Nu alle betrokken uitspraken bij elkaar zijn gezet, kunnen we ook iedereen betrappen die selectief bezig is met citeren. Bovendien kun je nu in juridische zin bewijzen dat er bij Steiner geen sprake is van rassenleer of antisemitisme.” Dat dit geen loze woorden zijn, illustreerde Van Baarda met het volgende voorbeeld: “In september vorig jaar was er bijvoorbeeld een kleine commotie in de pers over een directeur van een Montessori school die beweerde dat er onverkort rassenleer gedoceerd wordt op de Vrije Scholen. Het bestuur van de vereniging [AViN] heeft met het interim-rapport in de hand een advocaat ingeschakeld met de vordering: u trekt uw woorden in het openbaar in of u heeft een kort geding aan de broek met schadeclaim. De beschuldiging werd vervolgens in het openbaar ingetrokken met een excuus en er hoefde dus geen schadeclaim te worden ingediend.”
In het kort geding werd het eindrapport een “historisch-wetenschappelijk” werk genoemd. Niets is echter minder waar. Een voorbeeld van hun esoterische bewijsvoering vindt men bij het commentaar op citaat nummer 6 (zoals gepubliceerd in De Groene van 19 april): “De gedachte dat Steiner hier een rassenleer bepleit, inclusief de superioriteit van het blanke ras, is echter onjuist, omdat zijn reïncarnatiegedachte de idee dat het ene ras superieur zou zijn aan het andere doorbreekt.” Sinds wanneer is het geloof aan reïncarnatie wetenschappelijk? In het interim-rapport bleek ook al dat de commissie Van Baarda van mening is dat Steiner alleen door antroposofen begrepen kan worden. Alle andere commentatoren en vooral critici zijn bevooroordeeld. In het interim-rapport schreef de commissie Van Baarda: “Mogelijk willen tegenstanders van de antroposofie opmerken dat het aan innerlijke onafhankelijkheid ontbreekt bij de leden van de commissie: zij zijn allen lid van de Antroposofische Vereniging. De commissie zou zich wellicht te vriendelijk kunnen gaan opstellen jegens Steiner en te onvriendelijk jegens zijn tegenstanders. Zonder deze tegenwerping volledig te willen diskwalificeren, kan het tegenovergestelde evenzeer worden betoogd. Onderzoekers die een andere filosofie of levensbeschouwing aanhangen … zullen bij hun bestudering van de antroposofie op aspecten (sic) stuiten die zij afkeurenswaardig of zelfs onzinnig vinden. Men denke aan de discussie tussen enerzijds voorstanders van de vaak sterk verdunde antroposofische geneesmiddelen, en anderzijds aanhangers van reguliere, dat wil zeggen allopathische geneesmiddelen. Het is niet vanzelfsprekend dat de laatstgenoemde onderzoekers tot meer evenwichtige of meer objectieve onderzoeksresultaten kunnen komen, met name wanneer zij de antroposofie niet ‘van binnenuit’ kennen”. Alsof je met anti-wetenschappelijke en obscurantistische methoden ooit tot een “objectieve” conclusie zou kunnen komen. Het is trouwens illustratief dat zij zich zelf vergelijken met gevaarlijke kwakzalvers en gelovigen.
Een tekenend voorbeeld van de sektarische geest die onder antroposofen gemeengoed is, zijn de uitspraken van de Duitse antroposoof Michael S. Schild: “Men kan weliswaar ook zonder de erkenning van de werkelijkheid van de Geest tot een beoordeling van de antroposofie komen, maar deze beoordeling moet op grond van de gebrekkige uitgangspunten inadequaat zijn ten aanzien van de antroposofie” (te vinden op internetpagina http://www.anthroposophie-de.com/aktuelles/bierl.html). Natuurlijk vindt deze sektarische mentaliteit ook uiting in een vervolgingswaan. Dezelfde auteur schrijft: “Peter Bierl heeft zich met zijn pamflet ‘Wurzelrassen, Erzengel und Volksgeister’ aan het hoofd van het ‘Anti-Esoterik-Front’ geschreven, dat sinds een paar jaar probeert het werk van de antroposofie en Rudolf Steiner door onhoudbare verwijten onmogelijk te maken.” Naast Bierl noemt hij nog andere critici die onderdeel zouden zijn van dit complot: Jutta Ditfurth, Oliver Geden en Petrus van der Let. Ook de Zwitserse organisatie ‘Aktion Kinder des Holocaust’ is onderdeel van dit complot. Natuurlijk is dit ‘Anti-Esoterik-Front’ puur fictief en ontspruit geheel en al aan de fantasie van Schild. Tenslotte maakt Schild duidelijk wie zijn vijand is: “Bierl is aanhanger van een atheïstische, geestontkennende ideologie, wiens historisch uur sinds 1989 voorgoed voorbij is.” Bedoeld wordt natuurlijk links. Het is waarschijnlijk teveel gevraagd van Schild om te kunnen onderscheiden tussen dogmatische en ondogmatische varianten van het marxisme. Bierl, Ditfurth, Geden en Van der Let zijn auteurs die het hebben gewaagd kritische uitlatingen te doen over Rudolf Steiner. Ook ‘Aktion Kinder des Holocaust’ voert actie tegen de antisemitische tendensen binnen de antroposofie. Schild had hier gerust nog een heleboel namen aan kunnen toevoegen, met name die van Guido Grandt en Michael Grandt, wiens boek ‘Schwarzbuch Anthroposophie’ door hun toedoen uit de handel is genomen. Met talloze juridische trucs willen ze het critici onmogelijk maken hun opvattingen te publiceren.
In de hoorzitting zei de advocaat van de AViN dat de antroposofen graag een openbaar debat willen. Helaas blijkt deze bereidheid uit zeer weinig. Allereerst is het rapport van de commissie niet via de boekhandel verkrijgbaar, maar alleen bij de vereniging zelf. Daarnaast is het erg duur (131 gulden voor niet-leden, voor leden 91,-) en zijn de citaten van Rudolf Steiner onvertaald gebleven. Een aanvraag voor een recensie-exemplaar voor dit tijdschrift werd niet gehonoreerd. De persvoorlichter van de AViN liet op 12 april jongstleden weten: “In antwoord op uw verzoek, deel ik u hierbij mee dat wij geen recensie-exemplaar aan “Kleintje Muurkrant” beschikbaar stellen. Het eindrapport is beschikbaar via de boekhandel of bibliotheek. Met vriendelijke groeten, Gerard Kerkvliet.” Hieruit blijkt niet echt een bereidheid tot openbare discussie. Bovendien liegt de persvoorlichter (het woord krijgt hierdoor wel een ironische betekenis) dat het boek in de boekhandel verkrijgbaar zou zijn. Hopelijk bestelt een bibliotheek ergens in den lande dit rapport. In ieder geval zal ik binnenkort gaan checken of het rapport verkrijgbaar is via de bibliotheek. Het rapport zal ook in het Duits vertaald worden. Na de hoorzitting had ik de gelegenheid het eindrapport even in te zien en wat opviel was dat de commissie Van Baarda niet op de hoogte schijnt te zijn van de vele kritische publikaties die met name in Duitsland zijn verschenen (ook niet van kritische publikaties van de eigen antroposofische zijde overigens). Te geringe kennis van de Duitse taal zal waarschijnlijk toch niet de reden zijn geweest voor deze lacune. In 1985 schreven Gjalt Zondergeld en Evert van der Tuin al over het boek ‘Antroposofie ter discussie’: “Met behulp van antroposofische bijgeloofsartikelen als karma, reïncarnatie en helderziendheid van Steiner wordt dan ook getracht de hoogstaandheid van de beweging en zijn grondlegger overeind te houden. Dat in de argumentatie dat volstrekt onbewezen bijgeloof zo’n belangrijke rol speelt, zal het boek buiten eigen kring weinig overtuigend en serieus doen overkomen. Kennelijk is het toch vooral voor de eigen parochie geschreven” (’t Kan Anders, 1985-3). Met dit verschil dat de antroposofen nu offensief de maatschappelijke discussie willen sturen of beter gezegd doen verstommen. In twee gevallen is het ze al gelukt.
Het geval van het kort geding tegen De Groene Amsterdammer staat trouwens niet op zichzelf. In verschillende delen van Europa zijn de antroposofen bezig om critici juridisch te vervolgen. Het programma ‘Report’ van de ARD dat op 28 februari jongstleden een kritische uitzending wijdde aan de Vrije Scholen in Duitsland kreeg ook te maken met de advocaten van de antroposofen. In België procedeerde de Belgische Antroposofische Vereniging tegen een brochure van de Franstalige gemeenschap. In Frankrijk werd de voorzitter van de parlementaire commissie om de financiële handel en wandel van sekten te onderzoeken door hen voor het gerecht gedaagd. Maar ook in de Verenigde Staten staan de Vrije Scholen aan zware kritiek bloot. Het is duidelijk dat de antroposofen verveeld zitten met al die negatieve aandacht voor Rudolf Steiner en de antroposofie. Ze hebben nu voor een offensieve juridische strategie gekozen die veel weg heeft van de strategie die Scientology jaren geleden ook volgde. Het is te hopen dat hun pogingen tot intimidatie van critici en manipulatie van de publieke opinie op niets zullen uitlopen.
Het citaat bovenaan dit artikel komt uit: ‘Zweiter Vortrag, 13 juni 1921′ in Rudolf Steiner, “Menschenerkenntnis als Grundlage der Pädagogik” (Taschenbücher 657) p. 28. Geciteerd in: Guido & Michael Grandt, “Waldorfconnection: Rudolf Steiner und die Anthroposophie” (Aschaffenburg: 2e Aufl. Alibri 1999) p. 356. Alle vertalingen uit het Duits door de auteur. Voor de liefhebbers de originele tekst: “Allmählich wird der Kopf durch die Geisteswissenschaft ganz außer Gebrauch gesetzt.”
Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 345, 2 juni 2000
Floris Schreve Says:
31/01/2009 at 23:55
Zie hier een artikel van (drie leden van de) de Commissie van Baarda, waarin zij hun rapport en gezichtspunten verdedigen. Dit stuk verscheen na de rechtzaak tegen de Groene Amsterdammer en een kritisch artikel van Stephan Geuljans (http://www.antroposofie.nl/literatuur/motief33-3 , die tot de ‘rechtzinnige tegenstanders’ van het van Baarda-rapport behoorde, net als Jan Luiten, die hier eerder deelnam en zelfs uit de antroposofische vereniging is gestapt)
http://www.antroposofie.nl/literatuur/motief34-5
Zie ook de reactie van het bestuur van de Nederlandse antroposofische vereniging http://www.antroposofie.nl/literatuur/motief34-4
Floris Schreve Says:
01/02/2009 at 01:37
Ik wil aan de hand van een voorbeeld laten zien hoe de Commissie te werk is gegaan. Laten we de uitspraak ‘Nicht etwa deshalb, weil es den Europäern gefallen hat, ist die indianische Bevölkerung ausgestorben, sondern weil die indianische Bevölkerung die Kräfte erwerben mußte, die sie zum Aussterben führten’ tegen het licht houden. Zelf vind ik dit de ergste. In het van Baarda-rapport wordt deze besproken op p. 367. Het blijkt dan om citaat nr. 103 te gaan. Vervolgens moeten we naar p. 675 gaan om te kijken in welke categorie deze uitspraak is geplaatst. Maar….nu ik bezig ben, dit is ongelooflijk! Deze uitspraak staat niet eens in de tweede categorie maar in de derde categorie!!
Categorie 3. Onderzochte citaten waarbij geen sprake is van discriminatie.
Dit was nog zelfs een complete verrassing voor mij en daar ben ik tijdens het schrijven van dit bericht achtergekomen. Dit leek me toch een categorie 2. Dit lijkt mij de allergrofste speculatie over een ‘mensenras’ die je maar kunt bedenken. Of vindt de Commissie soms dat hier slechts een feitelijkheid wordt gepresenteerd? Geen sprake van discriminatie. Dat de indianen massaal zijn vermoord door de Europeanen zou de oorzaak zijn van hun ‘uitsterven’, maar omdat ze ‘zelf krachten moesten verwerven om uit te sterven’ . De Commissie vindt dat er met deze uitspraak niets mis is. In de derde categorie geplaatst dus. Geen wonder dat zij tot de conclusie zijn gekomen dat er géén sprake van rassenleer is.
Iedereen die dit debat heeft gevolgd en mijn bespreking van de vierde voordracht van Die Mission heeft gelezen kent de context van dit citaat, dus het excuus dat zaken uit hun verband worden gerukt gaat hier niet op. Maar laten we de uitleg van de Commissie lezen. Op p. 367, waar het citaat volledig staat weergegeven staat slechts de opmerking: ‘Voor een uitvoerige bespreking van citaat 103, zie #8.5.3 citaat 165 over de uitroeiing van de indianen’.
Dat is ook een hebbelijkheid van het rapport. Om de beoordeling en de motivatie en het volledige citaat te lezen moet je je een ongeluk bladeren. Kortom zeer onoverzichtelijk en ook niet erg helder. of is dit om iedere kritische onderzoeker de moed in de schoenen te laten zinken? Erg gebruiksvriendelijk is het niet. Maar wij gaan monter door. De uitleg bij citaat 165 dus, volgens het citatenregister op p. 421. Hier blijkt dat het citaat nog een keer in zijn geheel is weergegeven. Hier staat een lange uitleg (p. 422-423). Ik ga hem niet helemaal weergeven. Het komt erop neer dat Steiner bij zijn aanschouwingen zowel de uiterlijke als de achterliggende geestelijke aspecten meewoog. Ben trouwens benieuwd wat die geestelijke aspecten dat dan wel zijn? De Commissie stelt dat Steiner dit ras eerder met de ouderdom verbond. Ook dit lijkt mij geen doorslaggevend bewijs. Een bewijs zonder enige wetenschappelijke grond.
Maar dan: Als het ze uitkomt maakt de commissie wel degelijk gebruik van wetenschappelijke inzichten. De materialistische wetenschap blijkt opeens heel bruikbaar. De Commissie verwijst naar de studie ‘Guns, germs and steel; the fates of human societies’ van J. Diamond, waarin wordt gesteld dat de indianen massaal stierven aan door de Europeanen meegebrachte ziektes, die in de Nieuwe Wereld niet bekend waren en waar de mensen geen immuunsysteem tegen hadden ontwikkeld, waardoor zij extra gevoelig zouden zijn. Dat laatste is zonder meer waar. Het is om die reden ook dat het Azteken en het Inca-rijk betrekkelijk makkelijk door een kleine legermacht kon worden veroverd, omdat deze ziektes vernietigend hadden toegeslagen. In Noord Amerika was de cultuur van de Moundbuilders in de Mississippi-vallei verdwenen door de pokkenepidemie die de Europeanen vooraf was gegaan. Ik ken deze studie overigens niet, maar het is zeker een gezaghebbend werk. En het is ook en gegeven dat in andere recente publicaties over dit onderwerp wordt besproken, zoals dat van Charles Mann.
Alleen nu mijn probleem; Steiner wist dit niet, want dit was in zijn tijd onbekend. Of zou hij dit toch hebben geweten omdat hij helderziend was? Maar dan nog, het feit dat de indianen gevoelig waren voor Europese ziektes is toch geen bevestiging van zijn theorie over de indianen als een decadent ras? Of een ras waar door invloed van de abnormale geesten van de vorm de ouderdomskrachten inwerken en dat er louter is om dood te gaan? Het gegeven van die Europese ziektes maakt Steiners opmerking niet minder racistisch, te meer Steiner dit absoluut niet wist. Overigens is het wel weer een compleet nieuw argument, afwegend tegen Maarten Ploeger en Wiechert (Wounded Knee, want dat waren geen bacteriën maar kanonnen). Ook anders dan de vermeende decadente trekken uit de zesde voordracht, ingegeven door de werking van de planeet Mercurius. Brüll kan ook wel van tafel met zijn ‘voor Christelijke jaartelling’. Het komt nog het meest in de buurt van Alex sympathieke omschrijving van een ‘ziek ras’.
Ik moet zeggen dat de van Baarda-commissie tot nu toe de slimste uitleg heeft gevonden. Maar ook deze gaat helaas niet op. Want Steiners uitleg gaat niet over de Europese ziekten, maar over een denkbeeldige curve, waarlangs de abnormale geesten van de vorm zouden werken. In Afrika zouden de mensen de accenten van het kind hebben verkregen, in Azië die van een puber, Europa volwassen en de indianen bejaard. Dit heeft niets te maken met de epidemieën, anders had Steiner die heus wel zelf genoemd om zijn verhaal te onderbouwen. Zo’n kansje om zijn verhaal te onderbouwen had hij niet laten liggen. Dit gaat over een metafysische rassenleer, niet om een beschrijving van een historisch proces. En hoe zit het dan met het argument dat de rasverschillen geen rol van betekenis meer spelen: ‘NB Het is niet helemaal duidelijk wat Steiner bedoelde met de zin ‘Diese Linie besteht auch für unsere Zeit’. Het lijkt erop dat rasscheppende krachten door middel van leeftijdskenmerken tot in onze tijd doorwerken. Dat is echter in tegenspraak met wat er in citaat 96 gezegd is over het tijdperk waarin deze krachten werkzaam waren. Wat ook bedoeld kan zijn is, dat jeugd- en ouderdomskrachten in het algemeen langs deze lijn op aarde verdeeld zijn, wat in overeenstemming is met citaat 104’. (van Baarda rapport p. 366). Dat blijkt dus ook in overeenstemming te zijn met citaat 103 dat nu aan de orde is, tenminste als we het van Baarda-rapport in deze uitleg moeten geloven. Want dit gaat niet over Lemurië en Atlantis, maar unsere Zeit, zeker bekenen vanuit het perpectief van 1910.
Dit is een goed voorbeeld van hoe de van Baarda-commissie met veel verschillende argumenten (soms slim gevonden) en verspreid over verschillende pagina’s in het rapport de ene na de andere racistische uitspraak van Steiner probeert recht te praten. Helder is het allemaal niet, maar op deze manier wordt er gepoogd de scherpe kantjes van iedere pittige uitspraak weg te vijlen, totdat er inderdaad geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van rassenleer. Het gebruik van opportunistische argumenten (zoals de grote epidemieën, waar Steiner niets van kon geweten hebben) is ook een mooi voorbeeld.
Het is tot dusverre de slimste verdediging van Steiners omstreden uitspraak tot nu toe. Dus ik snap niet waarom allerlei orthodoxe antroposofen zo boos zijn over dit rapport, want de argumentatie is, zij het bijzonder onoverzichtelijk in het rapport verwerkt, vele malen slimmer dan wat zij er tot nu toe van bakken. Maar helaas is het niet ontlastend.
Ik wil aan dit concrete geval nog een ding toevoegen: het van Baarda-rapport verwijt alle critici van Steiner consequent het uit de context halen, verkeerd citeren, etc., vooral Bram Moerland. Laten we eens kijken hoe Bram Moerland deze uitspraak heeft besproken. Moerland: ‘Als we de oceaan oversteken, waar de rassen uitsterven, dan vinden wij het ras van de duistere Saturnus, het oorspronkelijke indiaanse ras. Het indiaanse ras is het Saturnus-ras’ Dat heeft gevolgen: ‘Niet omdat de Europeanen het wilden is het indiaanse volk uitgestorven, maar omdat het volk zich de krachten moest verwerven die to uitsterven leiden’ (Rassenleer met charisma, p. 20). Op de manier waarop Moerland deze passages bespreekt kun je terechte kritiek hebben. Hij neemt een passage uit de zesde voordracht en bespreekt in een adem deze passage uit de vierde voordracht er achteraan’. Maar hij doet de oorspronkelijke betekenis geen geweld aan. Dat doet de van Baarda-commissie wel, met hun uit de lucht gegrepen speculaties over epidemieën waar Steiner van op de hoogte zou zijn geweest, omdat hij ook het innerlijk van de zaken kon beschrijven en niet slechts de uiterlijke gebeurtenissen. Een bijzonder wetenschappelijk argument voor een zich zelf ‘wetenschappelijk’ noemende commissie (maar deze bestond dan ook uitsluitend uit antroposofen).
Maar het ernstigste is dat als je ziet wat zij met deze uitspraak hebben uitgehaald, dit wel het toppunt is van het uit de context halen. Gemakshalve wordt er vergeten dat de indianen slechts een ‘ras van de ouderdom’ is in samenhang met een theorie dat het zwarte ras dat is van de kinderlijkheid, de Aziaten van de puber enz. Het wordt nu gepresenteerd als een enkele ‘objectieve uitspraak’, waar toevallig wat hedendaagse wetenschappelijke argumenten voor zijn aan te dragen. Kortom, een volstrekt opportunistische verdediging. Maar bij deze doorgeprikt naar ik mag hopen.
De komende tijd zal ik nog meer van dit soort ‘case-studies’ aan de hand van het van Baarda-rapport laten zien.
Floris Schreve Says:
01/02/2009 at 01:47
Toch benieuwd met wat voor verdediging de commissie was gekomen als Steiner gezegd zou hebben: ‘Niet omdat de Duitsers het wilden is de Joods e bevolking in Europa…enz.’
Ik realiseer me dat dit heel grof is en dat je erg moet oppassen met dit soort speculaties. Maar ik vind hem helaas net zo ernstig. Maar ik denk dat die niet recht te praten zou zijn geweest. Wel handig, die epidemieën, al wist Steiner daar waarschijnlijk niets vanaf. Want wat betreft de indianen is niet gebleken dat hij enige kennis van zaken had. Zie hiervoor zijn opmerking uit 1923 dat de indianen naar het wsten getrokken negers zijn die door te weinig licht en warmte koperrood zijn geworden en daardoor decadent en uiteindelijk daardoor stierven.
Of dat de indiaan een decadente aftakking is tussen aap en Ariër. Dus kennis van zaken kun je Steiner niet verwijten. dat maakt dit epidemieën argument nog grotesker.
Floris Schreve Says:
01/02/2009 at 15:09
Bovenstaand verhaal heb ik al lezende opgeschreven. Ik bedoelde natuurlijk Saturnus, waar ik eerder Mercurius zei. Maar er komt zeker nog een uitgebreide bijdrage waarin ik dit soort zaken uit het van Baarda-rapport tegen het licht houd (aan de hand van een aantal voorbeelden). Ik zal er dan ook een iets gestroomlijnder verhaal van maken. Wellicht rolt er nog een soort artikel uit.
Floris Schreve Says:
01/02/2009 at 15:15
Maar het blijft hoe dan ook stuitend dat ‘het zich de krachten moeten verwerven die tot uitsterven leidden’ wordt geïnterpreteerd als doodgaan aan ziektes waartegen de indianen toevallig niet immuun waren, omdat die ziektes ooorspronkelijk in de Nieuwe Wereld niet voorkwamen. Vooral als je dit in het licht ziet van het totale rassenmodel uit de vierde voordracht. Een duidelijk ‘foei’ aan de van Baarda-commissie lijkt mij hier wel op zijn plaats.
Floris Schreve Says:
01/02/2009 at 17:10
Maar wellicht is het ook aardig om te kijken hoe de van Baarda-commissie uitlegt waarom Afrikanen met ‘kinderlijkheid’ in verband kunnen worden gebracht. Ik ben benieuwd. Er zal hier wel een verslagje verschijnen.
‘Niet omdat het de Europeanen genoegen deed, is de indiaanse bevolking uitgestorven, maar omdat de indiaanse bevolking zich de krachten moest verwerven die tot uitsterven leidden.’(‘Nicht etwa deshalb, weil es den Europäern gefallen hat, ist die indianische Bevölkerung ausgestorben, sondern weil die indianische Bevölkerung die Kräfte erwerben mußte, die sie zum Aussterben führten.’, De volkszielen, 1910, 4e lezing).
Steiner hing kennelijk een monogenetische evolutieopvatting aan (splitsing in bevolkingsgroepen vanuit één mensheid, Blumenbach, Lamarck, Darwin, vgl. 1911encyclopedia.org), en niet een destijds al verouderde en starre polygenetische opvatting (meervoudige oorsprong, Cuvier, Gobineau, Chamberlain). Je kunt nu Steiner ten behoeve van de discussie tegemoet komen en zijn antropologische en etnologische opvattingen over etnische groepen uit het biologische discours van toenmalige en huidige evolutietheorieën (genetische variabiliteit, migratie, selectie, adaptatie, epigenetica) proberen te verklaren. Je hoeft dan in zijn splitsing van etnische groepen in De volkszielen niet direct een natuurwetenschappelijk of metafysisch (‘kosmisch’) racisme te zien, en je hoeft zijn opvattingen dan niet te verwarren met een politiek gedreven racisme, racialisme, kolonialisme of superioriteitsdenken.
Problematisch in deze vermeend racisme-discussie lijkt me dat Steiner in de evolutionair-antropologische context van een eeuw geleden nog het begrip ‘ras’ in plaats van etniciteit (etnisch groep) hanteerde, en het begrip ‘arisch’ in plaats van indo-europees (zie racerelations.about.com, wiki/Scientific_racism, wiki/Rassentheorien). Hij wilde verder, kennelijk in navolging van de antropoloog Blumenbach (1775), vijf continentale etnische groepen (afrikanen, maleiers, aziaten, europeanen en amerikanen) als fysieke realiteiten (‘rassen’) van elkaar onderscheiden, en deze etnische hoofdgroepen van ‘culturen’, ‘volken’ en ‘individuen’ afbakenen: ‘Een volk is geen ras. Het begrip volk heeft niets te maken met het begrip ras.’ (einde 3e lezing). De vijf etnische hoofdgroepen zouden qua huidkleur (genetisch gebonden) en qua ‘leeftijd’ (genetische variabiliteit) te onderscheiden zijn geweest (zie de moderne cluster-analyse, wiki/Human_genetic_variation). Hij beschreef verder een tweede migratiestroom (‘volkerenstroom’, ‘culturen’) die de etnische groepen zou hebben vernieuwd en die nog ver in de toekomst zou doorwerken (2e helft van de 4e lezing). Daarbij zouden vroege en toekomstige culturen de hoogtepunten van een historische curve vormen, en het moderne ‘zintuiglijke’ denken en de natuurwetenschappelijk ontdekkingen een dal. In zijn 6e lezing en in zijn bouwvakkers-lezingen in 1923 breidde hij de beschrijving van een evolutionaire selectiewerking (verstarring, afsnoering, uitsterven) zelfs uit naar een etnisch-stereotype aanpassing (‘koken’) aan verschillende fysiologische processen (stofwisseling, ademhaling, botvorming).
Waarop kan Steiner nu in biologische zin met de verworven ‘krachten’ in het indianen-citaat doelen? Hij sprak in zijn 4e lezing van ‘fysiek-organiserende krachten’ en maakte een duidelijk onderscheid tussen een vroege migratiestroom van etnische hoofdgroepen (‘rassen’) met fysieke kenmerken en een latere migratiestroom van ‘culturen’ met culturele kenmerken. De Afrikanen zouden als biologisch kenmerk jeugdige frisheid en produktiviteit (een grote genetische variabiliteit) behouden hebben en als cultureel kenmerk ‘nieuwsgierigheid’. De oorspronkelijke Europeanen zijn op een klein continent samengetrokken, op schiereilanden afgesnoerd geraakt (geografisch geïsoleerd ) en ‘niet-produktief’ geworden (genetisch verarmd), maar hebben dit overwonnen door de Europese cultuur van zintuiglijkheid en ‘ontdekkingen’. De oorspronkelijke Amerikanen hebben door hun migratie eveneens aan ‘produktieve kracht’ (genetische variabiliteit) verloren (flessehals- of stichter-effect door selectie). De oorspronkelijke Amerikaanse bevolking is ‘verstard’ geraakt en ‘uitgestorven’ (primair door biologische oorzaken gedecimeerd, encarta.msn.com), maar is als indiaanse cultuur na Steiner’s tijd weer sterk verjongd en gegroeid. In de 6e en middelste lezing (en in de bouwvakkers-lezingen in 1923) liet hij de beschrijving van de twee migratiestromen door elkaar lopen – bijvoorbeeld de Europese (kaukasische) hoofdgroep en de cultuur van de ‘grieken’, de Amerikaanse hoofdgroep en de cultuur van de ‘indianen’, of de semitische groep en het montheïsme van de ‘semitische volken’ – om ze aan het begin van de 7e lezing nog even duidelijk te onderscheiden.
Ten behoeve van de discussie zou je ook kunnen proberen om de historische context van Steiner’s discriminerende uitlatingen over afrikanen tegenover bouwvakkers (1923) scherper te profileren. Het citaat over zwangeren, negerromans en ‘grijze’ mulatto-kinderen (1922) slaat kennelijk op de 19e eeuwse discussie over erfelijkheid van verworven eigenschappen (Lamarck, epigenetica), op de bekroonde roman Batouala van René Maran (1921) en op de menging van de kleuren zwart en wit. Het discriminerende citaat over ‘negers’ in Europa kan een toespelling zijn geweest op de toenmalige bezetting van het Ruhrgebied door Franse koloniale troepen (Ravagli). Steiner’s vroege uitlatingen (1888 ) over de verdwijnende joodse cultuur passen bij toenmalige assimilatie-opvattingen, maar hier ligt wel de valkuil van een associatie met een latere tijd (argumentum ad hitlerum). En dan nog blijven er in Steiner’s boeken en lezingen meer dan genoeg etnische stereotypen en discriminerende uitlatingen over.
Ton,
Goed dat we het ook eens vanuit die hoek kunnen bekijken. Begrijp ik nu goed dat je het problematisch vindt dat Steiner bepaalde begrippen zoals ras en Ariër hanteert? Zelf lijkt het me nog meer problematisch dat Steiner vaak niet nader gedefinieerde begrippen door elkaar gebruikt. Ariër, Europeaan, blanke en Kaukasiër lijken bij Steiner hetzelfde te betekenen en worden dan ook door elkaar gebruikt. Voor iemand die op basis van zijn rede zoveel aanzien heeft afgedwongen, vind ik dat tamelijk inconsequent. Verder denk ik niet dat het een probleem is dat Steiner over rassen heeft gesproken. (in de schoolatlas van mijn kinderen worden die ook nog altijd onderscheiden zonder dat dat controverse teweegbrengt)De vaak normatieve, veroordelende en weinig gefundeerde inhoud van Steiners stellingen over de rassen vormen volgens mij wel een probleem. In mijn optiek ademen die een geest van superioriteit uit zoals die in Steiners tijd als een donkere wolk boven het Duitse Rijk hing. Misschien is dat precies wat mensen zo tegenstaat in die verhalen over rassen van Steiner? De parallel van Steiners ‘Ariërs’ met Hitlers ‘Ariërs’ is vlug getrokken. Net zoals die van Steiners ‘blanken die alleen maar voordeel hebben t.o.v. andere rassen’ met Hitlers ‘Herenvolk’.
Ik wil hier niet zeggen dat Steiner en Hitler op enigerlei wijze vergelijkbaar zijn, maar wel dat erin het toenmalige Duitsland klaarblijkelijk iets ‘in de lucht hing’ dat afhankelijk van wie het opnam zich op deze of gene wijze kenbaar maakte. Bij een Hitler leidde dat tot het systematisch en doelbewust decimeren van volkeren, terwijl dat (volgens mij) bij Steiner leidde tot het discrimineren van volkeren. En dit in de veronderstelling dat de man dat zuiver (onder)zoekend vanuit zijn wereldbeschouwing deed, dus zonder zich van enig kwaad bewust te zijn.
Beste Ton, dank voor je bijdrage! Op dit moment ben ik bezig om alle argumenten uit het van Baarda-rapport door te plogen over Die Mission einzelner Volksseelen en van daaruit naar andere werken (Steiners opvattingen over zwarten, Indianen, etc.).
Eeven voor de duidelijkheid. Ik neem aan dat jij met die twee migratiegolven bedoelt:
1 direct na Atlantis- de migratie van de rassen (zoals de indianen naar Amerika)
2 de ‘lijn’ van de openvolgende cultuurperiodes (van oost naar west), die dus vooral een opeenvolging van ‘Arische culturen’ is (India, Perzië, Grieks Romeins, etc.).
De argumentatie van het van Baarda-rapport heeft nu even al mijn aandacht, voor een nieuwe bijdrage (even meer dan die arbeidersvoordracht, hoewel ik daar wel een paar uitstapje naar maak). Maar het rapport zegt idd dat het negerroman citaat doelt op die roman van Maran.
Je bovenstaand gegeven linkjes zal ik zeker allemaal nalopen. Lijkt me nuttige informatie.
Interessant zijn ook de verschillende visies op de genetica die je hier noemt. In het van Baarda-rapport, maar ook in de discussies daarna, zijn die punten ook aan de orde geweest (bijv. dat van het Lamarckisme). Ik ben daar zelf overigens absoluut niet in thuis, maar ik zal wel kijken of ik het kan terughalen en de argumenten op een rijtje kan zetten. Ikzelf zal me daar dan niet over uitspreken, maar de uitgewisselde argumenten kan ik natuurlijk wel weergeven. Tegen die tijd ben ik dan ook benieuwd naar commentaar.
Het gaat overigens nog wel even duren. het is geen kleine klus. En het wordt ook vrij veel. Maar goed, het rapport is buitengewoon omvangrijk. Met de tekst van die twee voordrachten uit Die Mission als vertrekpunt (daar vanuit kunnen evt verdere uitstapjes worden genomen) is het wel te doen.
Maar ook voor anderen, er gaat dus een heleboel komen.
Ik zal in mijn nieuwste bijdrage uitgebreid het verhaal over de Aríërs behandelen Overigens denk ik dat het gebruik van het woord Ariër nu idd problematisch is, maar dat was het in Steiners tijd (nog) niet. Zij het dat het ook toen volstrekt onwetenschappelijk was. Ik kan overigens wel een kleine preview presenteren, maar ik weet niet of de letters (Arabisch, want het woord komt uit Iran) in dit forum zichtbaar zullen zijn (wel in een word-document)
Moderatie: reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
06/02/2009 at 16:37
Bij deze een poging (ben benieuwd):
Iran betekent letterlijk ‘Land der Ariërs’, ‘Arië’ dus, zoals de oude naam ‘Perzië’ (Farsya) het ‘land der Perzen’ betekent. Het had ook ‘Aristan’ of ‘Farsistan’ kunnen heten, zoals Koerdistan, Turkmenistan of Afghanistan. Voorbeeld is overigens fictief. Nederland zou je op die manier ook Batavië kunnen noemen. Zoiets dus. Maar daar komt uiteindelijk het begrip ‘Ariër’ vandaan.
De I wordt in het Arabische schrift, in Perzië/Iran in gebruik sinds de komst van de islam, onder bepaalde voorwaarden weergegeven als een alif (ا ). Hoewel de alif meestal een lange A weergeeft (= ā), wordt deze in dit geval uitgesproken als een lange I, middels een klein tekentje, de hamza ( ﺀ ), onder de ا , dat er dan zo uitzietإ . Het wordt dan (leesrichting van rechts naar links): إ van إيران = ‘Iran’. Volgens de letterlijke, dus niet fonetische transcriptie, maar dus alle Arabische letters omgezet in Latijns schrift, staat er ‘āyrān (volgens de fonetische transcriptie is de gebruikelijke spelling van ‘Iran’ zeker correct) . Dit soort ‘vocaal- verhaspelingen’ (in dit geval het veranderen van een A in een I) zijn heel gebruikelijk in gebieden waar geen Arabisch werd of wordt gesproken, maar wel, door de invloed van de islam en vooral die van de Koran, het Arabisch schrift is geïntroduceerd (Iran, Pakistan, Afghanistan, Turkije in de Osmaanse tijd, etc.).
In India noemt een verwante bevolkingsgroep zich overigens ‘Aryan’. Via die weg (Brits Indië) is het woord ‘Ariër’ waarschijnlijk (opnieuw) in Europa terecht gekomen, waar het een grote bloei doormaakte. Vanzelfsprekend heeft het begrip ‘Ariër’ in de oorspronkelijke betekenis een volstrekt andere lading, maar in het Duitsland van de negentiende eeuw maakten veel Perzische/Iraanse/Arische symbolen en begrippen een grote comeback (zoals de swastika bij de nazi’s, maar bijvoorbeeld ook ‘Ahriman’ bij de antroposofie). In die tijd werd ook de verre taalkundige connectie tussen India, Perzië en de Europese talen voor het eerst in kaart gebracht. Dit was een dankbare bron voor mythevorming voor Duits nationalisme, ook voor de ‘occulte richting’, zoals de ‘Ariosofie’. Het idee van de Duitsers/Germanen als nazaten van ‘oeroude cultuurdragers’ als de oude Perzen en het oude India. Overigens moet deze trend niet (uitsluitend) in verband worden gebracht met (voorlopers van) het nationaal socialisme. Een van Nietzsches bekendste werken is immers ‘Also sprach Zarathustra’. Het was dus breed gedragen cultuurgoed in Duitsland gedurende het fin du siècle. Steiner gebruikte overigens zelf vaak het woord ‘Ariër’ (ook in ‘Die Mission einzelner Volksseelen’, maar dit woord had nog niet de lading die het sinds de tijd van het nationaal socialisme heeft gekregen.
Floris Schreve Says:
06/02/2009 at 17:29
Gelukt dus. Maar in die zin druipt de antroposofie dus van de Ariër mythologie. Alleen al het verhaal van de cultuurperiodes (de lijn van ooste naar west, te beginnen in India, tot nu in het West Europa van de ‘Germanen’). Die voorstelling van de geschiedenis van de oudheid is echt regelrecht onzinnig (zie ook het verhaal van Andreas Lichte over die krankzinnig oude dateringen van Boeddha en Zarathustra). Is nog een leuk itempje voor de discussie op geschiedenisonderwijs. Maar het hangt dus wel degelijk met het racisme-debat samen. Om nog een keer Steiner aan te halen uit Vom Leben des Menschen:
‘Die Weiße Rasse ist die zukünftige, ist die am Geiste schaffende Rasse. Wie sie nach Indien gezogen ist, bildete sie die innerliche, poetische, dichterische, geistige indische Kultur aus. Wenn sie jetzt nach westen geht, wird sie eine Geistigkeit ausbilden, die nicht so sehr den innerlichen Menschen ergreift, aber die äußere Welt in ihrer Geistigkeit begreift’ (p. 67).
Zie hier de Ariërmythe in een notendop.
Floris Schreve Says:
06/02/2009 at 18:08
Het verhaal van de herkomst van het woord Ariër staat overigens wel in een voetnoot, dus wees niet bang dat het zo wijdlopig gaat worden, met zoveel uitwijdingen. Centraal staat Die Mission, dan de beoordeling van de van Baarda-commissie en dan nog een paar thematische besprekingen, waarbij ook uitstapjes naar andere werken van Steiner wordt gemaakt (thematisch dus al: Steiner over het zwarte ras, over de Aziaten, etc.)
a. Nee, ik bedoel (zie het begin van de 7e lezing):
1 in het vroege Atlantis de migratie van de etnische hoofdgroepen (zoals de ‘indianen’ naar Amerika) – eerste deel van de 4e lezing
2 direct na Atlantis de ‘lijn’ van de opeenvolgende cultuurperiodes (van oost naar west), die dus vooral een opeenvolging van ‘Indo-Europese culturen’ is (Indië, Perzië, Grieks Romeins, etc.). – tweede deel van de 4e lezing
Wenn wir begreifen wollen, was da, während die Atlantis allmählich abbröckelte, in Europa, Afrika und Amerika sich als Rassenverteilung vollzog und was dann später gegen Ende der atlantischen Zeit nachgesandt worden ist und zum Teil erst nachgesandt worden ist in der nachatlantischen Entwickelung, so müssen wir uns klar sein darüber, daß wir es zu tun haben mit jenem mächtigen Menschheits-Strom, der vorgeschoben wird bis hinein nach Asien, bis in das indische Gebiet, und daß — wie öfter angedeutet wurde – auf den verschiedenen Punkten Völkermassen zurückbleiben, aus denen sich dann die verschiedenen Volkstümer Asiens, Afrikas und Europas ergeben haben. Wir haben es also mit einer früheren Verteilung und einer späteren Vorschiebung, einer zweiten Strömung zu tun. Etc.
b. Nee, ik zou ervoor willen pleiten om een moderne discussie niet onnodig te belasten met historisch beladen, sociaaldarwinistische termen (ras, arisch, decadentie, degeneratie, neger, indiaan) als er moderne alternatieven voorhanden zijn (etnische groep, indo-europees, founder-effect, genetisch verarmd, afrikaan, oorspronkelijke Amerikaan).
De term indo-Europees (´arisch´, Schlegel) vind ik in De volkszielen alleen in de 6e lezing: arische, voor-aziatische en europese volkeren … die we de kaukasiërs noemen. Maar hier lijken de twee migratiegolven van culturen en etnische groepen door elkaar gehaald te worden. Verder is kennelijk de term ‘indoeuropees’ aangeduid in het begin van de 7e lezing met het ‘Herrenvolk’ van Indië (‘arische invasietheorie’). Vaker deze term in The migration of the races (1904) en Uit de akashakroniek (1904).
Ook met de ‘europeanen’ als pars pro toto-naam voor de blanke etnische groep lijken niet dezelfden aangeduid als de ‘europeanen’ uit de 4e lezing die een ‘voorsprong’ zouden hebben (‘cultuurperioden’, natuurwetenschappelijke ‘ontdekkingen’?), en idem in het citaat over de blanke etnische groep en de indische poëtische cultuur in de bouwvakkers-lezingen.
Nog wat materiaal:
De term kaukasiërs komt in dit verband kennelijk, net als ethiopiërs en maleiers, van de ‘vader van de antropologie’ Blumenbach (1775). Over hem een mooi citaat: He did not think they were inferior to the Caucasian race, and were potentially good members of society. He included the peoples of most of Africa in the Negro or black race. … Later in life, Blumenbach encountered in Switzerland “eine zum Verlieben schönen Négresse” (‘a negro woman so beautiful to fall in love with’). Further “anatomical study” led him to the conclusion that ‘individual Africans differ as much, or even more, from other individual Africans as Europeans differ from Europeans’. Furthermore he concluded that Africans were not inferior to the rest of mankind ‘concerning healthy faculties of understanding, excellent natural talents and mental capacities’. (wiki/Johann_Friedrich_Blumenbach)
De ‘dag- en nacht’-mensen duiden bij Linnaeus (1735) twee hiërarchische ‘mensensoorten’ aan nl. mens en orang oetang. De etnische hoofdgroepen (genetische clusters) vormen bij Linnaeus een hiërarchie van americanus, europaeus, asiaticus, afer en monstrosus (o.a. cretins, patagonische reuzen, khoikhoi) ieder met een bepaalde temperament (zie de 2e lezing) en psychische kenmerken.
Bij Linnaeus lopen erfelijke, etnische kenmerken en niet-erfelijke, culturele stereotypen kennelijk door elkaar. http://books.google.com/books?id=Ix0AAAAAQAAJ&printsec=titlepage#PPA29,M1
Dag ton (zie je bericht nu pas). maar dat is toch precies wat ik bedoel? Eerste migratiegolf van Atlantis- de rassen verspreiden zich (oa de indianen naar Amerika). Tweede migratiegolf: de lijn van de ‘Arische’ cultuurperiodes.
Maar kijk nog even de zevende lezing na.
Er stond: Eeven voor de duidelijkheid. Ik neem aan dat jij met die twee migratiegolven bedoelt: 1 direct na Atlantis etc.
ik corrigeerde daarom: Nee, ik bedoel: 1. in het vroege Atlantis etc.
Met ‘Atlantische tijd’ wordt overigens ook wel aangeduid de klimaatperiode van het Atlanticum in Noordwest-Europa van ongeveer 9220 tot 5660 geleden (7200 tot 3650 v. Chr) met een warm, nat klimaat.
Ter verduidelijking:
Bij de ‘tweede stroom’ van ‘culturen’ die in de ‘na-atlantische tijd’ naar centraal-Azië ging kan het niet om een ‘blanke’, ‘kaukasische’ etnische groep zijn gegaan, omdat die al in de eerste stroom naar Europa zou zijn gekomen.
Als de ‘achterblijvende’ volken van de veronderstelde tweede migratiegolf zich in Europa gemengd hebben met de oorspronkelijke Europese bevolking van de eerste migratiegolf kunnen die mengingen van volkeren kennelijk eveneens ‘Europeanen’ of ‘blanke etnische groep’ of ‘kaukasische etnische groep’ worden genoemd. Idem bij het achterblijvende indo-europeese ‘Herrenvolk’ en de oorspronkelijke Indische bevolking.
Twee algemene samenvattingen lees ik nog in de 5e lezing:
Diese Zeitgeister weben in dem, was ihnen von den höheren Hierarchien zubereitet worden ist, und bewirken das, was wir unsere menschliche Geschichte, die Kulturevolution auf der Erde nennen. Dann finden wir im Umkreise die Erzengel, die Geister der Volksstämme und endlich die Vermittler zwischen dem einzelnen Menschen und den Erzengeln: die Engel.
daß die Hauptfäden hineingewoben werden – weil das ihrer Grundmission entspricht – durch die normalen Geister der Form. Dann weben hinein die abnormen Geister der Form, die eigentlich Geister der Bewegung sind, das, was die Rassen gibt. Dann weben die normalen und abnormen Zeitgeister die geschichtliche Entwickelung hinein, und dann weben die Erzengel mit normaler und abnormer Entwickelung die einzelnen Volks- und Sprachen-Entwickelungen hinein, und endlich wirken hinein die Wesen, welche den Menschen an den richtigen Platz auf der Erde stellen, die Engel.
Maar aan het eind van de 6e lezing staat dan weer:
was die Venus-, Merkur-, Mars- und Jupiter-Geister bewirkt haben im Osten. Durch dieses haben sich gebildet alle die Kulturen (!), die in Europa in der Mitte des neunzehnten Jahrhunderts zur Blüte gebracht wurden.
Nog wat met twee migraties samenhangende stellingen:
1. ‘indianen’ in de tekeningen van de evolutie van de mens uit 1907 staan model voor de eerdere ‘atlantische tijd’ (etnische groepen) en ‘ariërs’ of ‘europeanen’ voor de latere ‘na-atlantische tijd’ (indo-europese culturen). De culturele ontwikkeling komt na de biologische ontwikkeling.
2. de Europeanen hebben door de tweede migratie een culturele voorsprong (natuurwetenschappelijke ontdekkingen), maar geen etnische voorsprong op Afrikanen en Aziaten en Amerikanen gekregen
3. De begrippen ‘nacht’ en ‘dag’ drukken, net als ‘slapen’ en ‘waken’ en ‘jong’ en ‘oud’, primair een hiërarchie in de tijd uit van vroegere naar latere migratie en afsplitsing van etnische clusters of historische culturen
4. De inheemse Amerikanen en niet de Europeanen staan bovenaan (achteraan) in de hiërarchie van etnische groepen (laatste, verste, meest westerse, oudste, wakkerste, grootste, spiritueelste, avond), net zoals de Homo Americanus bij Linnaeus. De indo-europese culturen (maar niet de Europese etnische groep) komen in de historische ontwikkeling weer na de inheemse Amerikanen als etnische groep en de toekomstige Amerikaanse cultuur sluit de rij van culturen.
Maar Ton, dan moet je me toch uitleggen hoe het dan zit met Manu, die Atlantis verliet en naar Voor- Indië vertrok (met zijn Götterboten, zie de Akasha-kroniek). Daarmee begon de ontwikkeling van de cultuurperiodes in het Arische tijdperk. Maar ik ben bezig met een lange beschouwing over deze materie. Het kost even wat tijd maar ik zal het hier als document inzenden.
Toch alvast een leuke preview. Het blijft briljant hoe antroposofen, Steiner en in dit geval ook Helena Blavatsky menen hoe ze de herkomst van bepaalde begrippen en woorden menen te kunnen duiden.
Op geschiedenisonderwijs had ik al een leuk voorbeeld laten zien hoe de Brug meent verwijzingen naar Atlantis te herkennen in bepaalde woorden uit het Nahuatl (de taal van de Aztkenen. De veel voorkomende uitgang ‘atl’ zou verwijzen naar ‘Atlantis’. Onzin, hebben we al gezien, tenminste als we ervan uitgaan dat Rudolf van Zantwijk wel weet hoe dit in elkaar zit (zie http://antroposofie.wordpress.com/2009/01/25/geschiedenis-atlantis/#comment-1668).
Helena Blavatsky kan er ook wat van, als zij meent te kunnen verklaren waarom de joden een soort ‘mindere’ afsplitsing zijn van de Arische hoofdstroom. Antisemitisme is bij Helena Blavatsky een veel groter probleem dan bij Rudolf Steiner, al meen ik toch hard te kunnen maken dat Steiner een aantal van haar opvattingen heeft overgenomen, ook op dit gebied (maar dat komt later).
Maar goed, zo verklaart HPB de herkomst van het woord ‘Abraham’, de stamvader van zowel de joden (Isaak)als de Arabieren (Ismael, Abraham in het Arabisch is Ibrahim).
HPB: “The intellectual difference between the Aryan and other civilized nations and such savages as the South Sea Islanders, is inexplicable on any other grounds. No amount of culture, nor generations of training amid civilization, could raise such human specimens as the Bushmen, the Veddhas of Ceylon, and some African tribes, to the same intellectual level as the Aryans, the Semites, and the Turanians so called. The ‘sacred spark’ is missing in them and it is they who are the only inferior races on the globe, now happily — owing to the wise adjustment of nature which ever works in that direction — fast dying out. Verily mankind is ‘of one blood,’ but not of the same essence. We are the hot-house, artificially quickened plants in nature, having in us a spark, which in them is latent”.[20]
The inflectional speech — the root of the Sanskrit, very erroneously called “the elder sister” of the Greek, instead of its mother — was the first language (now the mystery tongue of the Initiates, of the Fifth Race). At any rate, the “Semitic” languages are the bastard descendants of the first phonetic corruptions of the eldest children of the early Sanskrit. The occult doctrine admits of no such divisions as the Aryan and the Semite, accepting even the Turanian with ample reservations. The Semites, especially the Arabs, are later Aryans — degenerate in spirituality and perfected in materiality. To these belong all the Jews and the Arabs. The former are a tribe descended from the Tchandalas of India, the outcasts, many of them ex-Brahmins, who sought refuge in Chaldea, in Scinde, and Aria (Iran), and were truly born from their father A-bram (No Brahmin) some 8,000 years B.C. The latter, the Arabs, are the descendants of those Aryans who would not go into India at the time of the dispersion of nations, some of whom remained on the borderlands thereof, in Afghanistan and Kabul,* and along the Oxus, while others penetrated into and invaded Arabia.
Het gaat er mij hier om Blavatsky’s stelling dat Abraham, volgens haar staat voor à Brahman, geen of anti-Brahman dus ( en laten we niet vergeten dat de Brahmanen de elite kaste waren van de Hindoe’s, het ‘Arische oervolk’)
Nu heb ik gelukkig een mini-beetje Arabisch geleerd (net zo goed een semitische taal als het hebreeuws). In het Arabisch is ‘Ibrahim’ (als je naar de spelling kijkt) een samenvoeging van twee woorden:
‘Abu’= vader van
‘rahim’ = veel, overvloed, vrijgevig
إبراهيم = ‘-ā (ī)-b-r-ā-h-i-m
‘Abu rahim’ betekent dus zoets als ‘vader van velen’. En wat blijkt? In het Hebreeuws is dit precies hetzelfde, zie http://en.wiktionary.org/wiki/Abraham#Etymology
En als je er over nadenkt is het ook heel logisch. In de Bijbel kondigt Jahwe aan dat Abram de stamvader zal worden van een groot volk: ‘Gij zult niet langer Abram zijn, uw naam zal Abraham zijn, want ik maak u tot vader van een menigte volken’, gen. 17.5
Het is dus volkomen begrijpelijk waarom Abram ‘Abraham’ werd, nu ook dat ‘want ik maak u tot vader van een menigte volkeren’. Kortom, een ‘overvloedige vader’ (dat is de meest letterlijke vertaling, althans uit het Arabisch)
Steiner keek er iets genuanceerder tegen aan dan Blavatsky. Toch zijn zowel de Ariërs als de Semieten nazaten van de zg. ‘Oersemieten’, die onder leiding van Manu Atlantis verlieten. Hij vertelt hiermee enigszins hetzelfde verhaal. Maar er volgt zeker meer.
Bij deze is het verhaal van de Brahmanen en de à-Brahmaan weer de wereld uit.
En verder is het wel weer lang leve de vrije associaties van de geesteswetenschap, met hun wilde associaties.
Een genealogie van de ‘ariërmythe’, van de theosofie van Blavatsky en de antroposofie van Steiner naar de zuivere ‘ariosophie’ van Himmler, wordt al gauw een verhaal van ‘guilt by association’, een ‘reductio ad Himmlerum’.
In de Volkszielen lijkt het juist te gaan om een vermenging van indo-europees (Indisch, Perzisch, Grieks etc.) en semitisch (Egyptisch-Babylonisch) sprekende volkeren (niet: ‘blanke’ culturen) met de oorspronkelijke bevolking van Azië, Europa en Afrika (begin van de 7e lezing) en bovendien om een aparte semitische impuls.
Hieronder vier passages uit de 7e lezing van de Volkszielen en wat citaten: http://anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_121_07.htm
Es gibt zwei geistige Strömungen in der Menschheit. Die eine geistige Strömung muß man nennen, wenn man sie richtig bezeichnen will, diejenige, die von dem Pluralismus, man könnte auch sagen, von der Monadologie ausgeht, die also vorzugsweise in einer Vielheit von Wesenheiten und Kräften den Ursprung und die Quelle des Daseins sieht.
Das ist die große Polarität zwischen Pluralismus und Monismus, und das ist die Bedeutung des semitischen Impulses in der Welt. Monismus ist nicht ohne Pluralismus, und dieser nicht ohne jenen möglich. Daher müssen wir die Notwendigkeit beider wohl anerkennen.
Over de semitische tijdgeest als dominante monistische cultuur:
so daß wir in dem heranwachsenden semitischen Volke, in den Urzeiten, einen unter der fortwährenden Inspiration des Jahve oder Jehova stehenden Erzengel haben, der dann später selber zu einem Zeitgeiste heranwächst. Wir haben daher, sozusagen außer den gewöhnlichen, fortschreitenden Zeitgeistern im alten indischen, alten persischen, alten chaldäischen Volke noch einen Zeitgeist, der eine besondere Rolle für sich spielt, indem er innerhalb eines einzelnen Volkes wirkt. Wir haben da einen Zeitgeist, der also in gewisser Beziehung in der Mission eines Volksgeistes auftritt; wir haben einen Zeitgeist, den wir den semitischen Volksgeist nennen müssen.
Over de indo-europese tijdgeesten als dominante pluralistische culturen:
Sie können nun überall in der Welt umherschauen, in irgendeiner Weise werden Sie sehen, daß die Völker der nachatlantischen Zeit von Vielheiten des Göttlichen ausgegangen sind. Beginnen Sie bei der Dreiheit des alten Indertums, die sich später ausgelebt hat in Brahma, Shiva und Vishnu. Sehen Sie auf die deutsche Mythologie, so finden Sie die Dreiheit von Odin, Hönir und Lödur und so weiter. So werden Sie überall eine Dreiheit und diese in eine Vielheit gegliedert finden. Sie sehen diese Eigentümlichkeit aber nicht nur da, wo sozusagen Göttermythen und Götterlehren auftreten, sondern auch in den Philosophien, wo uns dieselbe als Monadologie entgegentritt. Das ist die eine Strömung, welche, weil sie von der Vielheit ausgeht, die größtmögliche Mannigfaltigkeit annehmen kann. Man könnte sagen: In der nachatlantischen Zeit, vom weitesten Osten in Indien und im weiten Bogen durch Asien hindurch bis nach Europa, hat dieser Dienst der Vielheit, der sich im Grunde genommen in unserer geisteswissenschaftlichen Weltanschauung dadurch ausdrückt, daß wir eine Summe der verschiedensten Wesenheiten, der verschiedensten Hierarchien anerkennen, seine mannigfaltigsten Vertretungen und Ausgestaltungen gewonnen.
– Ariosophy’ is used generically to describe the Aryan-racist-occult theories of both men and their followers.” (Goodrick-Clarke 1985). http://en.wikipedia.org/wiki/Ariosophy
– The term “Reconstructionist Paganism” is thought to have been coined by Isaac Bonewits in the late 1970s. http://en.wikipedia.org/wiki/Polytheistic_reconstructionism
– The question of the homeland (Urheimat) of the Proto-Indo-European peoples and their Proto-Indo-European language (PIE) has been a recurring topic in Indo-European studies since the 19th century.
These possibilities boil down to four competing basic models (with variations) that have academic credibility (Mallory (1997:106)), i.e.: 1. Pontic-Caspian: Eneolithic (5th to 4th millennia BC), 2. Balkans: Neolithic (5th millennium BC), 3. Baltic hypothesis: Mesolithic to Neolithic (Ertebølle to Corded Ware horizon, 6th to 3rd millennia BC), 4. Anatolia: Early Neolithic (7th to 5th millennia BC) http://en.wikipedia.org/wiki/Proto-Indo-European_Urheimat_hypotheses
Nog een verwante quote over Haeckel’s monisme:
Another example is recent scholarship that portrays Ernst Haeckel’s Monist League as a mystical progenitor of the Völkisch movement and, ultimately, of the Nazi Party of Adolf Hitler. Scholars opposed to this interpretation, however, have pointed out that the Monists were freethinkers who opposed all forms of mysticism, and that their organizations were immediately banned following the Nazi takeover in 1933 because of their association with a wide variety of progressive causes including feminism, pacifism, human rights, and early gay liberation movements. wiki/Social_Darwinism
Steiner heeft afstand genomen van het Lamarckisme in Ursprung und Ziel des Menschen (20 oktober 1904):
dass gerade die komplizierten Instinkte unmöglich vererbt sien können und unmöglich zusammenhängen können mit einer vererbten Übung.
Hij lijkt eerder iets te zien in fenotypische plasticiteit, neotenie, pedomorfose of juvenilisatie (Kollmann, Bolk) bij de mens (Der Ursprung des Menschen, 4 januari 1912).
Ton,
Ik zal later terugkomen op de zevende lezing. Laat ik een ding voorop stellen. Ik ben niet voor guilt by association, helemaal niet zelfs. Het feit dat Steiner ‘gedateerde termen’ gebruikte, die ook door zeer dubieuze stromingen werden gebruikt (later totaal in discrediet geraakt door het nationaal socialisme) beteknt niet dat ik Steiner in dezelfde hoek wegzet als de nazi’s en proto-nazi’s. Ik heb ook al aangegeven dat het dwepen met Perzische/Iraanse symbolen in die tijd een veel breder gedragen cultuurgoed was (dus niet alleen door de nazi’s met de swastika, zie ook Nietszche). Mijns inziens moet je dit zuiver houden. Maar dan blijft er nog genoeg over.
Maar er volgt later meer.
Moderatie: reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
10/02/2009 at 23:34
En wat betreft antisemitisme, ik neig er nog steeds naar dat dit bij Steiner zeer genuanceerd ligt. Steiner kun je zeker niet wegzetten als een doorsnee völkische antisemiet. Probleem is wel dat hij antisemitische begrippen en bepaalde gedachtegangen heeft overgenomen in zijn cosmologie. Maar dat maakt hem nog niet meteen tot een antisemiet. Wel denk ik dat er bij Helena Blavatsky sprake is van enig antisemitisme. Maar ik zal ook hier op terugkomen.
Floris Schreve Says:
11/02/2009 at 00:06
En laten we Sigismund von Gleich niet vergeten. Ik denk dat nu de uitspraak ‘de lichte Irancultuur’ op zijn plaats valt. Al vond Dieter Brüll het nodig om in de Nieuwe Reactionairen een lans te breken voor Sigiusmund vond Gleich (en ik heb nog steeds het idee dat de Brull enthousiastelingen niet eens weten, waar Brüll het voor opneemt), Ik denk dat we deze von Gleich wel degelijk enig antisemitisme kunnen verwijten (meer dan Steiner). Zie de volgende passage:
Manoe of Noah leidde het bruikbaarste deel van het vijfde Atlantisras (de zgn. Oer-Semieten – fdw) uit het ondergaande Atlantis naar Binnen-Azië. Daarom representeert Noah de oerkiem die uit de zondvloed gered werd en verder ontwikkelde tot het vijfde wortelras (het na-Atlantische of Arische). Noah had drie zonen: Japhet, Ham en Sem. Hoe moeten we deze nu historisch-ethnologisch duiden vanuit de inzichten van de geesteswetenschap over ijstijd-wereldgeschiedenis ?
Japhet stelt de hoofdmoot van de Indo-Germaanse mensheid voor. De volkeren die in Genesis genoemd worden, laten dat duidelijk zien: “Javan” zijn de Ioniërs, “Madai” de Meden, “Gomer” de Cimbren. Eigenlijk is het de Europees-Kaukasische mensheid die door Japhet voorgesteld wordt. Bij de Grieken heet hij Japetos, wiens zoon Prometheus door Zeus-Jupiter aan de rotsen van de Kaukasus geketend werd. Dit beeld zegt ons: De prometheïsche denkkracht, die de Arisch-Kaukasische mensheid in de na-Atlantische periodes moest ontwikkelen, wordt vooreerst met het hoge rotsgebergte van het hoofd verbonden, het Jupiter-denken krijgt een zetel in de hersenen. Japetos en Prometheus staan aan de spits van de Griekse stambomen. In de Oudheid werden de Grieken en Ioniërs beschouwd als een Zeus-Jupitervolk, een denkervolk zonder meer. Rudolf Steiner beschreef Plato als een typische vertegenwoordiger van deze geest. De landstreek van de zee van Azow (of Asa-zee) tot aan de toppen van de Kaukasus, waar Europa overgaat naar Azië, werd in de Oudheid altijd Asia genoemd. “De Gotische en Scandinavische volkeren noemden de voet van de Kaukasus in hun Noorse heldenleer het Asaland, Asahaimur. Het is het oerverblijf der Asen, hun goden- en heldengeslacht, en in alle sagen trekt Odin van daar uit naar het Europese Noorden . . . Prometheus’ moeder of gemalin was Asia. De verheven Kaukasus zelf heeft als oerverblijfplaats der Asen nog het oerwoord ‘Asi’ in zijn laatste lettergreep. Alle volkeren aanzien hem als een heilige bergketen.” Asia is dus het land van de goden of engelen en wel speciaal van de Jupiterwezens waarmee de Arisch-Kaukasische of Indogermaanse volkeren van Europa zich verbonden voelden omdat deze goden in hen als vormkrachten vanuit de streek van de Kaukasus werkten !
[…] De oorsprong van zowel Indogermanen als Semieten moet worden gezocht bij dat deel van het Atlantische wortelras, dat ooit het Noordwesteuropese deel van Atlantis bewoonde, tot aan het Hyperboreërgebied, en dat naar Binnen-Azië werd geleid. Deze volksgroep mag ‘Noah’ genoemd worden, voorzover ze de zondvloed overleefd heeft. Uit deze Noah, de kiem van de Eurazisch-Arische mensheid stamt Japhet af, het Indogermanendom. Sem of het Semietendom ontsprong weliswaar uit dezelfde kiem, maar vormde een aparte vertakking. In het Semietendom werkt namelijk het Toeraanse element verder* . De geesteswetenschap heeft vastgesteld dat op een bepaald moment de Noord-Atlantische volkerstroom samengekomen is met de zuidelijke stroom van Toeraniërs die alover Afrika Atlantis verlieten. Het Semietendom ontstond als een eigenaardige mengeling. “Alles wat bij de Toeraniërs decadent was, werkte eliminerend en omvormend bij het Hebreeuwse volk.” (Rudolf Steiner legt uit in het “Mattheus-Evangelie” dat de oude Atlantische helderziendheid bij de Hebreeuwen zich niet manifesteerde in een lager astraal helderzien, maar naar binnen sloeg en het innerlijk leven organiseerde – fdw). Sem is de pre-Ariërkiem die met de Noord-Aziatische, Toeraans-Mongoolse wereldstroming verbonden werd. Daardoor is Sem tegelijk datgene wat van het pre-Arische element, vooral in het Chinezendom verder leefde, hoewel daar het Mongoolse element sterker en doorslaggevender is geworden. Tenslotte is Sem het Semietendom van de latere tijd waarin het Eurazisch-Arisch element het Toeraanse element in de positieve zin heeft omgewerkt – dit in tegenstelling tot het Chinezendom.
Hieruit resulteert een zeer bijzondere polariteit tussen Semietendom en het Mongools-Toeraans Chinezendom. Het zijn twee verwante, maar polair tegengesteld-verwante elementen ! In deze beide volkergroepen, sterk in het bloed georganiseerd, werken naast de algemeen menselijke zonnekrachten vooral de Marskrachten der Toeraniërs. Maar bij de Mongolen overweldigen deze de zonnewerkingen, bij de Semieten is het omgekeerde het geval. Toch zijn beide rassen zeer oorlogszuchtig. Rudolf Steiner beschrijft dat in detail in de cyclus over de volkszielen (GA 121). Het is een van de belangrijkste signaturen van de tweede na-Atlantische cultuurperiode, die in het teken van de Tweelingen staat: het ontstaan van het Semietendom en het polair tegengestelde Chinezendom, die in veel opzichten als licht en schaduw samenhoren. De oudchinese cultuur, die dan rond 3100 vanuit Binnen-Azië (Toerkistan) oostwaarts stromend aan het daglicht kwam, wilde het Luciferische geesteslicht van Atlantis bewaren; maar de oerperzische en de oudsemitische -die er parallel mee loopt- doken moedig onder in het duister van de materie en streden met de aarde-donkerte. De lichte Irancultuur stond tegenover de donkere magie van Toeran en bereidde het Christendom voor. Tegenover het Perzische dualisme van Ormuzd en Ahriman stond het oerchinese van Yin en Yang – het hemelse en aardse in polariteit. Maar tegelijkertijd vormde zich uit de Toeraans-Arische vermenging de semitische Tweeling, wiens hebreeuwse tak het Christendom verder voorbereidde, terwijl de arabische tak als schaduw van het semitisme zich achteraf tegen deze laatste keerde. Maar ook in het Hebreeuwendom zelf, dat met Abraham begon, zoals het Arabierendom met Ismaël, openbaarde zich in de loop van de geschiedenis te allen tijde het Tweelingen-principe. Tegen het einde van de Tweelingen-periode verscheen het Semietendom -dat in de streek van de Kaspische Zee uit het contact met het Toeraniërdom ontstaan was- voor het eerst in Noord-Babylonië en veroverde door zijn oorlogszucht al vlug Voor-Azië, nadat het zich in Arabië, als in een secundair centrum, ingeburgerd had.
Ieder die het echte semitisch-hebreeuwse gezichtstype met bvb. het klassiek-turkse (Toeraanse) vergelijkt, zal de grote overeenkomst opvallen. Semieten en Chinezen zijn volkeren die enerzijds het rekenen en alle wiskunde, en anderzijds het geldwezen en alle handelsactiviteiten misschien wel het volmaakst beheersen ! Daarbij moet men in ‘t oog houden dat bij de Semieten behalve de Hebreeuwen van oudsher de Assyriërs, de Babyloniërs (sinds 2000 v.C.), de Syriërs, en natuurlijk de Arabieren gerekend worden. Mathematisme en monisme zijn de wereldbeschouwingen die klassiek zijn geworden dank zij het Semietendom. Zo wordt het klaar en duidelijk hoe de leer van de atlantische Manoe vanuit Binnen-Azië enerzijds naar het Westen in het getoeraniseerde Semietendom en anderzijds in oostelijke richting in het arisch beïnvloede Toeraniërdom, d.i. Chinezendom, ingestroomd is. De Hebreeuwse Je-ho-va komt overeen met de Chinese naam van God “I-Hi-Wei”, wiens drieëenheid Lao-Tse diepzinnig verklaarde: “Naar wie ge kijkt en ge ziet hem niet, die wordt met de naam I genoemd. Naar wie ge luistert en ge hoort hem niet, die wordt met de naam Hi genoemd; naar wie ge met de handen grijpt en ge vat hem niet, die wordt met de naam Wei genoemd. Deze drie zijn ondoorgrondelijk; dusdanig zijn ze vereend.” [ … ]
Zo zien we maar weer hoe misleidend schema’s kunnen werken. Ze geven de indruk alsof ieder tijdvak of cultuurperiode een afgerond geheel is, terwijl in werkelijkheid voorlopers en achterblijvers tegelijk met de hoofdstroom actief zijn. Op de volgende bladzijde proberen we even in kaart te brengen wat hierboven besproken werd. Voor de volledigheid vermelden we nog dat uit Ham het Hamietendom is ontstaan, meer bepaald door een vermenging van het vijfde en zesde Atlantisras. Hugo Obermaier schrijft daarover: ” De Oud-Egyptenaren zijn de belangrijkste vertegenwoordigers der Hamieten, dat zijn blanke Noordafrikanen, gelijkend op Europeanen, die naar huidskleur, haartype en onnegroïde gelaatstrekken meer bij het westelijke, middellandsezee-ras, moeten gerekend worden.”
Zie http://users.telenet.be/antroposofie/diabasis/b18chincul.htm
Floris Schreve Says:
11/02/2009 at 01:10
Het leukste aan deze tekst is nog wel de passage: ‘Zo zien we maar weer hoe misleidend schema’s kunnen werken’.
idd, maar begin er dan niet aan, zeker niet aan schema’s die slechts gebaseerd zijn op slap associatief geklets, zonder dat er een greintje bewijs voor bestaat. Maar aan dit euvel lijden zowel Steiner als Blavatsky, maar ook von Gleich, tot de hedendaagse dwepers.
De middeleeuwse statische, typologische, essentialistische en polygenistische etnische verdeling van de mensheid verliep volgens de namen van de zonen van Noach, Cham (zwarte hamieten), Sem (semieten) en Jafet (blanke jafetieten, zie ook de kaart bij wiki/Polygenism). Deze mythische verdeling van naast elkaar geschapen etnische groepen is later overgenomen door de 19e eeuwse polygenistische evolutietheoretici en door het creationisme om de op 6000 jaar berekende leeftijd van de aarde in hun schema te kunnen inpassen (wiki/Historical_definitions_of_race.).
De 19e eeuwse en de moderne evolutietheorie over het ontstaan van de menselijke variatie door een selectie van genetische kenmerken is daarentegen een monogenistische theorie: de opsplitsing van één oorspronkelijke mensheid in een hiërarchie in de tijd van etnische groepen na elkaar (Out of Africa).
In De Volkzielen is sprake van een algemene mensheid die in een veronderstelde wereldwijde eerste migratie opsplitst in vijf continentale, erfelijke, etnische groepen met hun verschillende culturen (en denkwijzen), volkeren (en talen) en individuen (2e, 4e en 6e lezing; Out of Africa). Deze vijf etnische groepen vertrokken oorspronkelijk vanuit een mythisch continent bestaande uit Europa en Groenland met Noord-Afrika samen (10e lezing; Atlantis, Tertiair). De vijf continentale clusters mengen met een mythische, indo-europese volkerengroep in een tweede prehistorische migratie (4e en 7e lezing; Ariër-mythe, Manoe). Deze proto-indo-europese groep (Koergan-hypothese, Out of India-theorie) trekt eerst vanuit een onderwaterlopend Europa naar Azië en later weer terug. Parallel aan de twee migraties verloopt een hypothetische derde migratie van een genetisch geïsoleerde, semitische volkerengroep (6e lezing; Abraham) en een ontwikkeling van semitische culturen, denkvormen, volkeren, talen en individuen (7e lezing).
In Amerika heeft het veronderstelde samenkomen van de hypothetische eerste en tweede migratie pas vanaf de moderne tijd plaats (4e lezing). De verovering van Amerika door de binnendringende Europeanen leidt tot de decimering van de inheemse Amerikaanse volkeren uit de eerste migratie (6e lezing; in hoofdzaak door genetisch-biologische oorzaken maar ook door een met de kolonisatie gepaard gaande genocide en gedwongen verhuizing). De Chinese cultuur wordt – net als de oorspronkelijke Amerikaanse culturen, en tot op zekere hoogte ook de Europese culturen, maar in tegenstelling tot de oud-Indische culturen – stereotype beschreven als oud, niet-produktief, in zichzelf opgesloten en verstard (10e lezing; chinese muur). De verjonging en vernieuwing van culturen zou als regel vanuit het oosten komen (4e lezing).
In een samenvatting à la Van Manen:
1. Door een samenspel van storende invloeden en normale krachtwerkingen zijn er in het verleden vijf continentale etnische clusters ontstaan. 2. Door de erfelijkheid zijn de etnische kenmerken voortgeplant en tegelijk losgekomen van de plaats van ontstaan. 3. Binnen enkele duizenden jaren zullen genetische, etnische verschillen gaan verdwijnen en hun betekenis verliezen. 4. De historische ontwikkeling van moderne culturen, die sterk vanuit indo-europese en semitische cultuurgebieden geïmpulseerd is, is een belangrijke eerste stoot tot de doorbreking van de verstarring in etnische clusters. 5. De tijdelijke verdeling van mensen over continenten (en etnische groepen), historische culturen (en denkvormen) en volkeren (en talen) is niet los te zien van hun individuele ontwikkeling.
De crux voor het wel of niet uitspreken van het R-woord lijkt mij uiteindelijk te zitten in het erkennen van het gemaakte verschil tussen de begrippen ‘etnische groep’ (genetisch) en ‘cultuur’ (historisch). Want in een preciese tekst zoals van De Volkszielen zal ‘Europeaan’ (of ‘Afrikaan’ of ‘Amerikaan´), afhankelijk van de context, meestal maar naar één van beide geprofileerde betekenissen, de biologische-genetische of de historische-culturele, verwijzen.
Met name in de 6e, middelste lezing lopen de beschrijvingen van de veronderstelde erfelijke etnische groepen (jonge Afrikanen en oude Amerikanen; mate van genetische variatie) en stereotype, dominante culturen (hebreeuwse, iraanse, voor-aziatische en europese volkeren) door elkaar.
Ik zie bij Ton het woord hypothese mbt inhoud van Steiners ‘Die Mission einzelner Volksseelen’ verschijnen. Ik heb niet de indruk dat Steiner het over zijn veronderstellingen heeft, maar wel over zijn in de Akashakroniek geschouwde waarheden.
Ton, denk dat dit duidelijk is. heb er overigens nog wel flink wat aan toe te voegen en wellicht nog wat andere accenten te leggen. Er zijn genoeg redenen voor het R woord, zie alleen al de beschrijving van de indianen. Plus dat het verder natuurlijk gespeculeer is over vermeende eigenschappen van ‘rassen’. Maar dat komt wat later.
Dat lijkt me wel juist. Steiner heeft deze cyclus gebracht als geesteswetenschapplijke onderzoekingen. Dat hij zich wellicht baseerde (heel hap snap) op de bronnen die Ton noemt (ook al in eerdere berichten) lijkt mij zeker aannemelijk. Een detail, Hamieten zijn niet ‘zwart’. Tot de Hamieten worden vooral de Berbers (Amazigh) en de Touraegs gerekend (de blanke niet-Arabische Noord Afrikanen). De nam Hamieten is wel afgeleid van de Bijbelse naam Cham (een van de zonen van Noach) en zijn vaak in de westelijke Christelijke traditie geïnterpreteerd als de Afrikaanse zwarten. Maar het zijn dus de blanke Noord Afrikanen, die niet afstammen van de Arabische immigranten met de komst van islam (zoals in Libië, Tunesië, Algerije en Marokko. De Egyptische Kopten, ook ‘blanke Noord Afrikanen’ zijn semitisch).
Moderatie: reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
13/02/2009 at 18:02
Hier de link naar een kaartje van de wiki waar Ton naar verwees. Het gaat hier om de ‘Bijbelse rassenindeling van de mensheid’. Hier is het verhaal van de nazaten van de zonen van Noach goed te zien: de ‘Japhetieten’ (’Ariërs’/Indo-Europese taalfamilie), de Semieten (Joden, Arabieren, Assyriërs, Kopten) en de Hamieten (Amazigh, Touraeg, Somaliërs, hoewel de laatste overigens ook Arabisch spreken, dus dat lijkt me niet helemaal duidelijk). Zelfs de Dravidische Indiërs worden tot de Hamieten gerekend (geloof niet dat daar enige grond voor is).
Tegenwoordig wordt deze indeling nog wel toegepast maar dan uitsluitend vanwege (verre) taalkundige verwantschap, dus niet naar ‘ras’. En bovendien waar zou je de Altai en de Oeralische talen moeten indelen? Tot de laatste taalfamilie behoren zowel de Europese Hongaren, de Finnen en de Esten, maar ook volkeren met een mongoloïde uiterlijk in het oosten van Siberië.
De Altai taalfamilie is bijna net zo ingewikkeld. Daartoe behoren de Turken, de Kazachen en de Mongolen, toch ook volkeren die ‘raciaal’ van elkaar verschillen.
En voor alle duidelijkheid, een semitsich of een hamitisch ‘ras’ bestaat niet, hooguit taalverwantschappen. Net zo goed als dat er hele grote verschillen zijn tussen Noord Europeanen en de ‘echte Ariërs’ uit Perzië en India. Behoren allemaal tot het ‘blanke ras’ en er is een hele verre taalkundige verwantschap. Maar de Semieten, weliswaar een andere taalkundige familie, behoren net zo goed tot dit ‘blanke ras’. Of is er iemand die wil beweren dat de Hindi-bevolking van Noord India blanker is dan de Europese joden? Dus rassen en talen lopen allemaal dwars door elkaar heen. Dit soort indelingen liggen dan ook buitengewoon genuanceerd.
Floris Schreve Says:
13/02/2009 at 18:05
En hier het linkje: http://en.wikipedia.org/wiki/File:JaphethShemHam.JPG
Wat betreft de terminologie:
– Antroposophie.net gebruikt in zijn eigen bijdragen en indelingen gedeeltelijk eigen termen, namelijk ‘Rassen’ voor ‘Unterrassen’ (bijvoorbeeld ‘atlantische Rassen’, ‘nachatlantische Rassen’ en ook eenmaal ‘arische Rasse’ en ‘Arier’ voor na-atlantische tijd). Het daar gebruikte kaartje van het Atlantische continent is overigens van Scott-Elliot en slaat niet op de geologische situatie van Europa in het Tertiair. Dus:
Late Steiner: 7 Zeitalter (Epochen) – 7×7 Kulturepochen (Kulturen)
Vroege Steiner: 7 Wurzelrassen (Hauptrassen, Stammrasse) – 7×7 Unterrassen
Antroposophie.net: 7 Hauptrassen (Wurzelrassen) – 7×7 Rassen (Unterrassen)
– De term ‘arische Rasse’ voor de na-atlantische tijd komt eenmaal voor in de Akasha-Kroniek (Aus dieser fünften Unterrasse wurde der begabteste Teil ausgewählt, und dieser lebte hinüber über den Niedergang der vierten Wurzelrasse und bildete den Keim zur fünften, der arischen Rasse, welche die vollständige Ausprägung der denkenden Kraft mit allem, was dazu gehört, zur Aufgabe hat.)
De term ‘ariërs’ (na-atlantische mensen) komt daar wel vaker voor.
– De term ‘arisch’ komt eenmaal voor in De Volkszielen en slaat daar kennelijk op ‘blanke’, Indo-iraanse volkeren (‘jupiter’, 6e lezing) en niet op een na-atlantische tijd.
– De term ‘zon’ (en niet ‘jupiter’) wordt ook wel in verband gebracht met de laat-atlantische indo-europese migratie:
Diese letztere Fähigkeit bildete sich vor allem bei den unter dem Einfluss der Sonnenkräfte stehenden Ur-Semiten aus, von denen ein kleines Häuflein die nachatlantische Zeit nach den Eiszeitkatastrophen vorbereitete und den Grundstein zu der späteren arischen Rasse legte. wiki.anthroposophie.net/Rassen, wiki.anthroposophie.net/Atlantis
– Over de ‘mongolenplooi’:
Considerable speculation has surrounded the possible adaptive value of other physical features characteristic of groups, such as the constellation of facial features observed in many eastern and northeastern Asians (Guthrie 1996). However, any given physical characteristic generally is found in multiple groups (Lahr 1996), and demonstrating that environmental selective pressures shaped specific physical features will be difficult, since such features may have resulted from sexual selection for individuals with certain appearances or from genetic drift (Roseman 2004).
wiki/Human_genetic_variation
– De term ‘zuid-azië’ bij de Maleise etnische groep (6e lezing) slaat kennelijk eveneens op het oorspronkelijke Indië (joga-ademhaling, vergelijk in Die Geheimwissenschaft (1910, anthroposophie.net: ‘Menschen, welche in der nachatlantischen Zeit den Süden von Asien, namentlich das alte Indien besiedelt hatten.’)
– De term ‘maan’ (6e lezing) bij de semitische etnische groep of cultuur associeert kennelijk met voortplanting (‘die fortgehende Wirkung des Blutes von Geschlecht zu Geschlecht, von Generation zu Generation für das semitisch-hebräische Volk von ganz besonderer Wichtigkeit ist’). In de 7e lezing slaat´semitische´cultuur (abrahamitische Arabieren en Joden?) mogelijk wel op een stereotype maanachtige reflectie (monisme, theoretisch, synthetisch denken).
– Nog drie citaten met een afweging over de biologische oorzaken van de ‘saturnale’ massasterfte van inheemse Amerikanen (Encarta) en drie citaten over selectie, huidkleur, migratie en genetische clusters (Wikipedia en Cavalli-Sforza in Answers):
European settlement of the Americas drastically reduced the Native American population. The European conquest was primarily a biological one. Explorers and colonists brought a wide range of deadly communicable diseases directly from crowded European cities. These diseases spread quickly among Native Americans, who had no immunity to them.
Archaeological evidence indicates that illness was increasing in the Native American population in many regions before the arrival of Columbus, probably in response to problems of population density, diet, and sanitation. Although the introduction of new diseases was the main cause of the rapid decline of indigenous populations, other reasons were genocidal warfare, massive relocations and removals of Native Americans from their homelands, and the destruction of traditional ways of life.
During the 20th century, Native Americans experienced a remarkable population recovery because of decreased mortality rates, including declining disease rates. Intermarriage with nonnative peoples and changing fertility patterns have kept Native American birthrates higher than birthrates for the total North American population. Another factor in the increase is that more people in the United States are identifying themselves as Native American on their census forms. By one estimate, as much as 60 percent of the population increase of American Indians from 1970 to 1980 was due to these changing identifications. encarta.msn.com/encyclopedia Native_Americans_of_North_America
Native Americans are almost exclusively Blood group O at about 98%. Some scientists believe this widespread distribution indicates strong selection, possibly resistance to syphilis. During the European invasion of the Americas, millions of Native Americans were decimated because of diseases they were not immune to such as smallpox and influenza. Europeans had become resistant to these disease after suffering several series of deadly plagues (such as the Plague of Justinian and the Black death). In turn the Europeans contracted syphilis to which they had no immunity. wiki/Race_and_genetics
A prominent exception to the common distribution of physical characteristics within and among groups is skin color. Approximately 10% of the variance in skin color occurs within groups, and ~90% occurs between groups (Relethford 2002). This distribution of skin color and its geographic patterning — with people whose ancestors lived predominantly near the equator having darker skin than those with ancestors who lived predominantly in higher latitudes — indicate that this attribute has been under strong selective pressure. Darker skin appears to be strongly selected for in equatorial regions to prevent sunburn, skin cancer, the photolysis of folate, and damage to sweat glands (Sturm et al. 2001; Rees 2003).
wiki/Human_genetic_variation
– Latterly, an authoritative contribution to the problem of ‘race’ has been a publication under the guidance of the genetic historians L. Luca Cavalli-Sforza, Paolo Menozzi, and Alberto Piazza, whose team has investigated the genetic make-up of hundreds of individual populations (The History and Geography of Human Genes, 1994). The result is that the genetic programme shifts slightly but perceptibly from one tiny population to the other: ‘By means of painstaking multivariate analysis, we can identify “clusters” of populations and order them in a hierarchy that we believe represents the history of fissions in the expansion to the whole world of anatomically modern humans. At no level can clusters be identified with races, since every level of clustering would determine a different partition and there is no biological reason to prefer a particular one.’ answers.com/topic/race-1
– Tenslotte, een biologisch alternatief voor de behandelde recapitulatietheorie van Haeckel is de retardatietheorie van Bolk en Verhulst die de evolutionaire plasticiteit en aftakkingen van de mens, waar Steiner vaak naar verwijst, probeert te verklaren met foetalisatie (ook wel retardatie, neotenie, juvenilisatie of pedomorfose genoemd) en niet met genetische variabiliteit en selectie.
Moderatie: link hersteld
antroposofie.nl/motief43-5,
discussietekst-met-stefaan-blanck-en-jos-verhulst
Ton, dat van de Wortelrassen en onderrrassen is al heel lang hiervoor ter sprake gekomen. Al met Jan Luiten, die op grond daarvan beweerde dat Steiner afstand had genomen van ‘rassentheorieën’. Wat niet klopt want Steiner verving de theosofiche terminologie. Root race werd Zeitalter en subrace (Unterrasse) werd Kulturepoche. Er is overigens een lang essay van mij in de maak waarin ik dit allemaal uitleg. Ik zal het uiteindelijk hier publiceren, maar dat kan nog eventjes duren, al hoop ik niet te lang.
Dat van de ziektes uit Europa is mij bekend. Maar wat ik me afvraag is wat je hier wil betogen? Want ik neem aan dat jij dan niet instemt met Steiners Saturnusverhaal. Bovendien staat het verhaal over Saturnus niet op zichzelf; het is een onderdeel van een holistisch model waar ieder ras zijn eigen planeet krijgt toegewezen. Waarom immers de Afrikanen met Mercurius associeren of de Mongolen met Mars? Meer dan willekeurige associaties, die zijn samengegoten in een ogenschijnlijk sluitend verhaal is het namelijk niet, al lijkt het heel doortimmerd in elkaar te zitten. Verder is volgens mij de retardatietheorie van Bolk allang afgeschreven, al zien Verhulst en evt sommige andere antroposofen daar nog wat in (maar leg het me uit als het anders zit).
Verder zou ik je willen vragen om, als je literatuurverwijzingen in je berichten achterlaat, die iets meer te specificeren. Dat maakt het voor mij en anderen iets makkelijker om die na te gaan. Want er zijn best wel dingen waar ik benieuwd naar ben om verder uit te zoeken. Dus heel graag.
Moderatie: reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
14/02/2009 at 00:40
Het lijkt mij overigens niet zo zinvol om Steiners ‘theorieën’ (als je ze zo kunt noemen althans) over de indianen in verband te brengen met de vrij recente inzichten over de verspreiding van de Europese ziektes (over de omvang daarvan zijn de inzichten nog maar betrekkelijk recent).
In Steiners tijd was dit allemaal niet bekend, althans niet zo uitvoerig. Verder lijkt het er niet echt op dat Steiner zich ooit werkelijk heeft verdiept in de geschiedenis van Amerika’s oorspronkelijke bewoners, maar zich eerder heeft laten meeslepen door negentiende-eeuwse stereotypen en cliché’s. Steiner weet inderdaad vooral clichés te berde te brengen. met de werkelijkheid van Amerika’s oorspronkelijke bewoners hebben die weinig te maken. Zelfs het ‘opperhoofd’ dat hij in zijn zesde voordracht citeert (zonder bronvermelding), lijkt mij niet gebaseerd op een authentieke bron (nogmaals, wie de herkomst van deze woorden weet te ontdekken, meld het mij).
En verder, laat ik het nogmaals duidelijk stellen. Steiner heeft bij ieder ‘ras’ een leuke planeet bedacht, waar wat vrijblijvende associaties mee te leggen zijn. De indianen hebben met de antroposofie gewoon de pech gehad dat ze aan Saturnus zijn toegewezen.
Floris Schreve Says:
14/02/2009 at 00:54
Sterker nog, de indianen hebben helemaal pech gehad dat ze met bejaarden in verband worden gebracht (want er bleef nog iets over na de kinderlijke negertjes, de puberale Aziaten en de ‘rijpe’ Europeanen).
En Steiner moet en zal gelijk hebben, dus krijg je rare verhalen van zijn hedendaagse aanbidders, zoals in dit geval Maarten Ploeger:
‘Er blijkt zelfs een opmerkelijke affiniteit te bestaan tot grensoverschrijding tussen leven en dood. Al in een vroeg leeftijdsstadium vertonen indianen scherp getekende gelaatstrekken. Bij de prairie-indianen werd een belangrijkste krijgers inwijding gevonden in strijdsituaties met een welhaast zeker dood voor ogen (de eer behalen door een gewapende vijand aan te tikken met een stok)…(…) Met deze karakteristieken voor ogen kan Steiners uitspraak in de Volkszielen (vrij weergegeven): ‘De indianen moesten uitsterven en de kolonisten waren het uiteindelijke instrument’, in en juist daglicht worden gesteld. Het is allerminst een excuus voor het botvieren van de blanke moordcapaciteit; die schuld hebben wij hoe dan ook op ons geladen (evenmin kan de nog steeds voortgaande uitroeiing van de Amazone-indianen hiermee op welke wijze dan ook aanvaardbaar worden gemaakt). Zoals een ouder mens aan een op zichzelf niet zo dramatische ziekte licht kan bezwijken, zo betekende de confrontatie met de blanke expansiedrift voor de indianen meer dan een reeks ongelijke oorlogen. De indiaanse cultuur had à priori de bevattelijkheid om hieraan te gronde gaan (zie bijvoorbeeld de Wovoka-episode, uitmondend in de ‘zelfdestructie’ onder leiding van Sitting Bull bij Wounded Knee)’. (’Antroposofie ter discussie, p.43-44)
Ploeger zal het ongetwijfeld goed bedoeld hebben, maar pijnlijk is het wel. Maar dat is wel een gevolg van als je hoe dan ook moet aantonen dat Steiner gelijk had. Dan gebeuren er dit soort ongelukken, los van dat Ploeger ook zijn huiswerk beter had kunnen doen want het was geen Sitting Bull, maar Big Foot en het was geen zelfdestructie, maar massamoord door het Amerikaanse leger middels twee Hotchkiss kanonnen.
literatuur: Dee Brown, Begraaf mijn hart bij Wounded Knee, Hollandia, Baarn, 1970, pp. 375-380.
En dat van die bejaarde kinderen, het spijt mij wel maar dat valt wat mij betreft in dezelfde categorie als Joden met kromme haakneuzen (staat nog een leuke verhandeling over in de Brug, waar deze kromneuzigen ook nog ‘rinkelende geldbuidels’ bij zich hebben. Allemaal in de eenentwintigste eeuw door diepgelovige antroposofen op internet gezet).
Floris Schreve Says:
14/02/2009 at 01:20
De link tussen Haeckel en Nazisme heb ik overigens nooit gelegd, dus vraag me af waarom je daarmee kwam aanzetten. Wel weet ik dat de monistenbond enigszins omstreden is (en dan niet alleen om wetenschappelijke gronden). Volgens Hulspas en Nienhuys is deze in de jaren dertig vrijwillig opgegaan in de nationaal socialistische beweging. Veel van Haeckels volgelingen waren niet vrij van racistische ideeën. Zo zagen sommigen de niet-blanke rassen als mensvormen die waren blijven steken in het proces van recapitualtie (Encyclopedie van de pseudowetenschappen, pp. 157-158). Dat herkennen we overigens enigszins bij Steiner, zie zijn opvattingen over de zwarte Afrikanen en de Aziaten, al zeg ik niet dat Steiner een ‘pure’ Heackeliaan was.
– De pejoratieve uitdrukking ´arisch ras´ (voor ‘na-atlantische culturen) komt kennelijk maar één keer bij Steiner voor (Uit de Akashakroniek 1904), het begrip heel vaak.
– Over foetalisatie en Bolk, zie ook De mens als foetale aap http://www.kennislink.nl/web/show?id=88562&showframe=content&vensterid=811&prev=88559, Over neotenie bij de mens zie en.wikipedia.org/wiki/Neoteny en de.wikipedia.org/wiki/Neotenie, en ook neoteny.org, Desmond Morris, Stephen Jay Gould, Björn Kurtén en William Calvin)
– In het pdf Rudolf Steiner Handbuch (http://www.rudolf-steiner-handbuch.de/) worden nota bene lezingen gerefereerd uit 1916 en 1917 over de Grote Geest (Tao), de mensenoffers van de Azteken, de Mexicaanse mythologie van Huitzilopochtli, Quetzalkoatl en Tezkatlipoka en over het wonderland van Columbus (Over de afwijkende opvatting van Steiner dat het bij de Azteken niet om hart-, maar om maaguitsnijdingen ging, zie het citaat in mysnip.de/forum-archiv/thema/250/207013/Mayas+und+Azteken+brachten+nie+Menschenopfer+dar!.html)
3(18.09.1916, Dornach) 3260 2/54ff. 171-03
Über die schwarzmagischen Mysterien des Taotl (Mexiko), einer „ahrimanischen Abart
des (atlantischen, Anm.) Großen Geistes“ (Tao, Tau), die rituelle Morde zur Erlangung
übersinnlichen Wissens praktizierten. Im Ermordeten wurde dadurch die Tendenz erregt,
sich von der Erde abzuwenden und in Luzifers Reich zu streben (s. vor. Ref.). Durch die
Verbindung mit dem Ermordeten „war dann die Möglichkeit gegeben, dass der Initiierte
mitgenommen wurde von der anderen Seele, also selber im rechten Augenblick die Erde
verlassen konnte.“ Diesen Mysterien wurde in den Mysterien des Tezkatlipoka, einem
Jahwe- ähnlichen, aber rangniedrigeren Gott entgegengewirkt. Sein Gegenspieler war der
mephistoartige Gott Quetsalkoatl (Quetzalcohuatl). Voor afbeeldingen uit de kronieken zie: kronosworld.nl/Offerrituelen.htm.
„Um das Jahr 1 unserer Zeitrechnung“ inkarnierte sich ein Sonnenwesen als Mensch,
das nach der Sage von einer Jungfrau geboren wurde: Vitzliputzli (Huitzilopochtli). Auch
er wurde wie Jesus Christus 33 Jahre alt. Im Alter von 30 Jahren nahm er den Kampf auf
mit dem damals ebenfalls inkarnierten größten Schwarzmagier. Dieser „stand unmittelbar
vor einer großen Entscheidung, … durch fortlaufende Initiation (aus früheren Inkarnationen
Anm.) wirklich als einzelne Menschenindividualität so mächtig zu werden, dass er das
Grundgeheimnis gekannt hätte, durch das er der folgenden menschlichen Erdenevolution
einen solchen Anstoß hätte geben können“, dass Ahriman sein Ziel (s. vor. Ref.) erreicht
hätte. Nach dreijährigem Kampf überwand Vitzliputzli diesen Schwarzmagier und ließ ihn
kreuzigen. Dadurch wurde auch dessen Seele gebannt und sein Wissen vernichtet.
Zudem hatte sich Vitzliputzli die Fähigkeit erworben, „alle diejenigen Seelen, die … schon
den Drang erhalten haben, Luzifer zu folgen und die Erde zu verlassen, wiederum für das
Erdenleben zu gewinnen…“
Es wird aber darauf hingewiesen, dass diese abgewehrten ahrimanischen Kräfte weiter
wirken in der ätherischen Welt und untersinnlich in den Trieben der Menschen vorhanden
sind.
5. Vortrag (24.9.1916): Es wird obiges z. T. etwas anders wiederholt. Ergänzend zur Ent-
deckung Amerikas: Marco Polo (1254-1323) lebte in China am Hofe des Kublai Khan
(1215-1294 oder 1295, reg. ab 1260), der ein Enkel und Nachfolger Dschingis Khans und
ähnlich beeinflusst war wie dieser. Sein Reisebericht lenkte die Aufmerksamkeit Europas
auf ein westlich gelegenes Wunderland und regte Christoph Kolumbus (1446-1506) zu
seiner Fahrt an: Beispiel für das Zusammenwirken Luzifers und Ahrimans.
1(16.11.1917, St. Gallen) 3434 3/64ff. 178-04
Amerika Entdeckung
Bis ins 7. Jahrhundert hinein gab es Verbindungen zwischen Amerika und Europa (Nor-
wegen) auf dem Schiffswege. Amerika ist das Gebiet, wo die magnetischen Wirkungen
der Erde (s. vor. Ref.) besonders stark sind und auf den Doppelgänger wirken: „…und in
den älteren Jahrhunderten fuhr man … hinüber nach Amerika und studierte da drüben
Krankheiten (s. -01). Von Europa aus wurden in Amerika gewissermaßen die unter dem
Einfluss des Erdenmagnetismus bewirkten Krankheiten studiert. Und der geheimnisvolle
Ursprung der älteren europäischen Medizin, der ist da zu suchen. Da konnte man den
Verlauf beobachten, den man nicht hätte beobachten können in Europa, wo die Menschen
empfindlicher waren gegen die Einflüsse des Doppelgängers.“
S. auch 6. Vortr.(18.11.1917). Ab dem 8. Jahrhundert musste Europa abgeschottet wer-
den nicht nur gegen das Wissen vom Doppelgänger, sondern auch von der Berührung mit
den Dingen, die mit ihm zusammenhängen. Deshalb wurde die Verbindung mit Amerika
gekappt einmal durch die iroschottischen Mönche, die in Europa das Christentum ver-
breiteten, zum anderen durch entsprechende Edikte der katholischen Kirche. Dies war
notwendig, um die fünfte Kulturepoche ungestört vorbereiten zu können.
S. auch 181/1(22.1.1918, Berlin).
12(22.10.1917, Dornach) 3417 2/307 292-11
„…denn es war ja immer eine Verbindung zwischen Skandinavien und Amerika, die nur
ein paar Jahrhunderte, bevor Amerika dann entdeckt worden ist…, verloren gegangen ist;
von Skandinavien fuhr man immer nach Amerika hinüber früher; erst im 13. Jahrhundert
ist die Verbindung verloren gegangen für kurze Zeit, bis sie dann von Kolumbus wiederum
gefunden worden ist…“ (vgl. 178-04).
– Over de Amerikaanse culturen was destijds feitelijk al veel algemeen bekend.
http://www.zeno.org/Pierer-1857/A/Mexicanische+Religion
http://www.zeno.org/Pierer-1857/A/Peruanische+Religion
http://www.zeno.org/Meyers-1905/A/Amerikanische+Altertümer
http://www.zeno.org/Meyers-1905/A/Azteken
http://www.zeno.org/Meyers-1905/A/Indianer
http://www.zeno.org/Brockhaus-1911/A/Amerikanische+Altertümer
– Veel verzamelde ’toespraken’ in het Duits in:
Der Große Geist spricht. Reden berühmter Indianerhäuptlinge von William Arrowsmith und Michael Korth von Patmos (Gebundene Ausgabe – Juni 2004)
Die Erde ist unsere Mutter. Die großen Reden der Indianerhäuptlinge. von William Arrowsmith und Michael Korth von Heyne (Broschiert – 1995)
Meine Worte sind wie Sterne sie gehen nicht unter. Reden der Indianerhäuptlinge.von William Arrowsmith und Michael. Korth von Goldmann Wilhelm GmbH (Broschiert – 1986)
Die is leuk! Huitzilipochtli is dus Lucifer! En Tezcatlicpoca is Ahriman! (dit zijn Azteekse Goden). Het wordt steeds interessanter. Ik ben nu nog steeds erg bezig met mijn tekst over het van Baarda-rapport (gaat heel veel worden), maar ik ga daar zeker naar kijken.
Er was zeker wel het eea bekend, zeker over het oude Mexico. Ik heb ook nooit gezegd dat dit niet zo is (zie bijv. von Humboldt, dus die kenis was ook in Duitsland beschikbaar). Ik zeg alleen wel dat Steiner en Blavatsky er een potje van hebben gemaakt.
En Ton, verder zou ik je willen vragen om bronnen die je aanhaalt iets meer te specificeren. Uit welk jaar is bijvoorbeeld ‘Der Große Geist spricht. Reden berühmter Indianerhäuptlinge von William Arrowsmith und Michael Korth von Patmos’ oorspronkelijk afkomstig? Dat lijkt me vrij cruciale informatie. Dus als je naar een bron verwijst, doe dat dan gaarne volledig. Alvast dank!
En dat er het een en ander bekend was, zeker waar. Alleen heb ik gegronde twijfels of Rudolf Steiner ermee bekend was. Maar dat zijn hedendaagse antroposofen vaak ook niet, althans niet met de historische feiten, gezien de volgende woorden van Maarten Ploeger:
‘Er blijkt zelfs een opmerkelijke affiniteit te bestaan tot grensoverschrijding tussen leven en dood. Al in een vroeg leeftijdsstadium vertonen indianen scherp getekende gelaatstrekken. Bij de prairie-indianen werd een belangrijkste krijgers inwijding gevonden in strijdsituaties met een welhaast zeker dood voor ogen (de eer behalen door een gewapende vijand aan te tikken met een stok)…(…) Met deze karakteristieken voor ogen kan Steiners uitspraak in de Volkszielen (vrij weergegeven): ‘De indianen moesten uitsterven en de kolonisten waren het uiteindelijke instrument’, in en juist daglicht worden gesteld. Het is allerminst een excuus voor het botvieren van de blanke moordcapaciteit; die schuld hebben wij hoe dan ook op ons geladen (evenmin kan de nog steeds voortgaande uitroeiing van de Amazone-indianen hiermee op welke wijze dan ook aanvaardbaar worden gemaakt). Zoals een ouder mens aan een op zichzelf niet zo dramatische ziekte licht kan bezwijken, zo betekende de confrontatie met de blanke expansiedrift voor de indianen meer dan een reeks ongelijke oorlogen. De indiaanse cultuur had à priori de bevattelijkheid om hieraan te gronde gaan (zie bijvoorbeeld de Wovoka-episode, uitmondend in de ‘zelfdestructie’ onder leiding van Sitting Bull bij Wounded Knee)’, p.43-44.
Zie voor het nodige commentaar en de broodnodige feitelijke correcties op de hier te berde gebrachte historische onjuistheden, mijn bespreking van Ploegers bijdrage, http://florisschreve.blog-s.nl/2008/10/14/antroposofie-ii-een-repliek/
Misschien moet ik proberen om (simpel) het Azteekse godensysteem uitleggen, dan heeft de ‘breder geïnteresseerde lezer’ er ook wat aan. Net als bij het Hindoeïsme, wordt het Azteekse pantheon bevolkt door verschillende goden, die vaak polaire krachten voorstellen: Zo is er bijvoorbeeld een god van de schepping, maar daar staat tegelijkertijd een god van de vernietiging tegeneover, om de kosmos in balans te houden. Zoals in het Hindoeïsme Vishnu vs Shiva, die op die manier de schepping in balans houden. Zie overigens ook het Avestisch dualisme van het oude Perzië (Ormudz vs Ahriman).
De Azteekse godenwereld kent verder een systeem van ‘godengeneraties’ (zoals in de Griekse en de Germaanse mythologie).
Omeotl was de oudste scheppende god, maar is niet de belangrijkste. Een lange tijd werd de kosmos gedomineerd door Quetzalcoatl (een scheppende kracht) enerzijds en anderzijds Tezcatlipoca (vernietigend) anderzijds. Volgens de Azteekse mythologie is het Tezcatlipoca een keer gelukt om Quetzalcoatl uit zijn centrale positie te stoten, zodat ook die naar de achtergrond is verdwenen.
De Goden die voor de dagelijkse praktijk het belangrijkst waren (en waar de hoofdtempel van de Azteken aan was gewijd), waren Huizilipochtli (de zonnegod en ‘stamgod’ van de Azteken) en Tlaloc (de oude regengod van het precolumbiaanse Mexico). Op de grote piramide van de Azteekse hoofdstad Tenochtitlan stonden dan ook twee tempels, gewijd aan deze twee polaire goden. Kennelijk is het polariteitsprincipe toch iets heel universeels, dat je bij verschillende antieke religies, verspreid over de hele wereld aantreft (het oude China, India, Perzië, maar dus ook het oude Mexico). Ik ga hier overigens geen geesteswetenschap van maken, of speculeren over een gemeenschappleijke oorsrong (Atlantis!). Dat laat ik liever aan antroposofen en pseudo-wetenschappers over. Maar wellicht is zo het bovenstaande wat begrijpelijker geworden voor de lezer die deze godsdiensten niet kent.
Ton,
Het is me niet duidelijk wat je met de aangehaalde citaten wil duidelijk maken. En dan vooral die allerlaatste.
– De Azteken-lezingen met Tezcatlipoca (rokende spiegel) en Huitzilopochtli (kolibri) als goede goden in:
http://wn.rsarchive.org/search=context?query=taotl
http://wn.rsarchive.org/Lectures/InnImp_intro.html
– Taotl en Quetzalcoatl (gevederde slang) ook in:
http://books.google.nl/books?id=Wb2LKxpkE-MC
http://www.antroposofia.be/pedagogie/Visie/over-de-redding-van-de-ziel.pdf
– SPEECH OF COLONEL COBB,
Head Mingo of the Choctaws, east of the Mississippi, in reply to the Agent of the United States.
“Brother—We have heard your talk as from the lips of our father, the great white chief at Washington, and my people have called upon me to speak to you. The red man has no books, and when he wishes to make known his views, like his father before him, he speaks from his mouth. He is afraid of writing. When he speaks he knows what he says; the Great Spirit hears him. Writing is the invention of the pale-faces; it gives birth to error and to feuds. The Great Spirit talks—we hear him in the thunder—in the rushing winds and the mighty waters—but he never writes. Etc.
http://lincoln.lib.niu.edu/cgi-bin/philologic/getobject.pl?c.997:29.lincoln
Dit zou weleens het origineel kunnen zijn van het door Steiner aangehaalde citaat van het opperhoofd uit de zesde voordracht (misschien de mogelijke bron). Maar Ton leg dan even uit, is dat wat je bedoelt? Want ik ben het er wel mee eens dat het niet helemaal duidelijk is wat je wil betogen.
Maar dank, ik zal deze tekst vergelijken met de Duitse tekst die Steiner aanhaalt.
Moderatie:reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
15/02/2009 at 01:53
En als dit inderdaad afkomstig is van de Choctaw heeft dit nog een mooie geschiedenis. De Choctaw waren nl een van de vijf zg ‘civilized nations’, zoals ze begin negentiende eeuw door de blanken werden omschreven. Ironisch genoeg was het juist een representant van een van die andere ‘civilized nations’, de Cherokee, die een speciaal schrift uitvond voor zijn taal (de Cherokee werden in 1834 samen met de Choctaw op transport gesteld door president Andrew Jackson, en gingen volgens de beruchte trail of tears naar het verre Oklahoma. Daar zitten ze nog, in NB bijna hetzelfde reservaat). Deze uitvinder, Sequoyah, ontwikkelde een eigen alfabeth voor zijn stam, dat tegenwoordig nog wordt gebruikt. Hij had zelf (zonder goed engels te leren) de blanken goed geobserveerd en was zo zelf op het idee gekomen. Tegenwoordig worden de kranten van de Cherokee Nation in dit alfabet gedrukt en bestaat er ook eea aan literatuur (zie op mijn blog in het artikel over de moderne kunst van Indiaaans Noord Amerika, het verhaal over de kunstenaar/dichter Jimmie Durham, die ook schrijft in het Cherokee).
Maar goed, dit is allemaal heel erg interessant, maar Ton leg dan uit of je dit bedoelt. En vooral wat je wil betogen. Maar als dit idd de bron is van Steiners citaat in Die Mission, dan is hij meteen door ‘de voorzienigheid’ gecorrigeerd. Want de naaste buren van deze Choctaw waren heel goed in staat om het Buchstaben systeem te begrijpen en het zelfs op een volstrekt eigen wijze toe te passen. Zou toch benieuwd zijn of Steiner hier ook een ‘geesteswetenschappelijke verklaring’ voor had. Arme Rudolf met zijn gekke indianentheorieën, precies van alle mogelijke voorbeelden net het verkeerde kiezen.
Het zou trouwens leuk zijn om na te gaan of de Choctaw ook gebruik hebben gemaakt van Sequoyah’s vondst. Het lot van deze beide volkeren is immers nauw met elkaar verbonden. Dus als het waar is, vergeet dan, juist in dit ene specifieke geval, het Buchstaben verhaal uit de zesde voordracht maar. Het zou wel een goede vorm van gerechtigheid zijn, maar het is bijna te mooi om waar te zijn!
Floris Schreve Says:
15/02/2009 at 02:06
Maar Ton, gaarne wat toelichting dus. En misschien is het ook wel interessant (zou ik vinden en wellicht anderen) als je uitlegt wat je affiniteit is met het onderwerp en hoe jij daarin staat, etc. Want je weet er overduidelijk veel vanaf, dus ik denk dat dit wel aardig en zinvol zou zijn, voor ons, maar ook voor de lezers.
Floris Schreve Says:
15/02/2009 at 02:11
Hier de passage van Steiner uit de zesde voordracht van Die Mission einzelner Volksseelen.
Dadurch hat er nicht mit aufgenommen das, was die Venus-, Merkur-, Mars- und Jupiter-Geister bewirkt haben im Osten. Durch dieses haben sich gebildet alle die Kulturen, die in Europa in der Mitte des neunzehnten Jahrhunderts zur Blüte gebracht wurden. Das alles hat er, der Sohn der braunen Rasse, nicht mitgemacht. Er hat festgehalten an dem Großen Geist der urfernen Vergangenheit. Das, was die anderen gemacht haben, die in urferner Vergangenheit auch den Großen Geist aufgenommen haben, das trat ihm vor Augen, als ihm ein Blatt Papier mit vielen kleinen Zeichen, den Buchstaben, von welchen er nichts verstand, vorgelegt wurde. Alles das war ihm fremd, aber er hatte noch in seiner Seele den Großen Geist. Seine Rede ist uns aufbewahrt; sie ist bezeichnend, weil sie auf das Angedeutete hinweist, und sie lautet etwa so: «Da in dem Erdboden, wo die Eroberer unseres Landes schreiten, sind die Gebeine meiner Brüder begraben. Warum dürfen die Füße unserer Überwinder über die Gräber meiner Brüder schreiten? Weil sie im Besitze sind dessen, was groß macht den weißen Mann. Den braunen Mann macht etwas anderes groß. Ihn macht groß der Große Geist, der zu ihm spricht in dem Wehen des Windes, in dem Rauschen des Waldes, dem Wogen des Wassers, in dem Rieseln der Quelle, in Blitz und Donner. Das ist der Geist, der für uns Wahrheit spricht. Oh, der Große Geist spricht Wahrheit! Eure Geister, die ihr auf dem Papiere hier habt, und die dasjenige ausdrücken, was für euch groß ist, die sprechen nicht die Wahrheit.» So sagte der Indianerhäuptling von seinem Standpunkte aus. Dem Großen Geiste gehört der braune Mann, der blasse Mann gehört den Geistern, die in schwarzer Gestalt als kleine zwerghafte Wesen -er meinte die Buchstaben – auf dem Papier herumhüpfen; die sprechen nicht wahr. – Das ist ein welthistorischer Dialog, der gepflogen worden ist zwischen den Eroberern und dem letzten der großen Häuptlinge der braunen Männer. Da sehen wir, was dem Saturn mit seinem Wirken angehört und was aus dem Zusammenwirken mit anderen Geistern in einem solchen Momente, wo zwei Richtungen sich begegnen, auf der Erde entsteht.
Is het niet helemaal, eerlijk gezegd. Maar Ton, toelichting dus!
Ton, introduceer je anders even en leg uit wat je affiniteit met het onderwerp is en dan ook wellicht wat je met je inbreng beoogt. Want die lijkt me vaak heel degelijk, maar het is allemaal zo fragmentarisch, of het zijn slechts verwijzingen die zo niet gespecificeerd zijn, dat ze nauwelijks zijn na te gaan. Dus als je dat helder zou willen maken, heel graag. Ben erg benieuwd.
Ton,
Je voegt aan die eerste vijf tekstfragmenten enkele woorden toe (neolithische revolutie, hominisatie, natuurwetenschap, …). Maar ik zie niet dadelijk in wat daar de bedoeling van is?
– Bij het ‘polair’ beschouwen van de grote lijn in de ontwikkeling van de moderne mens in de vierde lezing van de Volkszielen (1910) kun je de ‘verjongende’, ‘oosterse’ culturen (neolithische revolutie, indo-europese migratie) en de ‘vergrijzende’, ‘westerse’ culturen (natuurwetenschap in Europa en Amerika) als polariteiten vinden. Je kunt de lijn zelfs nog verder terugvolgen naar de polariteiten van de zich uitbreidende ‘kindertijd’ of nacht van de mensheid (Out of Africa) en de zich concentrerende ‘volwassenheid’ of middag van de mensheid (ijstijden in Europa en Amerika). Vijf tekst-citaten:
Wenn wir nunmehr die Kulturen, die sich in der nachatlantischen Zeit gefolgt sind, betrachten, so können wir sehen, daß sie die aufeinanderfolgende Wiederholung früherer im physischen Leibe durchgemachter, aber wieder durch Verjüngung ganz anders gewordener Verhältnisse darstellen. – Neolithische revolutie
Je weiter nach Westen, desto mehr werden nur die äußeren Teile der Kultur blühen, die, welche nicht Auffrischung durch Jugendkraft erleben, sondern sich in gewisser Weise in das Greisenhafte hinein ausleben. Daher wird der Mensch im Westen für die Menschheit noch Großes und Gewaltiges leisten können in bezug auf physikalische, chemische und astronomische Entdeckungen, für alles, was unabhängig ist von der erfrischenden Jugendkraft. – Natuurwetenschap
Nehmen wir an, der Mensch wächst von der Kindheit bis zu einer gewissen Stufe; dann erblüht eigentlich erst sein Geistiges. Zuerst ist der Mensch ein physisch wachsendes Wesen. Es muß sich das, was bei einem kleinen Knirps in einem engen Räume zusammengedrängt ist, erst physisch ausdehnen. Dann wird die Menschenbildung in das Innere zusammengedrängt. – So ist es aber auch mit der Menschheit im großen. – Hominisatie
Wir sehen, daß zunächst eine Art ursprünglicher Anfangspunkt der physischen Menschenentwickelung in Afrika vorliegt, daß dann der Raum, auf dem sich die Menschheit ausbildet, sich ins Weite ausdehnt. – Out of Africa
Wir sehen, daß Europa der kleinste Erdteil ist, und je weiter der Mensch nach Westen fortschreitet, desto mehr strebt er nach einem Zusammendrängen. Er strebt in Halbinseln hinaus ins Meer und schnürt sich immer mehr zusammen nach dem Westen hin. – IJstijden
anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_121_04.htm
– De uitdrukking ‘arische ras’ komt in dit blog voor in twee door elkaar lopende betekenissen (idem voor ‘ariërs’): in de betekenis van ‘blanke’ etnische groep (‘ariërs’, ‘kaukasische ras’) en in de speciale betekenis van Blavatsky voor ‘arische wortelras’ (ariërs, indo-europese, na-atlantische culturen).
Je kunt deze twee betekenissen (kaukasisch en indo-europees) zelfs in de 6e lezing van de Volkszielen (1910) op grond van de twee door Steiner aangenomen, prehistorische volkerenmigraties onderscheiden in een vroege, kaukasische etnische groep (kaukasiërs, alle vooraziatische en alle europese volkeren, symbool ‘jupiter’) en de latere, indo-europese culturen (‘arische’ volkeren, symbool ‘zon’). Zie ook Steiner’s bouwvakkers-lezingen uit 1923.
Doordat de twee volkerenmigraties (tegenwoordig beter bekend als Out of Africa II en de proto-indo-europese hypothese) met elkaar vermengd zijn geraakt, zouden de overerfbare kenmerken van een aantal continentale etnische groepen in ‘Azië, Afrika en Europa’ zijn overgegaan naar de nieuwgevestigde kolonisten van de indo-europese culturen. De indo-europese kolonisten mengden met volkeren van Aziatische, Afrikaanse, Europese en Amerikaanse etnische groepen.
– Over kolonisatie en het uitsterven van culturen schreef Steiner in een vroeg artikel uit 1906 (‘bloed’ staat hier kennelijk voor erfelijkheid):
Derjenige, der nicht weiß, unter welchen Bedingungen ein Volk steht, ob in auf- oder absteigender Linie der Entwicklung, ob dies oder jenes durch sein Blut bedingt ist, der vermag nicht den richtigen Weg zu finden, um irgendeine Kultur bei einem anderen Volke einzuführen.
Nehmen Sie ein Volk, das herausgewachsen ist aus seiner Umgebung, in dessen Blut sich seine Umgebung hineingebildet hat, und versuchen Sie, ihm eine fremde Kultur aufzupfropfen. Es ist unmöglich. Das ist auch der Grund, warum gewisse Ureinwohner zugrunde gehen mußten, als die Kolonisten in bestimmte Gegenden kamen. Von diesem Gesichtspunkte aus wird man diese Frage beurteilen müssen, und dann wird man auch nicht mehr glauben, daß man jedes jedem aufpfropfen kann. http://anthroposophie.net/steiner/bib_steiner_blut_ist_ein_ganz_besonderer_saft.htm
– Een vroege Engelstalige bron voor de genoemde toespraak van Choctaw-hoofdleider (‘mingo’) Colonel Cobb komt uit een wekelijks, nationaal krantenoverzicht van H. Niles uit 1843.
Niles/weekly Registr V64, 29 april 1843, http://books.google.nl/books?id=ZSqY7wD2xYgC
De letters als kleine ‘geesten’, volgend op Steiners geparafraseerde citaat in de 6e lezing van de Volkszielen, komen in deze toespraak niet als zodanig voor, dus misschien betreft het hier toch een zeer verwante, andere Choctaw-toespraak. Inleiding bij de toespraak van Cobb:
Choctaws
The Natchez Free Trader contains a report of the speech of Col. Cobb, the celebrated half-breed chief of the Choctaws, made in reply to J. J. McRae, Esq., the agent for enrolling and emigrating the Indians to the West of the Mississippi, who had made a speech to the Indians, about one thousand in number, assembled at Hopahka, informing them that “their council fire scould [should?] no more be kindled there;” that “their warriors can have no field for their glory, and that their spirits will decay within them;” and that if they should “take the hand of their great father, the President, which is now offered to them to lead them to their western homes, then will their hopes be higher, their destinies higher.”
The Natchez Courier appropriately says of this bit of eloquence that, for comprehensivness and brevity, for beauty of diction and force, for affecting sublimity and propriety of sentiment, we have never seen any production to exceed it. We publish it as a composition worthy to be preserved.
Zie voor de bekende eerste alinea van de toespraak bijvoorbeeld ook: Kurt Breysig, Die Geschichte der Menschheit, 2001, p.339
http://books.google.nl/books?id=lXCCjUt6SVAC,
en voor Steiner’s mogelijke bron in zijn eigen bibliotheek,
http://www.rudolf-steiner.com/fileadmin/rsarchiv/Jahresbericht/Jahresbericht_Sommer_06_07.pdf
– Over de receptie van inheemse Amerikaanse culturen in het Europa van Blavatsky en Steiner nog de indianen-wiki:
Im 19. Jahrhundert wurden Indianer im Rahmen von Völkerschauen ausgestellt, die teils in Zoos stattfanden. Berühmt wurde die Hagenbecksche Völkerschau von Carl Hagenbeck (1844-1913). Die Dresdner konnten sich bereits 1879 acht kanadische Irokesen anschauen, und Rudolf Cronau engagierte als Freund von Sitting Bull Hunkpapa-Lakota, die 1886 nach Europa kamen. Im großen Stil unternahm Buffalo Bill Europareisen: er brachte 1890 rund 200 Indianer mit. Eine weitere Tournee unternahm er 1903-1907.
http://www.indianer-wiki.org/Indianer_und_Deutsche#Indianer_in_Deutschland
– Het boek van Dee Brown is integraal in het Engels te lezen bij Google books:
http://books.google.com/books?id=f8OUEU4s0JQC
– Tenslotte, een luchtig motto voor deze blog staat aan het einde van de Volkszielen-lezingen (1910):
Nehmen Sie alles, was die neueste Naturwissenschaft mit ihren neuesten Methoden Ihnen bieten kann, nehmen Sie alles, was die historischen oder religiösen Forschungen ergeben haben – ich bin unbesorgt. Je mehr Sie prüfen, desto mehr werden Sie bewahrheitet finden, was aus dieser Quelle heraus gesagt worden ist. Sie sollen nichts auf die Autorität hin annehmen. anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_121_11.htm
Ton, hier zit kop niog staart aan als ik het zo doorneem. Dus wat wil je betogen? Wellicht zijn al die linkjes interessant voor secundaire informatie (was het vergeten, maar er waren inderdaad plannen om Sitting Bull als circusact naar Europa te halen).
De geschiedenis van de Choctaw is buitengewoon boeiend, die van de Natchez misschien nog wel meer (enige Moundbuilderscultuur die met de Europeanen contact heeft gehad) en het neolithicum is de nieuwe steentijd.
Dat van de receptie van de indianen in Europa is interessant, dus dat ga ik nog nader bekijken. Dee Brwon zou verplichte kost moeten zijn voor alle Steinerdwepers die klakkeloos zijn ideeën over de indianen napraten. Maar Ton, wat wil je hiermee zeggen?
En verder ben ik ook wel benieuwd met wie ik te maken heb, dus introduceer jezelf en leg uit wat je affiniteit met het onderwerp is.
Overigens, er komt een nieuwe grote bijdrage van mij. Het wordt mijn meest uitvoerige en mijn meest gedetailleerde. Af is het nog niet, maar ik zal het hier uiteindelijk presenteren.
Floris Schreve Says:
17/02/2009 at 16:16
Maar Ton, je hebt nog steeds mijn vraag niet beantwoord? Bedoel je dat het door Steiner gebruikte citaat afkomstig zou zijn van Chief Mingo ja of nee? Daar kun je toch gewoon antwoord op geven?
Floris Schreve Says:
17/02/2009 at 16:31
Overigens is je punt van het Arische ras interessant, ook die twee betekenissen. Er komt in mijn nieuwste bijdrage nog een uitgebreide uitleg. Maar het komt erop neer dat het een tamelijk nietszeggende kreet is, die tegenwoordig geen geldigheid meer heeft. Zoals veel eerder in deze discussie uitgelegd is het woord Ariër vooral een mythe of een ideologische constructie.
Floris Schreve Says:
17/02/2009 at 16:39
Overigens volgens Steiner was de mens tijdens het neolithicum:
-van een weke substantie, met buigzame ledematen
-vloog hij rond in voertuigen die werden aangedreven door plantensap
-beschikte over telepathische vermogens.
Althans, dat was de situatie in Atlantis. Het laatste valt niet na te gaan aan fossiele resten. Maar het lijkt me dat de eerste twee verhalen wel naar het spreekwoordelijke rijk der fabelen kunnen worden verwezen. Dus de situatie in het neolithicum, althans volgens de laatste inzichten, lijkt me niet zo relevant voor Steiners wilde speculaties.
Is er in de antroposofie sprake van racisme (Hansen, Höfer, Zonderland, De Groot, Jeurissen, Zander) of niet (Van Manen, Baarda e.a., Brüll en Heisterkamp)? De laatstgenoemde schrijvers erkennen het gebruik van etnische stereotypen, eurocentrische en discriminerende omschrijvingen van etnische groepen door Steiner, maar niet van een rassenleer, racistische uitspraken, rassen-superioriteit of rassenstrijd die de eerste schrijvers in zijn werk signaleren.
1. Steiner sluit in De volkszielen (hoofdstuk 4 en 6) aan bij een traditionele antropologisch-typologische indeling in etnische hoofdgroepen volgens continenten (de botanicus Linnaeus, 1735), volgens regio’s (de antropoloog Blumenbach 1775) en volgens dagindeling (de anatoom Carus 1838). Deze zes, vijf, vier of drie hoofdgroepen met hun ‘schakeringen’ (clinale verdeling) zouden door een prehistorische ‘volkerentrek’ uit de ‘algemene mensheid’ zijn ontstaan (monogenisme). Hun etnische kenmerken, waaronder psychische zoals nieuwsgierigheid of zintuiglijkheid, zouden tot in de huidige tijd erfelijk zijn (Lamarckiaanse evolutieleer?, epigenetica?).
2. In een tweede volkerentrek richting Azië (tweede helft 4e en begin 7e hoofdstuk) zouden ‘achtergebleven’ volkeren in Europa, Afrika en Azië (maar niet in Amerika) vanaf ongeveer 7000 v.Chr. aan de eerder gevormde etnische groepen zijn ’toegevoegd’. Beide ‘volksstromen’ zouden oorspronkelijk afkomstig zijn geweest uit het prehistorische ‘Atlantische continent’, dat wil zeggen het van Noord-Amerika afgescheiden Europa tot aan de Oeral (midden 10e hoofdstuk, het Tertiair).
3. De opkomst en ondergang van ‘culturen’ zou een ‘herhaling’ zijn van de eerdere etnische ontwikkeling (Sinnett), maar dan op op een ‘hogere trede’, en een ‘voortzetting’ van de groei en ondergang (decadentie, uitsterven) van erfelijke etnische groepen. Er zou daardoor een beginnende verdwijning van etnische verschillen zijn opgetreden, met een ‘verjonging’ van de mensheid (genetische variatie?) maar ook met ‘verstarde’ culturen (selectie?) op de ontstane ‘schiereilanden’ van Europa (eind hoofdstuk 4).
4. De ‘uitstervende indianen’ van de ‘indiaanse’ etnische groep zouden niet door ‘europeanen’ van de ‘kaukasische’ etnische groep (midden hoofdstuk 4) of door de historische ‘europese’ veroveraars uit de tweede migratie (eind hoofdstuk 6), maar aan hun eigen ‘verharde’, biologisch afgesloten erfelijkheid ten onder zijn gegaan (geografische isolatie?). Ook zou een ‘arisch’ volk (hoofdstuk 6, indo-europeanen?) zijn samengesmolten met de prehistorische ‘oud-indische cultuur’ (hoofdstuk 4 en begin hoofdstuk 7, Mehrgarh?) en zou de nog oudere, gesloten ‘chinese’ cultuur gebotst zijn met de oud-indische cultuur (midden hoofdstuk 10, chinese muur).
In De volkszielen (1910) is sprake van Steiner´s antroposofisch-evolutionaire leer van twee volksmigraties, het geleidelijk ontstaan en verdwijnen van erfelijke etnische verschillen en het botsen van open en geïsoleerde culturen. Deze evolutionaire opvattingen lijken echter alleen via een historisch beladen discours (ras, volk, ariër) geassocieerd te zijn met een 19e eeuwse typologische rassenleer (Gobineau) of met een strijd tussen superieure en inferieure rassen (sociaal-darwinisme). Wel zijn Steiner’s indelingen van etnische groepen aan de hand van elkaar overlappende etnische kenmerken, zoals huidkleur en haarvorm, biologisch willekeurig, stereotyp en dus mogelijk discriminerend voor individuele groepen en mensen.
Ik leg er in dit oude stukje de nadruk op dat Steiner’s lezingen in een natuurwetenschappelijke-evolutionaire onderzoekstraditie staan (de botanicus Linnaeus, de anatoom Blumenbach, de anatoom Carus) en niet alleen in een historisch-constructivistische (de schrijver en diplomaat Gobineau, de schrijver en theosoof Sinnett, de historicus De Groot, de historicus Zander). De tekst van de Volkszielen kun je met biologische, genetische, geologische, archeologische, fysisch-antropologische theorieën en hypothesen interpreteren. Daarvoor heb ik materiaal proberen aan te leveren. Als je de tekst in een historisch-constructivistische context plaatst dan kun er je taalkundige, sociologische, cultureel-antropologische en historische interpretaties op los laten.
De tekst van de Volkszielen bevat een groot aantal Europese mythen waarmee je allebei de kanten op kunt: de Lemurië-mythe, de astrologische mythe, de Kaukasiër-mythe, de Atlantis-mythe, de indo-europese migratiemythe, de Nerthus-mythe, de Christus-mythe. De handhaving van Steiner’s strikte onderscheid tussen twee soorten volkerenmigraties lijkt me onmisbaar. Etnische groepen en moderne culturen zijn de ‘herinneringsdragers’ van deze mythen. En al gauw redeneer je een van beide interpretaties weg.
Als nieuw resultaat heeft dit, hoop ik, tot nu toe opgeleverd: de indeling al bij Linnaeus in nacht- en dagmensen, de indeling al bij Linnaeus met de inheemse Amerikanen als laatste etnische groep, de bron voor het Choctaw-citaat (´hoofdleider´Cobb) en het onderscheid tussen twee soorten ‘ariërs’ (kaukasiërs en indo-europeanen). Open blijven bijvoorbeeld voor mij nog staan de begrippen tijdgeest/denkwijze, volk/nationaliteit, degeneratie/decadentie.
– Item in een Engelse encyclopedie uit 1911 over omvangrijke epidemische ziekten onder Californian Indians:
But, in the words of Mooney (Handb. of Amer. Inds. pt. i., 1907, p. 895), ” Despite regular life, abundance of food and proper clothing according to the season, the Indian withered away under the restrictions of civilization supplemented by epidemic diseases introduced by the military garrisons or the seal-hunters along the coast. The death-rate was so enormous, in spite of apparent material advancement, that it is probable that the former factor alone would have brought about the extinction of the missions within a few generations.”
http://www.1911encyclopedia.org/North_American_Indians
– Voor een scherpe, schriftelijke polemiek van Steiner zie: Max Dessoir über die Anthroposophie in: Von Seelenrätseln 1917, 31 pp.
http://anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_021_02.htm#_Toc29280408
– Veel bronnen voor het racisme-debat in een Engelstalige pdf van Daniel Hindes, Anthroposophy and Ecofascism: A paragraph by paragraph Commentary On Peter Staudenmaier’s Anthroposophy and Ecofascism, 2004, 68 pp.
http://www.defendingsteiner.com/refutations/anthroposophy-and-ecofascism.php
Ton, begrijp ik dat je punt is dat waar de historische wetenschap, of in het algemeen de alfa-wetenschap Steiner op grond van de eigen discipline afdoet als onzin, de bèta wetenschap mogelijkerwijs Steiner gelijk geeft, zolang je door de mythes heenkijkt? (‘want hetgeen wat Steiner te melden zou hebben zou je uiteindelijk via dat model kunnen verklaren’, zoiets?). Jij probeert dus Steiner te verklaren aan de hand van de ‘harde’ beta-wetenschappen? Lijkt me een interessante these en daar wil ik zeker verder over doorpraten (al ben ik een echte alfa). Maar kun je nu eindelijk eens uitleggen wat je precies beoogt?
En leg zeker iets uit over je eigen achtergrond, wat je expertise is, je affiniteit met het onderwerp, etc.
Ik heb nl idee dat je veel te melden hebt op dit gebied. Maar het is zo fragmentarisch en gebaseerd op vage bronvermeldingen, dat het voor ons al slecht te volgen is. En ik denk voor de gemiddelde geinteresseerde lezer al helemaal niet.
Dus leg een keer helder en duidelijk uit wat je wil betogen. Heel graag!
ik zie er naar uit,
Floris
PS met dat punt van die mythen ben ik het overigens meer dan eens! Ik denk dat daar ook de kracht en de verleiding in zit. Zelfs als je die mythes niet precies kent, straalt het verhaal een soort universitaliteit uit. Het idee dat alle losse patronen te herleiden zijn tot een machtig geheel. Maar daarom moet je wat mij betreft heel precies kijken wat de gronden zijn. En dan wordt het vaakl toch een beetje pijnlijk. Maar dat zijn mijn gedachten (en ook de ontwikkeling die ik heb doorgemaakt ten aanzien van dit onderwerp).
Overigens is je bovenstaande samenvatting van Steiners beschrijving uit Die Mission geheel correct (als je de tweeede stroom ziet als de ontwikkeling van de na-Atlantische cultuurperiodes). En ik wil zonder meer geloven dat hij deze informatie heeft verkregen van Lineaus, Blumenbach, etc. Dat Steiner, mnet als Blavatsky overigens (bij haar is dat misschien nogg iets pregnanter) probeerde nieuwe mythes te bouwen op oudere mythes en wetenschappelijke inzichten, lijkt mij correct (los van de vraag of zij hun informatie op een buitenzintuigelijke wijze verkregen).
Het probleem is alleen dat ook de wetenschap niet is stil blijven staan sinds die tijd. Er is veel veranderd, dus de mogelijke ‘wetenschappelijke poot’ onder hun mythes, is spreekwoordelijk nogal vermolmd geraakt (en was in de eigen tijd ook niet echt up to date te noemen). Dat maakt het uiteindelijk toch gedateerd, al wordt het soms nog steeds als iets universeels gezien (vooral door de volgelingen, maar op die manier is de boodschap oorspronkelijk ook wel verkocht). Dit is wel iets dat ik uit je bijdragen kan destilleren. Zit ik enigszins in de buurt met wat je wil betogen? Maar wes dan een keer helder en duidelijk.
Ton,
Bedankt voor de samenvatting. Dat in Steiners ‘Volkszielen’ zowel mythologie als wetenschap door mekaar lopen, zonder dat dat ook duidelijk wordt aangegeven, maakt de zaak er niet gemakkelijker op. (Tegenwoordig noemt men zoiets fact-fiction. Hoeveel mensen denken wel niet dat Dan Browns ‘The Da Vinci Code’ op waarheid is gebaseerd, terwijl Brown zelf aangeeft dat het fictie is?). Steiner echter, hij komt het te pas en te onpas vertellen, beschouwt zijn (vast)stellingen als ‘waarheden uit een hogere wereld’. Dat ‘zo is het’ wordt tamelijk vervelend wanneer je hele bevolkingsgroepen en hun evolutie gaat beschrijven of beoordelen en bijvoorbeeld, zoals Steiner dat deed, tot de slotsom komt ‘dat de ene groep alleen maar voordelen heeft ten opzichte van de andere’. Dat is een waardeoordeel. Je kunt op zo’n stelling nog heel wat interpretaties loslaten, waarbij ik wil opmerken dat volgens mij Steiner zijn voordrachten niet gaf met de bedoeling dat de toehoorders naar zijn bedoelingen zouden gaan raden (of interpreteren).
Verder vraag ik me af in welke onderzoekstraditie Steiner stond? Buiten consultatie van de hogere werelden zo goed als geen bronvermeldingen en geen uitwisseling met de wetenschappelijke gemeenschap. Die werkt volgens wikipedia onder andere op volgende wijze.
(…) Met presentaties en debatten tijdens conferenties en symposia en met peer review bij wetenschappelijke publicaties werkt de wetenschappelijke gemeenschap aan het bereiken van die objectiviteit, waardoor de kwaliteit van de wetenschap, haar methodes en interpretatie van resultaten, gewaarborgd wordt. (…)
Dit bleek al in Steiners tijd een deel van de onderzoekstraditie te zijn. http://nl.wikipedia.org/wiki/Wetenschap.
Op de eerste bladzijde van de Volkszielen (uitgave 1922) staat echter ‘alleen voor leden van de antroposofische vereniging’. Zo immuniseert Steiner zich tegen kritiek vanuit de wetenschappelijke gemeenschap. Begrijpelijk als ik zie welke bronnen jij aanhaalt om te zeggen dat Steiner voor zijn rassenleer aansloot bij een onderzoekstraditie, want het was blijkbaar niet die van zijn tijd. Een beetje wetenschapper zou daar toen al vlug achter zijn gekomen. Nu, honderd jaar later is het iets moeilijker om te achterhalen waar iemand die niet aan bronvermelding deed de mosterd haalde. (We hebben wel die Helmut Zander die zich daarmee heeft beziggehouden). Maar ik zie dat jij ook goed op de hoogte bent van de achtergronden.
Voor mij was oorspronkelijk de Volkszielen een onbekend boek, maar ik was wel bekend met die discriminerende uitspraken van Steiner. Ondertussen heb ik de Volkszielen gelezen en moet ik zeggen dat de context die uitspraken niet heeft gemilderd, integendeel. Ik vind het dan ook goed dat Floris zich uiteenzet om dat werk van Steiner te duiden met betrekking tot het Rapport Van Baarda, waarin de Volkszielen zo goed als buiten beschouwing zouden zijn gelaten (weet het zo goed niet, want het is al vijf jaar geleden dat ik dat rapport heb gelezen). Ik ben dus wel benieuwd naar Floris’ verhandeling.
Heb jij trouwens enig zicht op hoe die commissie met de Volkszielen (en eventuele andere werken) is omgesprongen? En als ik dat mag weten: hoe sta jij tegenover die commissie en de uitkomsten van het onderzoek? Mij lijkt dat rapport tot op vandaag een zoethoudertje voor de critici. Zelfs de Duitse antroposofen gebruiken het sinds vorig jaar om critici mee om de oren te slaan.
Toegevoegd: ik vond nog een tekst uit Motief (2000) waarin de controverse rond het rapport Van Baarda wordt toegelicht.
Wat misschien nog leuker is (al komt ook de behandeling van Die Mission aan bod) is dat ik inmiddels de Akasha-kroniek onder handen heb genomen (ben er nu nog mee bezig). Dat zal wellicht de grootse eye-opener worden. De passages die ik bespreek worden niet eens behandeld in het van Baarda-rapport. De uitspraken uit Die Mission wel, maar worden uiteindelijk ‘gerelativeerd’ en als minder ernstig weggezet (en daarmee niet in de eindconclusies behandeld, dus het blijft in de luwte).
Moderatie: reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
18/02/2009 at 15:52
Het gaat mij om dit stukje:
‘Wer sich mit dem Gedanken vertraut macht, daß die Atlantier mit solchen geistigen und physischen Kräften ausgestattet waren, wie sie geschildert worden sind, der wird auch begreifen lernen, daß in noch früheren Zeiten die Menschheit ein Bild aufweist, das nur noch in wenigem erinnert an das, was man heute zu sehen gewohnt ist. Und nicht nur die Menschen, sondern auch die sie umgebende Natur hat sich im Laufe der Zeiten gewaltig verändert. Die Pflanzen- und Tierformen sind andere geworden. Die ganze irdische Natur hat Wandlungen durchgemacht. Vorher bewohnte Gebiete der Erde sind zerstört worden; andere sind entstanden. – die Vorfahren der Atlantier wohnten auf einem verschwundenen Landesteil, dessen Hauptgebiet südlich vom heutigen Asien lag. Man nennt sie in theosophischen Schriften die Lemurier. Nachdem diese durch verschiedene Entwickelungsstufen durchgegangen waren, kam der größte Teil in Verfall. Er wurde zu verkümmerten Menschen, deren Nachkommen heute noch als sogenannte wilde Völker gewisse Teile der Erde bewohnen. Nur ein kleiner Teil der lemurischen Menschheit war zur Fortentwickelung fähig. Aus diesen bildeten sich die Atlantier. – auch später fand wieder etwas ähnliches statt. Die größte Masse der atlantischen Bevölkerung kam in Verfall, und von einem kleinen Teil stammen die sogenannten Arier ab, zu denen unsere gegenwärtige Kulturmenschheit gehört. Lemurier, Atlantier und Arier sind, nach der Benennung der Geheimwissenschaft, Wurzelrassen der Menschheit. Man denke sich zwei solcher Wurzelrassen den Lemuriern vorangehend und zwei den Ariern in der Zukunft folgend, so gibt das im ganzen sieben. Es geht immer eine aus der andern in der Art hervor, wie dies eben in bezug auf Lemurier, Atlantier und Arier angedeutet worden ist. Und jede Wurzelrasse hat physische und geistige Eigenschaften, die von denen der vorhergehenden durchaus verschieden sind. Während zum Beispiel die Atlantier das Gedächtnis und alles, was damit zusammenhängt, zur besonderen Entfaltung brachten, obliegt es in der Gegenwart den Ariern, die Denkkraft und das, was zu ihr gehört, zu entwickeln.
Aber auch in jeder Wurzelrasse selbst müssen verschiedene Stufen durchgemacht werden. Und zwar sind es immer wieder sieben. Im Anfange des Zeitraumes, der einer Wurzelrasse zugehört, finden sich die Haupteigenschaften derselben gleichsam in einem jugendlichen Zustande; und allmählich gelangen sie zur Reife und zuletzt auch zum Verfall. Dadurch zerfällt die Bevölkerung einer Wurzelrasse in sieben Unterrassen. Nur hat man sich das nicht so vorzustellen, als ob eine Unterrasse gleich verschwinden würde, wenn eine neue sich entwickelt. Es erhält sich vielleicht eine jede noch lange, wenn neben ihr andere sich entwickeln. So leben immer Bevölkerungen auf der Erde nebeneinander, die verschiedene Stufen der Entwickelung zeigen’.
Aus de Akasha-Chronik, ‘Unsere Atlantische Vorfahren’
vergelijk met Helena Blavatsky:
‘(before the Sixth Root-Race dawns), the white (Aryan, Fifth Root-Race), the yellow, and the African negro — with their crossings (Atlanto-European divisions). Redskins, Eskimos, Papuans, Australians, Polynesians, etc., etc. — all are dying out. Those who realize that every Root-Race runs through a gamut of seven sub-races with seven branchlets, etc., will understand the “why.” The tide-wave of incarnating Egos has rolled past them to harvest experience in more developed and less senile stocks; and their extinction is hence a Karmic necessity’.
Secret Doctrine, Stanza XII (additional commentaries)
Maar dit wordt uitgebreid toegelicht. Ik had dit al aangestipt in zelfs mijn eerste artikel, maar ik zal het nu grondig bespreken. Dus dat zit er aan te komen, naast natuurlijk alle passages uit Die Mission.
Maar lijk ik ook wat onvolledig. Maar het zal allemaal gedetailleerd worden uitgelegd, alle ingebouwde nuances en relativeringen meegewogen.
Floris Schreve Says:
18/02/2009 at 15:55
Nog een stukje Blavatsky waarin zij het hele systeem uitlegt (eigenlijk integraal door Steiner overgenomen):
1. There are seven ROUNDS in every manvantara; this one is the Fourth, and we are in the Fifth Root-Race, at present.
2. Each Root-Race has seven sub-races.
3. Each sub-race has, in its turn, seven ramifications, which may be called Branch or “Family” races.
4. The little tribes, shoots, and offshoots of the last-named are countless and depend on Karmic action. Examine the “genealogical tree” hereto appended, and you will understand. The illustration is purely diagrammatic, and is only intended to assist the reader in obtaining a slight grasp of the subject, amidst the confusion which exists between the terms which have been used at different times for the divisions of Humanity. It is also here attempted to express in figures — but only within approximate limits, for the sake of comparison — the duration of time through which it is possible to definitely distinguish one division from another. It would only lead to hopeless confusion if any attempt were made to give accurate dates to a few; for the Races, Sub-Races, etc., etc., down to their smallest ramifications, overlap and are entangled with each other until it is nearly impossible to separate them.
Floris Schreve Says:
18/02/2009 at 16:02
En hier wat ik er van gemaakt heb (komt in een nog te verschijnen bijdrage):
Zie hier Steiners toepassing van de leer der wortelrassen. Het bevat eigenlijk alle ingrediënten die we hiervoor bij Helena Blavatsky hebben gezien. Dit had best in het van Baarda-rapport mogen staan. Hoe de commissie het ook zou hebben uitgelegd, dit is niet iets triviaals. En de bewering dat het niets te maken zou hebben met hedendaagse mensenrassen klopt simpelweg niet. Want Steiner zegt: ‘…die Vorfahren der Atlantier wohnten auf einem verschwundenen Landesteil, dessen Hauptgebiet südlich vom heutigen Asien lag. Man nennt sie in theosophischen Schriften die Lemurier. Nachdem diese durch verschiedene Entwickelungsstufen durchgegangen waren, kam der größte Teil in Verfall. Er wurde zu verkümmerten Menschen, deren Nachkommen heute noch als sogenannte wilde Völker gewisse Teile der Erde bewohnen’. Er zijn dus nog zelfs nazaten van deze achtergebleven Lemuriërs, die als ‘primitieve volkeren’ sommige delen van de aarde bewonen. Dus net zo goed als dat de Indianen ‘decadente’ Atlantiërs zijn, zijn er ook nog decadente Lemuriërs. En de indianen worden onderscheiden als een ‘ras’, geen enkel misverstand daarover. Er zijn dus rassen die nog wel functioneren en (resten van) ‘decadente rassen’. Conclusie, de wortelrassen hebben dus alles te maken met de mensenrassen.
Nu wordt het ook interessant om nader naar het fenomeen ‘onderras’ te kijken, hier bij Steiner (en bij Blavatsky) beschreven als een kleinere eenheid van een ‘wortelras’. Zoals Steiner het schetst is er dus een reeks van zeven wortelrassen. Binnen een wortelras (Zeitalter) komen na elkaar zeven verschillende onderrassen (Kulturepochen) tot bloei, die het estafettestokje van de beschaving aan elkaar doorgeven. Na zeven van die na elkaar opbloeiende onderrassen is het wortelras is uitgeput en is het tijd voor een nieuw wortelras. Precies zoals Helena Blavatsky het ook uiteenzette. Zie hier het systeem. En van Blavatsky weten we ook: ‘Roodhuiden, Eskimo’s, Papoea’s, Australiërs, Polinesiërs, enz. enz. zijn allen aan het uitsterven. Zij die inzien dat elk wortelras een toonladder van zeven onderrassen doorloopt, zullen het ‘waarom’ begrijpen. De incarnerende ego’s zijn aan hen voorbij gegaan, om ondervinding op te doen in beter ontwikkelde en minder door ouderdom versleten stammen, en hun vernietiging is derhalve een Karmische noodzakelijkheid.’ Van Steiner weten we dat hij ook soortgelijke dingen in Die Mission heeft gezegd (over de indianen bijvoorbeeld, die dan achtergebleven Atlantiërs zouden zijn). Dit is de rassenleer van Rudolf Steiner en Helena Blavatsky in een notendop. Uiteindelijk is het vrij simpel. Maar dit staat dus nergens in het van Baarda-rapport uitgelegd.
Nu dit duidelijk is geworden valt ook een andere, veel door critici aangehaalde uitspraak van Steiner op zijn plaats (uit Vom Leben des Menschen und der Erde): ‘Und das wollen wir heute ein bißchen betrachten, weil man eigentlich die ganze Gesichte und das ganze soziale Leben, auch das heutige soziale Leben, nur versteht wenn man auf die Rasseneigentümlichkeiten der Menschen eingehen kann’. Deze uitspraak werd overigens tot categorie 3 gerekend, waarin dus geen sprake was van discriminatie. Het van Baarda-rapport ziet dit citaat als ‘een typische overdrijving die kenmerkend is voor de stijl van de arbeidersvoordrachten. Uit ander werk van Steiner blijkt geenszins dat hij van mening is dat de hele geschiedenis en heel het sociale leven, ook van zijn tijd, uitsluitend te begrijpen is uit de raseigenschappen’. Wellicht overdreef Steiner veel in zijn arbeidersvoordrachten. Deze voordracht is ook voor Steiners doen bijzonder grof in de verschillende lompe racistische kwalificaties (er zullen later nog wat citaten langskomen), maar in dit geval ben ik daar niet zo zeker van dat hij overdreef. Want met wat hij in de Akasha-Kroniek zegt, toch niet ‘zomaar een arbeidersvoordracht’, maar een van zijn allerbelangrijkste werken, klopt dit gewoonweg, zonder enige overdrijving. Resumerend:
1. Wij hebben gezien dat wortelrassen en onderrassen cruciaal zijn in Steiners model van de aarde-evolutie en de lotsbestemming van de mens.
2. Ieder aarde-tijdperk (wortelras) kent zeven cultuurperiodes (onderrassen), die elkaar opvolgen als de dominante cultuurdrager in de mensheidsontwikkeling.
3. Na de cyclus van zeven onderrassen gaat het wortelras ten onder en maakt plaats voor een nieuw wortelras. Resten van voorgaande onderrassen (‘vervallen’ of ‘verdwenen’ beschavingen) blijven nog wel bestaan, maar hebben hun leidende functie verloren, daar hun cultuurdragende inspiratie of ‘impuls’ is uitgewerkt. Soms blijven er zelfs laatste restanten van voorgaande wortelrassen achter als ‘decadente overblijfselen’, totdat het op dat moment heersende wortelras er een eind aan maakt (indianen en andere ‘wilden’).
4. Er kan ook worden geconstateerd dat de begrippen wortelras/Zeitalter en onderras/Kulturepoche alles te maken heeft met de mensenrassen. Zelfs het van Baarda-rapport kan er niet onderuit om de term Wortelras ‘gedeeltelijk’ als een ‘biologische aanduiding’ af te schilderen .
Dan is is de conclusie onvermijdelijk dat de rassenleer een wezenlijk onderdeel, zoniet een belangrijke peiler is van de totale antroposofie.
Floris Schreve Says:
18/02/2009 at 16:25
en dit is de enige toelichting die het van Baarda-rapport geeft (op p. 233)
‘In de theosofische beginjaren, van 1902 tot ± 1909, is bij Steiner veelvuldig sprake van ‘Wurzelrassen’ en ‘Unterrassen’. Deze door HP Blavatsky en andere theosofische auteurs gebruikte uitdrukkingen combineren een chronologische en een biologische lading (dus toch ‘ras’, wat moet je anders onder biologisch verstaan? Er staat niet eens ‘etnisch’ of ‘cultureel’. Dat betekent dat als er over het ‘vijfde Arische wortelras’, of het ‘Arische tijdperk’ wordt gesproken wij dit ‘biologisch’ moeten opvatten, FS ), dat wil zeggen zij duiden een tijdperk aan, met dien verstande dat ieder korter of langer tijdperk door een bepaald ras gedomineerd werd. Tijdvakken van ruim 15.000 jaar zoals Lemurië en Atlantis werden wortelrassen (‘rootraces’) genoemd: het Lemurische c.q. Atlantische wortelras. Ieder wortelrastijdperk is te verdelen in zeven kortere periodes, culturele ontwikkelingsstadia van ruim 2000 jaar, die ‘onderrassen’ (subraces) genoemd werden. Steiner merkte gaandeweg dat dit een onjuist, althans oneigenlijk taalgebruik was en liet deze terminologie in 1909 vallen. De grotere tijdperken werden meestal ‘Zeitalter’ (of ‘lemurische Epoche’); de kleinere 2000-jarige tijdperken werden doorgaans aangeduid als ‘Kulturperiode’ (ook wel ‘Zeitraum’ en een enkele keer ‘Kulturepoche’) : bijvoorbeeld 1e na-Atlantische of oud-Indische cultuurperiode, 2e na-Atlantische of oud-Perzische cultuurperiode, 3e na-Atlantische cultuurperiode of Egyptisch-Babylobische cultuurperiode, 4e na-Atlantische cultuurperiode of Grieks-Romeinse cultuurperiode. Daarbij is vast te houden dat voor een bepaalde periode toonaangevende volken, zoals de 4e cultuur de Grieken en de Romeinen, niet als een soort ‘onderrassen’ zijn te verstaan. Een volk is bij Steiner iets wezenlijk anders dan een ras’.
Floris Schreve Says:
18/02/2009 at 17:07
ton, ik denk dat het zeker interessant is om achter die bronnen uit de beta-wetenschappen aan te gaan (maar ook bijv. Blumenbach). Ik ben trouwens ook steeds meer benieuwd naar Zanders bevindingen (moet echt zijn boek lezen). Daar zal wellicht eea in vermeld staan.
Floris Schreve Says:
18/02/2009 at 20:41
Nog een fragment, maar dan een gedeelte van de bespreking van Die Mission einzelner Volksseelen uit het rapport. Ik heb het hele nog te verschijnen verhaal een motto meegeven, waar ik soms nog weleens naar verwijs, zo ook hier. Het betreft een quote van cabaretier Hans Teeuwen:
Kijk, het ene ras is bijvoorbeeld heel goed in leidinggeven, terwijl het andere ras weer veel beter is met hardlopen en ritmes.
En als iedereen zich daar gewoon aan houdt is er niks aan de hand.
Da’s de natuur en je bent niet sterker dan de natuur.
En ik zeg heel eerlijk, ik houd me daaraan, ja, ik houd me daaraan.
Ik zal geen wc’s gaan schoonmaken, dat gaat niet, dat zit niet in mijn roots.
Da’s belangrijk, je roots.
Hans Teeuwen in zijn theaterprogramma ‘Met een Breierdeck’, 1997
Dan nu een gedeelte van de bespreking van het van Baarda-rapport over Die Mission:
‘In het rapport wordt gesteld dat na de Atlantische tijd de rol van de rassen werd overgenomen door de grote culturen. Deze ontwikkeling vond plaats van een lijn die van Atlantis naar het oosten liep en vanaf Azië (India, het Midden Oosten en Noord Afrika, tot Europa en Noord Amerika). Dit is inderdaad de antroposofische notie van de cultuurperiodes (onderrassen in theosofisch jargon, door Steiner gebezigd tot omstreeks 1908). Dit zal direct hierna ter sprake komen. Ik wil hier wel vast opmerken dat deze cultuurontwikkeling uitsluitend een aangelegenheid lijkt van het blanke/Kaukasische/Arische ras. Ook de Aziatische culturen, als die van de Indiërs en de Perzen kunnen hiertoe gerekend worden (de oorspronkelijke ‘Ariërs’ stammen immers uit Voor Indië en Perzië!). Zo’n ontwikkelingslijn van cultuurperiodes bestaat volgens Steiner niet in het oude Amerika, om maar iets te noemen. Zie hier de ‘ario-centrische’ visie op de geschiedenis.
Hierna komt (kort) de indeling van de analogie met de planeten van het zonnestelsel aan de orde. De reguliere geesten van de vorm werken vanuit de zon en de maan en de abnormale geesten van de vorm vanuit de verschillende planeten. Deze laatste geesten werken in verschillende fysieke systemen van de mens. Het bloed is verbonden met het ik, het zenuwstelsel met het zielelichaam en het klierstelsel met het levenslichaam. Mercurius werkt in op het kliersysteem (cit. 111), Venus via de ademhaling (cit. 112), Mars in het bloed (cit. 113 en 114), Jupiter via de zintuigen (cit. 115, bij Steiner overigens onlosmakelijk verbonden met de hersenen, FS) en Saturnus tenslotte weer op het kliersysteem (cit. 116).
Het rapport stelt over het bovenstaande: ‘Dat Steiner een dergelijke indeling zo expliciet aan de orde stelt, is, zelfs wanneer men zijn herhaaldelijke nadrukkelijke oproep tot onbevooroordeeldheid in gedachten houdt, naar hedendaagse maatstaven ongebruikelijk, zo niet schokkend. Met name het verband van geografische invloeden met leeftijdsfases heeft in de openbare discussie over de antroposofie een grote rol gespeeld. Een van de stenen des aanstoots in deze discussie was de simplificatie ‘negers zijn kinderen’, een simplificatie die aan gevoeligheid won, omdat het voormalig apartheidsregime de vermeende kinderlijkheid van zwarten heeft aangegrepen om een blank minderheidsregime te rechtvaardigen. Die simplificatie is echter onjuist. De planeetinvloeden golden alleen ten aanzien van de universele gestalte van de mens bij het ontstaan van de rassen. Steiner benadrukte dat het gaat om het lichaam, dat, zoals wij reeds op blz. 122 hebben opgemerkt, niet het wezenlijke van de mens uitmaakt’.
Hier valt veel over te zeggen. Na een lange en op zich correcte inleiding waarin wel om de hete brei wordt heen gedraaid, komt men bij de kern terecht. Maar dan begint de commissie te draaien. Het lijkt schokkend en het heeft tot misverstanden geleid. Ik vrees dat het eerder schokkend is en dat er geen misverstand over kan bestaan, althans wat die twee voordrachten betreft. Maar laten wij eens kijken wat er op pagina 122 wordt gezegd. Het betreft hier de ‘slotopmerkingen’ van het derde deel Historische plaatsbepaling van Rudolf Steiner-een korte schets. Ik zal dit stuk integraal weergeven (precies een pagina), maar dan wel met de noodzakelijke aantekeningen van mijn hand (alles wat tussen haakjes staat is dus van mij):
‘In het mens- en wereldbeeld van de antroposofie staat de totale mensheid centraal. Voor zover rassen nog betekenis hebben gehad, ging het om aanvullende delen, net als dat bij de individuele mens het geval is. Bij elk kind dat geboren wordt zijn bepaalde eigenschappen sterker ontwikkeld dan anderen. Het is belangrijk om die verschillen te onderkennen (curs. FS, vergeet niet, we hebben het hier over rassen, waarvan de verschillen…etc., vergelijk met Hans Teeuwen, aan het begin van deze verhandeling) . Het is niet toevallig dat er in de op antroposofie gestoelde pedagogiek zo’n nadruk wordt gelegd, dat de kinderen niet alleen in cognitieve, intellectuele zin moeten worden ontwikkeld, maar ook en juist in het gevoels- en wilsgebied (en die zijn dus ook verschillend per ras? FS). Dit zou betekenen dat we ook de uitspraken van Steiner over het blanke ras, waar zich vooral meer technische wetenschappen en vaardigheden zich in de voorgaan de eeuwen hebben ontwikkeld (hoezo dit zou betekenen, sinds wanneer bestaat er een causaal verband tussen de vermeende kenmerken van een ras en de verschillende ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen? FS), niet mogen opvatten dat blanken daardoor beter zijn dan niet-blanken (het argument dat een directeur niet beter is dan een schoonmaker, is dus hetzelfde dat een blanke niet beter is dan een zwarte, ze zijn gewoon ‘anders’, zie wederom Hans Teeuwen, oftewel de zwarten naar het VMBO en de blanken naar het gymnasium, al moeten in het vrije schoolonderwijs alle kinderen juist weer naar een soort school, dus dit gaat niet helemaal op, FS).
Het gaat uiteindelijk om de hele mens, die zich overal ter wereld verschillend heeft laten zien (langs raciale scheidslijnen? FS). Dit geldt uiteindelijk niet alleen voor volkeren en cultuurgroepen, maar ook voor individuen onderling (ook? Zullen we er maar juist van maken, of zelfs uitsluitend? FS). Het in evenwicht brengen van de verschillende kwaliteiten, die in vele verschillende levens op heel verschillende plaatsen op aarde en in heel uiteenlopende tijden zijn verworven, ligt nu binnen de verantwoordelijkheid van het individu (nu pas?). Deze zal zijn ontwikkeling als volwassene (gold vroeger alleen voor de blanken? Dus nu is iedereen volwassen? FS) zelf ter hand moeten nemen, en eveneens verantwoordelijkheid voor het samenwerken met zijn medemensen. In sociaal opzicht gaat die verantwoordelijkheid de eigen kring, gemeenschap en volk ver te buiten. (rest volgend bericht)
Floris Schreve Says:
18/02/2009 at 20:44
Met name op economisch gebied behoort zich een wereldwijde broederschap te ontwikkelen, als basis voor een wereldmensheid’ (prachtig, maar als de basis is dat het blanke ras het meest volwassen is? Terug naar het kolonialisme? Of mogen de jong-volwassenen deze keer wel meepraten? FS).
De uitspraken die Steiner heeft gedaan over rassen kunnen misschien het beste vergeleken worden met het stellen van een lichamelijke diagnose (dus de indianen zijn ‘doodziek’ als ras?? ), ze hebben geen betrekking op het wezen van de mens (‘uitsterven’, in Steiners woorden in de vierde voordracht althans, want het is niet helemaal gebeurd, lijkt me vrij wezenlijk, FS). Volgens het antroposofische mensbeeld kunnen lichamelijke eenzijdigheden of gebreken door individuele geestkracht omgevormd worden (dus ‘kinderlijke negers’ kunnen hun eenzijdige kinderlijke eigenschappen omvormen door individuele geestkracht? FS). Dit verklaart ook waarom de antroposofie niet voor iedereen dezelfde aanwijzingen, therapieën, didactische aanwijzingen, meditaties en medicaties heeft (vanzelfsprekend, maar worden deze ook op raciale gronden voorgeschreven? FS). Zij vraagt om een actieve waarneming van specifieke mensen en situaties, waardoor telkens opnieuw een ter zake kundig en moreel oordeel over de te nemen maatregelen genomen moet worden (ook voor de indianen?? FS). Iedere situatie, ieder mens vraagt om een eigen aanpak, een eigen weg tot het algemeen gestelde doel (wat is dat doel, speciaal voor de indianen? FS). Daarmee is er ook geen sprake van modellen, recepten, eeuwig geldende afspraken of voorbeelden (doe dat dan ook niet, FS). Indien goed toegepast (?!) kan hiermee stereotypering van mensen en volken worden voorkomen (??!!!)’ .
Tot zover de complete tekst van pagina 122, voorzien van de nodige kanttekeningen. Je zou anders door de zalvende en bijna therapeutische woorden bijna vergeten dat het onderwerp hier ‘mensenrassen’ is, geen handleiding voor een of andere halfzachte kruiden- of kleurentherapie, vandaar de nodige interventies mijnerzijds, in sommige zinnen zelfs meer dan een. En dan gebruikt men het de termen ‘schokkend’ en ‘misverstand’, voordat er naar deze tekst wordt verwezen. Maar dan blijkt er dus juist geen misverstand over mogelijk.
Over de laatste passage ‘indien goed toegepast kan hiermee stereotypering van mensen en volken worden voorkomen’, kan ik slechts het volgende adviseren: ‘Indien niet toegepast… etc.’ Het doet me enigszins denken aan een opmerking van Hans Peter van Manen, in Antroposofie ter discussie: ‘Wat de rassen betreft, gaat het niet om de vraag of rassendiscriminatie juist is of niet. Daarop is het antwoord bekend. De vraag waar het om gaat is: bestrijdt men het leed en het onrecht, dat met rassenverschil verbonden wordt, het beste door alle rassenverschillen te ontkennen? (zie de bijdrage van Maarten Ploeger). Of is het wijzer om de stenen die hier liggen wel te zien? Niet om ze op te rapen om als projectielen te gebruiken, dat wil zeggen als argumenten voor superioriteitsaanspraken, maar om er overheen of er langs te stappen. Wie weigert de stenen te zien, kan er makkelijker over struikelen dan hij die ze wel ziet’. Het lijkt mij raadzamer om te gaan ‘puinruimen’ (om bij de beeldspraak van van Manen te blijven), dan hoeft er ook niemand meer over Steiners racistische keien te struikelen, al vindt van Manen natuurlijk dat Steiner het had over werkelijk bestaande problemen (stenen!) rond rassen, en niet dat die ‘stenen’ slechts racistische bedenksels van Steiner zelf zijn. Maar misschien dat er na ‘het puinruimen’ daadwerkelijk een keer gesteld kan worden dat er ‘géén sprake (meer) is van rassenleer in de antroposofie’. Zie voor de passages van Maarten Ploeger, waar van Manen naar verwijst (aanmerkelijk minder subtiel dan van Manen), noot 36 en 37. Maar ondanks de (zogenaamde) subtiliteiten, van van Manen houdt hij hier gewoon een pleidooi voor een beetje racisme, subtiel racisme of tactisch racisme. En ook dat is racisme, al zegt van Manen het een beetje anders dan Hans Teeuwen (dat is pas echt het betere projectielenwerk, zij het zo tot in het absurde doorgevoerd, dat het weer heel erg grappig is, maar de kern is hetzelfde). Kortom, er is ‘sprake van rassenleer’.
Terug naar de slotoverwegingen van het derde deel van het eindrapport. Uit deze misschien goed bedoelde tekst, waarin alles wordt ingezet om Steiners kijk op de verschillende niet-Europese rassen zo vriendelijk mogelijk af te schilderen (allemaal didactisch, therapeutisch, tot heil van de gehele mensheid) blijkt een onverholen paternalisme en zelfoverschatting en daarmee eigenlijk volstrekte minachting voor de ander, al is het wellicht niet zo bedoeld. En het enige criterium hiervoor is NB huidskleur! De Commissie heeft op verschillende plaatsen in het rapport de Palestijnse denker Edward Said aangehaald (Orientalism en vooral Culture and Imperialism), die als geen ander in staat was om verkapte koloniale noties van stereotypering en daarmee van macht ontzenuwen. Wat zou het mooi geweest zijn als Edward Said (helaas in 2002 overleden) deze pagina 122 onder handen zou hebben genomen. Verder zou ik pagina 122 willen afschilderen, net als de hier besproken passage van van Manen, als een halfzachte variant op het nummer van Hans Teeuwen, hier aan het begin als motto meegegeven’.
noten:
Idem, p. 246
Maarten Ploeger verwoordde het Antroposofie ter discussie (1985), in de beste traditie van Hans Teeuwen, als volgt: ‘Iedereen die zich op de hoogte stelt van de levensomstandigheden van bijvoorbeeld de Derde-Wereldburgers, weet dat het behoren tot een bepaald ras niet zonder gevolgen is. Maar het is al een taboe geworden daar anders over te spreken dan in puur economische-materiële zin. De oorzaak daarvan moet worden gezocht in de wijd verbreide opvatting dat iedereen zich in principe op dezelfde wijze kan ontplooien, mits de milieufactoren als opvoeding, onderwijs en materiële welvaart over de hele wereld volledig wordt gelijkgeschakeld. Dit geldt gelijkelijk voor twee Nederlanders, als voor een zwarte en een blanke. Een vergelijkbare opvatting kan worden gevonden in het radicale feminisme: corrigeer met alle kracht het foute denkbeeld dat de vrouw qua menselijke mogelijkheden verschillend zou zijn van de man (de ideologie van ‘het kleine verschil’, dat is verschil in louter voortplantingsfunctie)’ (p. 37-38). ‘Het ontkennen van rasverschillen, is een vorm van struisvogelpolitiek’, aldus Ploeger. Zie voor mijn ietwat strenge bespreking van deze bijdrage van Ploeger: florisschreve.blog-s.nl-antroposofie-II-een-repliek/
Zie deze bijdrage op racisme-debat, waarin de indianen worden omschreven als een ‘ziek ras’: http://www.antroposofia.be/alex.hemme.racismediscussie26.01.2009.pdf. Zie ook weer Maarten Ploeger (in Antroposofie ter discussie): ‘Er blijkt zelfs een opmerkelijke affiniteit te bestaan tot grensoverschrijding tussen leven en dood. Al in een vroeg leeftijdsstadium vertonen indianen scherp getekende gelaatstrekken. Bij de prairie-indianen werd een belangrijkste krijgers inwijding gevonden in strijdsituaties met een welhaast zeker dood voor ogen (de eer behalen door een gewapende vijand aan te tikken met een stok)…(…) Met deze karakteristieken voor ogen kan Steiners uitspraak in de Volkszielen (vrij weergegeven): ‘De indianen moesten uitsterven en de kolonisten waren het uiteindelijke instrument’, in en juist daglicht worden gesteld. Het is allerminst een excuus voor het botvieren van de blanke moordcapaciteit; die schuld hebben wij hoe dan ook op ons geladen (evenmin kan de nog steeds voortgaande uitroeiing van de Amazone-indianen hiermee op welke wijze dan ook aanvaardbaar worden gemaakt). Zoals een ouder mens aan een op zichzelf niet zo dramatische ziekte licht kan bezwijken, zo betekende de confrontatie met de blanke expansiedrift voor de indianen meer dan een reeks ongelijke oorlogen. De indiaanse cultuur had à priori de bevattelijkheid om hieraan te gronde gaan (zie bijvoorbeeld de Wovoka-episode, uitmondend in de ‘zelfdestructie’ onder leiding van Sitting Bull bij Wounded Knee)’, p.43-44. Zie voor het nodige commentaar en de broodnodige feitelijke correcties op de hier te berde gebrachte historische onjuistheden, wederom mijn bespreking van Ploegers bijdrage, http://florisschreve.blog-s.nl/2008/10/14/antroposofie-ii-een-repliek/
Eindrapport, p. 122
Hans Peter van Manen, ‘Rudolf Steiners visie op rassen en volken’, in Antroposofie ter discussie (Zeist, 1985), p. 52
– De verwarring over de biologische en cultuurhistorische betekenissen van de begrippen ‘ariër, ‘europeaan’ en ‘blank’ lijkt direkt voort te komen uit de merkwaardige Atlantis-opvatting van Steiner in de Volkszielen. In die lezingen laat Steiner laat het oorspronkelijke ‘atlantische continent’ kennelijk samenvallen met het (tertiaire) Europa, Groenland en Noord-Afrika (10e lezing). Zowel de door hem aangenomen volkerenmigratie van de eerste soort als die van de tweede soort vertrekt dus in zijn visie vanuit Europa: een soort dubbele ‘Out of Europe’-mythe. De ‘blank’ wordende Europeanen van de eerste, etnische volkerenstroom (hominisatie, pleistoceen, Out of Africa II) noemt Steiner in de Volkszielen ‘kaukasiërs’ (Blumenbach), de ‘blanke’ Europeanen van de tweede, culturele stroom kun je ‘Indo-europeanen’ noemen (neolithische landbouwculturen, Out of India).
Als gevolg van de tweede, neolithische migratie vormen de Indo-europeanen in Noord-Afrika, Voor-Azië en Europa een menging van twee bevolkingsgroepen (begin 7e lezing). Ook in de rest van Azië en Afrika lijken, achter de biologisch-genetische ontwikkeling aan, moderne culturen te ontstaan (‘tijdgeesten’, midden 7e lezing). Steiner lijkt deze historische ontwikkeling eveneens in China (Chinese muur, 10e lezing) en Amerika (retorische toespraak van Choctaw-leider Cobb, eind 6e lezing) te signaleren bij de ‘wereldhistorische dialoog’ en botsing van deze oude ‘atlantische’ culturen (Grote Geest, Tao) met moderne indo-europese culturen. Steiner speekt generaliserend van ‘verstarren’ en ‘afsterven’ van deze atlantische bevolkingsgroepen en van ‘voorsprong’ en ‘wil’ van ‘de europeaan’ (4e lezing). Deze eurocentrische generalisaties staan in de grotere context van zijn Atlantis-is-Europa-hypothese in de Volkszielen en lijken vooral op regionaal zeer verschillende botsingen van historisch moderne culturen (Choktaw, Azteken, Chinezen) te doelen, maar niet zozeer op een strijd om het bestaan tussen superieure en inferieure, erfelijke etnische groepen.
– De commissie Van Baarda gebruikte de term ‘ras’ (variëteit, soort) kennelijk als een afkorting voor zowel een groot tijdperk (‘wortelras’, tijdperk, etnische ontwikkeling) als een klein tijdperk (‘onderras’, cultuurperiode, historische ontwikkeling). Het lijkt alleen een bruggetje van Van Baarda om die twee betekenissen van ‘ras’ direkt te kunnen koppelen aan een derde betekenis van de term ‘ras’: erfelijke etnische groep (huidkleur, genetisch cluster, was der Rasse noch am nächsten liegt, also Hautfarbe und Blutcharakter, 8e lezing).
– Afbeelding van het Europese continent met Groenland en Noord-Afrika en de golfstromen in het begin van het Tertiair (Eoceen) in: http://www.scotese.com/earlyeoc1.htm, en in:
http://www.geo.arizona.edu/palynology/geos462/19climgeol.html
– Sociaalwetenschappelijke studie over het begrip kaukasiër in:
Bruce David Baum, The Rise and Fall of the Caucasian Race 2006
http://books.google.com/books?id=TnVgKpqCxzQC&hl=nl
Ton, wat je zegt klopt grotendeels wel (voor zover ik het kan nagaan althans). Maar ik moet een ding iets opmerken. De commissie probeert juist met alle macht het begrip ‘ras’ los te koppelen van het theosofische model van wortelrassen en onderrassen. Dat zij daarin struikelen en deze begrippen toch als ‘biologisch’ omschrijven lijkt mij meer een onhandige slip of the tongue. Wat het mijns inziens wel moet zijn is dat deze termen zowel biologisch als cultureel moeten worden opgevat (en bovendien metafysisch want het gaat om zoiets vaags als een ‘cultuurimpuls’ of ‘mensheidsontwikkeling’). Maar Steiner is heel duidelijk dat bijv. de indianen nog overblijfselen zijn van het Atlantische wortelras (hij zegt het nog een keer in Geheimwissenschaft, maar ook bij vele andere gelegenheden). Verder noemt hij ‘andere inboorlingen’ (die van de Pacific en de Indische Oceaan) ‘Lemuriërs’. Hij zegt dit nog een keer ergens in de Akasha-kroniek (ik meen in het hoofdstuk over Lemurië, maar ik zoek het nog wel op, want ik ga die tekst sowieso behandelen in mijn nieuwste bijdrage).
Wat interessant is, dat dit geheel klopt met de opmerkingen van Helena Blavatsky. Het is dat ik nu met deze teksten bezig ben, dus ik heb het nog niet helemaal uitgewerkt. Maar ik hoop dat ik er snel iets van kan laten zien (het duurt nog wel even voordat mijn hele verhaal af is, maar ik zal tussentijds wel wat laten zien). 7e en 10e voordracht uit Die Mission staan nog steeds voor mij op het programma. Ook daarover later zeker meer.
Moderatie: reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
20/02/2009 at 01:52
Hier in ieder geval een stukje Helena Blavatsky, over zowel ‘gedegenereerde Atlantiërs’ als ‘gedegeneerde Lumriërs’ (Secret Doctrine, http://www.theosociety.org/pasadena/sd/sd2-3-09.htm ):
With regard to a former civilization, of which a portion of these degraded Australians are the last surviving offshoot, the opinion of Gerland is strongly suggestive. Commenting upon the religion and mythology of the tribes, he writes, “The statement that the Australian civilization (?) indicates a higher grade, is nowhere more clearly proved than here, where everything resounds like the expiring voices of a previous and richer age. The idea that the Australians have no religion or mythology is thoroughly false. But this religion is certainly quite deteriorated.” (Cited in Schmidt’s “Doctrine of Descent of Darwinism,” pp. 301-2.) As to his other statement, namely, that the Australians are a “division of the Malays” (Vide his ethnological theories in the “Pedigree of Man”), Haeckel is in error, if he classes the Australians with the rest. The Malays and Papuans are a mixed stock, resulting from the intermarriages of the low Atlantean sub-races with the Seventh sub-race of the Third Root-Race. Like the Hottentots, they are of indirect Lemuro-Atlantean descent. It is a most suggestive fact — to those concrete thinkers who demand a physical proof of Karma — that the lowest races of men are now rapidly dying out; a phenomenon largely due to an extraordinary sterility setting in among the women, from the time that they were first approached by the Europeans. A process of decimation is taking place all over the globe, among those races, whose “time is up” — among just those stocks, be it remarked, which esoteric philosophy regards as the senile representatives of lost archaic nations. It is inaccurate to maintain that the extinction of a lower race is invariably due to cruelties or abuses perpetrated by colonists. Change of diet, drunkenness, etc., etc., have done much; but those who rely on such data as offering an all-sufficient explanation of the crux, cannot meet the phalanx of facts now so closely arrayed. “Nothing,” says even the materialist Lefevre, “can save those that have run their course. . . . It would be necessary to extend their destined cycle. . . . The peoples that have been most spared . . . Hawaiians or Maories, have been no less decimated than the tribes massacred or tainted by European intrusion.” (“Philosophy,” p. 508.)
“The intellectual difference between the Aryan and other civilized nations and such savages as the South Sea Islanders, is inexplicable on any other grounds. No amount of culture, nor generations of training amid civilization, could raise such human specimens as the Bushmen, the Veddhas of Ceylon, and some African tribes, to the same intellectual level as the Aryans, the Semites, and the Turanians so called. The ’sacred spark’ is missing in them and it is they who are the only inferior races on the globe, now happily — owing to the wise adjustment of nature which ever works in that direction — fast dying out. Verily mankind is ‘of one blood,’ but not of the same essence. We are the hot-house, artificially quickened plants in nature, having in us a spark, which in them is latent”.[20]
Floris Schreve Says:
20/02/2009 at 01:54
racistischer kan niet lijkt me. Wat een bloedbad! Is overigens afkomstig uit deel II Antropogenesis, Stanza XII
Floris Schreve Says:
20/02/2009 at 18:44
Vraag aan Ton:
Ton ik ben erg benieuwd hoe jij de opvattingen van Sisismund von Gleich weet te duiden, zoals uiteen gezet in een artikel in het antroposofische tijdchrift de Brug ‘Waarom geen Chinese cultuurperiode?’ Hier worden nl die zg. migratiestromen in kaart gebracht en nader uitgewerkt. Dit artikel, overigens maar een kleine blik in de wondere wereld van Sigismund von Gleich, kun je vinden op: http://users.telenet.be/antroposofie/diabasis/b18chincul.htm
Dit is natuurlijk ook weer relevant voor de Atlantisdiscussie (maar deze twee thema’s overlappen elkaar enigszins). Maar ik denk dat dit wel interessant is.
– Als ‘rassen’ niet bestaan, alleen classificaties van ‘rassen’ (Montagu), dan zou je altijd nog wel ‘etnische groepen’ met hun biologische en culturele kenmerken kunnen onderscheiden in continentale genetische clusters en historische culturen (Zeitgeister). Erfelijke etnische hoofdgroepen zouden volgens Steiner ‘atlantische’ afsplitsingen of ‘decadente’ aftakkingen van de ‘normale’ evolutionaire ontwikkeling zijn geweest (‘abnormaal’, ‘koken en borrelen’, 6e lezing). Hun lichamen zouden in de atlantische tijd te vroeg ‘verhard’, ‘verstard’, ‘gedegenereerd’, ‘oud’, ‘verbeend’, ‘afgesloten’, ‘afgesnoerd‘, ‘afgestorven’ zijn (4e en 6e lezing). Deze vroege degeneratie zou voor de Amerikaanse en voor de andere etnische hoofdgroepen hebben gegolden (zie Lezing over evolutie, 10 augustus 1908 in het blog hierboven) en eveneens voor de kaukasische etnische groep (verstarring in verschillende zintuigen, 6e lezing).
Alleen de etnische stamgroep van indo-europeanen (‘na-atlantische’ culturen) zou ‘normaal’, dat wil hier zeggen ‘plastisch’ zijn gebleven (in dem dazumal noch plastisch-weichen, biegsamen, bildsamen Leibe, 11e lezing; neotenie). Deze mythische, neolithische volkerengroep zou zich in een tweede migratie hebben verspreid over Eurazië en Noord-Afrika en zich hebben gemengd met de nakomelingen van de oorspronkelijke ‘atlantische’ bevolking van Europa, Afrika en Azië (in Europa: de verdwenen Etrusken en Kelten, The Migration of the Races 1904, rsarchive.org).
Bovendien zou de aarde zelf in de ‘atlantische’ tijd nog plastisch zijn geweest en ontstonden bijvoorbeeld de Alpen (zäh-flüssige Wellen, 5e lezing), dat wil dus zeggen in het geologische tijdperk van het Tertiair dat voorafging aan het Pleistoceen (ijstijdvak). Blavatsky sprak, in navolging van de geoloog Lyell, al van een Tertiair (Eoceen) ‘atlantisch continent’, dat ten onder ging tussen Amerika en Europa (The Secret Doctrine Vol. 2, 1888, p. 783). Maar Blavatsky stelde dit Tertiaire Atlantische continent kennelijk niet gelijk aan Europa, zoals Steiner dat later wel deed in de 10e lezing van de Volkszielen.
– Darwin maakte in de The Descent of Man (1871) een onderscheid tussen ‘wilde’ en ‘geciviliseerde’ bevolkingen; alleen bij gedomesticeerde dieren sprak hij over degeneratie (Ch.7 On the Races of Man, zie wiki/The_Descent_of_Man,_and_Selection_in_Relation_to_Sex). Darwin beschouwde verminderde vruchtbaarheid (lessened fertility) als belangrijkste oorzaak voor achteruitgang (decrease) en uitsterven (extinction) van culturen. ‘Although the gradual decrease and final extinction of the races of man is an obscure problem, we can see that it depends on many causes, differing in different places and at different times’, The Descent of Man p. 238, darwin-online.org.uk/). Deze degeneratie door verschillende oorzaken wordt ook wel ‘maatschappelijke ineenstorting’ genoemd (societal collaps, zie Jared Diamond, Collaps 2005, wiki/Collapse_(book)). Steiner stelt dit aan de orde in een vroeg artikel over volkerenmenging uit 1906. Moderatie: link hersteld(anthroposophie.net/steiner/bib steiner blut ist ein ganz besonderer saft )
Maar Ton, het bruggetke met de ‘normale wetenschap is hier echt niet te leggen. Ik zal hier een fragment uit een hedendaagse en ‘moderne’uitleg van de antroposofie tonen (fragment uit mijn nog te verschijnen bijdrage):
‘De mens is géén eindproduct, maar was vanaf het begin betrokken bij de scheppingsdaad van de engelhiërarchieën’. (wat hebben die antroposofen toch met dat géén, zie ook de van Baarda-Commissie met haar hoofdconclusie. Volgens mij wordt deze spellingsvariant ingezet als er iets volstrekt ongeloofwaardigs wordt ingezet, zo ook in dit geval. Er is dan bijna zeker sprake van wel. Want natuurlijk de mens is geen eindproduct, maar gewoon een toevallig resultaat van de evolutie. Maar daar hebben ook de antroposofen, net als de orthodoxe Christenen, grote moeite mee, gezien de vermeende betrokkenheid bij engelenhiërarchiën en meer van dat soort hoogst ‘spirituele zaken’, FS) ‘Dr. Hermann Poppelbaum werkt deze antroposofische gedachte verder uit in zijn boek Mensch und Tier (1928)’. Zie in dit geval het model van Poppelbaum, hier eerder weergegeven, fig. 3. Van Oort: ‘Het volgende beeld kan de ingewikkelde gedachte enigszins helder maken: Laten we ons voorstellen dat de mensenkiem aanwezig is in een grote zwevende ballon. Deze mensenkiem moet zich blijkbaar in een bepaalde richting ontwikkelen voordat de ballon op de aarde landt. De ballon zweeft naar de aarde. Het moment van landing wordt steeds uitgesteld doordat zich elementen uit de mensenkiem afscheiden en als het ware uit de ballon worden gestoten. Ten eerste daalt de ballon dan minder snel en ten tweede komt er dan steeds meer ruimte vrij voor het ontwikkelen van de mensenkiem. Veel elementen worden achtereenvolgens uitgestoten: te beginnen met de mineralen, dan de planten, ongewervelde dieren, de vissen, de amfibieën, de reptielen, de vogels, de zoogdieren, de primaten en ten slotte de mens. Er zijn dus parallel twee niveaus waarop de ontwikkeling plaatsvindt: de geestelijke kern (= de ballon die naar de aarde daalt) en de lichamelijke drager die in al deze fasen zich uit de ballon verwijdert, zich materialiseert en op aarde belandt.
De in verharding getreden vormen ontwikkelen zich ieder op hun eigen aardse wijze. Als de planten en de dieren op aarde zijn beland, vindt het proces plaats dat Darwin ‘evolutie’ noemt. Steiner vult dus aan wat Darwin zegt, spreekt hem niet tegen (?, valt over te twisten, FS). De huidige diervormen zijn ontstan uit eeuwenlange specialisatie. Elk dier is een specialist (…)dan komty het moment dat de primaten, de mensapen, de denkbeeldige ballon verlaten en incarneren op aarde. Daarna volgen de voorlopers van de mens. Onder deze voorlopersworden in dit verband verstaan onder andere de Pekingmens, de Pithecanthropus en de Neanderthalers. De huidige mens stamt niet af van deze voorlopers en al helemaal niet van de aapachtigen, zo moge duidelijk zijn uit het voorgaande. Toen al deze voorlopers al in de zichtbare wereld waren getreden, was er in de denkbeeldige ballon, in spirituele vorm, nog een laatste vorm over. Deze laatste vorm treedt geleidelijk aan in het zichtbare rond 50.000 v. Chr. en wordt homo sapiens genoemd. Volgens Rudolf Steiner waren deze eerste mensengestalten zo ijl als de geur van een bloem. Het verdichtingsproces zet zich voort. Langzaam verdicht het fysieke lichaam zich tot kraakbeen. Daarna treedt er een verharding in tot de huidige hardheid is bereikt.
Als inderdaad, teruggedacht in de tijd, de botten steeds zachter worden, kunnen er nooit fossiele resten gevonden worden van deze voorouders van de huidige mens. Kraakbeen, of nog zachter materiaal, lost nu eenmaal sneller op na het sterven, dan harde botten’. Tot zover van Oort. Ik zal deze tekst nog een keer aan bod laten komen wanneer de plaats van de indianen in Steiners evolutionaire mensbeeeld ter sprake komt.
En kijk nu naar Steiner (uitleg bij de tekening, zie link, waarin hij de indianen afschildert als een decadente aftakking, niks Neanderthalers dus):
Moderatie: link hersteld
http://florisschreve.web-log.nl/.shared/image.html
Illustratie bij een lezing van Rudolf Steiner op 22 november 1907 in Basel, voor de leden van de Theosofische Vereniging. Het is niet zeker of deze tekening echt van Steiners hand is, maar volgens de heer Kugler van de Rudolf Steiner Nachlassverwaltung is het in ieder geval een getrouwe kopie van Steiners tekening. In deze tekening zien wij veel van al het voorgaande bij elkaar komen. Ten eerste de notie van de Wortelrassen, zoals die door Helena Blavatsky is vormgegeven (de Atlantiërs). Wij zien echter dat de lijn ononderbroken en opwaarts voortgaat tot de Europeanen. Kennelijk hebben de wortelrassen dus toch alles te maken met de huidige rassen. Ik denk dat niemand dat nog kan ontkennen. Een ‘decadente aftakking’ van de Atlantiërs is het ‘apengeslacht’ (zoals Blavatsky in de Geheime Leer uiteen heeft gezet). Een latere ‘decadente aftakking’ zijn de Indianen, het ras van de ‘Finsteren Saturn’ (kennelijk een tussenvorm van aap en Europeaan). Begeleidende tekst: ‘Von dem Punkte der Atlantische Zeit, wo Europäer und Indianer noch miteinander vereint waren, weiter zurückgehend, kommen wir in eine Zeit wo die Körper des Menschen noch verhältmäszig weich, von gallertatigen Dichtigkeit war. Da sehen wir wieder Wesen sich abzweigen und zurückbleiben. Diese Wesen entwickeln sich weiter, aber in absteigende Linie, und aus ihnen entsteht das Affengeseschlecht.Wir dürfen nicht sagen, der Mensch stamme vom Affen ab, sondern beide. Menschen und Affen, stammen von einere Form ab, die aber eine ganz andere Gestalt hatte als die Affen und heutigen Menschen. Die Abzweigung erfolgte von einem Punkte, wo diese Uniform die Möglichkeit hatte, einerseits aufsteigen zum Menschen und andreseits hinunterzufallen, zum Zerrbilde des Menschen zu werden’ (Cit. Eindrapport Commissie van Baarda, 411-412)
Moderatie: reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
22/02/2009 at 00:46
Als je in de tekst van van Oort ‘de Pekingmens, de Pithecanthropus en de Neanderthalers’ vervangt voor indianen, heb je ongeveer wat Steiner bedoelde (zie alle evolutiemodellen, getoond aan het begin van dit debat, waaronder dat van Poppelbaum, maar ook de twee tekeningen van Steiner zelf).
Floris Schreve Says:
22/02/2009 at 00:51
Trouwens veel dank voor de link naar ‘Blut ist ein ganz besonder Saft’. Dat was een tekst die ik nog niet had, althans de Duitse tekst. Maar kan er goed gebruik van maken, dus veel dank.
Floris Schreve Says:
22/02/2009 at 01:13
Dat van de geologische geschiedenis is overigens interessant. Steiner geeft een soort ‘occulte’ beschrijving van het ontstaan van de alpen in de vijfde voordracht, zoals je daarboven aangaf. En Helena Blavatsky smijt ook met geologische termen, zodra ze het over Atlantis of Lemurië heeft, bijv. :
The term “Atlantean” must not mislead the reader to regard these as one race only, or even a nation. It is as though one said “Asiatics.” Many, multityped, and various were the Atlanteans, who represented several humanities, and almost a countless number of races and nations, more varied indeed than would be the “Europeans” were this name to be given indiscriminately to the five existing parts of the world; which, at the rate colonization is proceeding, will be the case, perhaps, in less than two or three hundred years. There were brown, red, yellow, white and black Atlanteans; giants and dwarfs (as some African tribes comparatively are, even now).
† Says a teacher in “Esoteric Buddhism,” on p. 64: “In the Eocene age, even in its very first part, the great cycle of the fourth race men the (Lemuro) Atlanteans had already reached its highest point (of civilization), and the great continent, the father of nearly all the present continents, showed the first symptoms of sinking. . . .” And on page 70, it is shown that Atlantis as a whole perished during the Miocene period. To show how the continents, races, nations and cycles overlap each other, one has but to think of Lemuria, the last of whose lands perished about 700,000 years before the beginning of the Tertiary period (see p. 65 of the same work), and the last of “Atlantis” only 11,000 years ago; thus both overlapping — one the Atlantean period, and the other the Aryan.
Ik vraag me alleen af of we dit serieus moeten nemen (in wetenschappelijke zin). Maar Ton, neem jij dit wel serieus ? Daar zou ik op zich (nog steeds) wel een antwoord op willen. Geloof jij dat de brug met de wetenschap te slaan is? En daar zou ik nu wel graag antwoord op willen, dus heel graag.
Floris Schreve Says:
22/02/2009 at 23:16
Ton, wat jij over koken en borrelen zegt moet ik corrigeren. Het is een hele rare manier van uitdrukken (ik was daar in het begin ook ingetrapt en voor mij Toos Jeurissen), maar Steiner verstaat onder dat koken en borrelen de invloed van een bepaalde planeetkracht/abnormale geest van de vorm. Mars kookt en borrelt in het bloed van de Mongolen en Venu kookt en borrelt in het ademhalingssysteem van de maleisiërs. Ik heb alleen het idee dat het bij het zwarte ras wel letterlijk zo bedoeld is, omdat Steiner deze woordkeuze blijft hanteren buiten Die Mission, wat hij bij andere rassen niet doet. In Vom Leben und Menschen zegt hij ook nog dat de warmte in de neger zo wordt opgeslagen dat hij zwart uitslaat als steenkool.
Steiner: ‘Und weil er eigentlich das Sonnige, Licht und Wärme, da an der Körperoberfläche in seiner Haut hat, geht sein ganzer Stoffwechsel so vor sich, wie wenn in seinem Innern von der Sonne selber gekocht würde. Daher kommt sein Triebleben. Im Neger wird da drinnen fortwährend richtig gekocht, und dasjenige, was dieses Feuer schürt, das ist das Hinterhirn (..) Der Neger hat nicht nur dieses Kochen in seinem Organismus, sondern er hat auch noch ein furchtbar schlaues und aufmerksames Auge. Er guckt schlau und sehr aufmerksam (…) ‘Wenn er nun eine Zeitlang in der Erde geblieben ist, was wird er? Schwarze Kohle! Schwarz wird er, weil er, als ein Baum war, Licht und Wärme in sich aufgenommen hat’
‘Vom Leben des Menschen und der Erde; über das Wesen des Christentums’ (GA 349)
Dat laatste is dus echt koken en borrelen (hoe bedenk je dit trouwens?), verder is het een rare manier van uitdrukken hoe zo’n abnormale geest van de vorm doorwerkt via een van de organen of anderszins het lichaam van een bepaald ras.
Floris Schreve Says:
22/02/2009 at 23:20
Bovenstaand was trouwens een categorie 2, dwz ’schijnbaar sprake van een lichte vorm van discriminatie, maar dit citaat is slechts te duiden binnen de context van de antroposofie als geheel’.
Zeg dat wel inderdaad, er valt wel wat uit te leggen als dit een normaal onderdeel zou moeten zijn van een alomvattende levensvisie. Maar dan is er ook sprake van rassenleer.
Floris Schreve Says:
22/02/2009 at 23:37
Zie voor toelichting bij het ‘koken’ de bijbehorende tekening van R. Steiner: http://antroposofie.files.wordpress.com/2008/10/rassen2.gif
Hij heeft hier onder meer willen aangeven dat de zwarte alle warmte binnenhoudt, de aziaat een beetje warmte opslaat maar ook wat vrijgeeft en dat de blanke de grote schenker van warmte is. Hij straalt alles naarbuiten. Kortom de zwarte neemt en de blanke geeft (kun je op verschillende manieren over nadenken).
Vier conclusies:
Linnaeus heeft in de 10e editie van Systema Naturae een classificatie van menselijke variëteiten volgens continenten opgesteld met homo americanus bovenaan de ladder en homo europaeus, asiaticus en afer daaronder. Blumenbach heeft deze volgorde ‘geometrisch’ veranderd in mongools, amerikaans, kaukasisch, maleis en ethiopisch, met kaukasisch in het midden, mongools en ethiopisch als polariteiten, en amerikaans en maleis aan beide kanten daar tussenin (zie Baum p.65 en 80). Steiner’s constructie grijpt terug op de classificatie van Linnaeus met Blumenbach’s namen en met maleiers (zuid-aziaten) en semieten (abrahamieten) als toevoeging. Hij gebruikt eveneens Linnaeus’ toevoeging van temperamenten. (vgl. Bruce Baum, The rise and fall of the Caucasian race, 2006, http://books.google.com/books?id=TnVgKpqCxzQC&printsec=frontcover&hl=nl#PPA65,M1
Etnische groepen volgen bij Lamarck en Haeckel een lineair evolutiemodel, bij Darwin een vertakkend struikmodel met gemeenschappelijk voorouders op de knooppunten. Bij Blavatsky en Steiner volgen etnische groepen een lineair model, maar ze hebben onderling (lezing van 1907) en met indo-europeanen een gemeenschappelijke afstamming in het vroege Tertiair (Atlantis-mythe). Steiner gebruikte de term ‘europeaan’ kennelijk in twee betekenissen: kaukasiër en indo-europeaan. http://en.wikipedia.org/wiki/Ontogeny_recapitulates_phylogeny
Bij Steiner geldt de biogenetische wet van Von Baer en Haeckel (embryologische ontwikkeling herhaalt de evolutionaire ontwikkeling) wel voor dieren en voor ‘gedegeneerde’ (afwijkende) etnische groepen van de eerste migratie, maar niet meer voor de verjongde mens (juvenilisatie) van gemengde etnische groepen: (indo)europeanen, afrikanen, aziaten en overlevende 19e eeuwse amerikanen). http://8e.devbio.com/article.php?id=219
Buffon’s opvatting van uitsterven (degeneratie) van soorten en etnische groepen is direct gekoppeld aan klimaatverandering, bij Lamarck, Haeckel, Darwin, Blavatsky en Steiner aan een te sterke aanpassing aan de omgeving (overspecialisatie, epifyse-hormoon) en een verminderde fertiliteit (genetische flessenhals). Zie wiki/Degeneration, wiki/Lamarckism
Ton, allemaal heel interessant, maar ik had je iets gevraagd. Uit het bericht hierboven:
Meen jij Steiners opvattingen over rassen (overigens esoterie, geen wetenschap) te verklaren uit de toenmalige wetenschappelijke inzichten ja of nee? En wanneer ja, vind jij dan dat er een wetenschappleijke basis voor die opvattingen is? En het zou prettig zijn als je daar nu gewoon antwoord op geeft. Daar hebben wij iets meer aan dan flarden, of verschillende statements waarvan de onderlinge samenhang soms volstrekt onduidelijk is.
– De eigenschappen van de oorspronkelijke etnische groepen werken weliswaar door in deze tijd, maar het gaat tegenwoordig om mengingen van etnische groepen (genetische verschillen binnen groepen zijn – behalve bij huidkleur – groter dan tussen groepen). De prehistorische, ‘blanke’, kaukasische volkerengroep als zodanig bestaat bijvoorbeeld tegenwoordig niet meer, maar is vermengd geraakt met de dragers van de indo-europese culturen (o.a. natuurwetenschappen). Die vermenging geldt minstens vanaf de nieuwe tijd ook voor de oorspronkelijke Amerikaanse volkerengroep. Aan fossielen van vroege mensachtigen kun je niets van hun huidkleur of fysiologie zien. Alleen door genetische clusteranalyse of mogelijk talenanalyse of mythenanalyse kun je hun oorsprong in een bepaald continent misschien nog enigszins achterhalen, maar de etnische groepen zelf bestaan niet meer in deze tijd en zijn alleen met een historische, linguïstische, mythologische of biologisch-genetische hypotheses op een bepaalde manier te classificeren. Dat goldt voor de etnische classificaties in de 19e eeuw net zo goed als voor moderne pogingen.
– Je kunt deze prehistorische etnische groepen evenmin zonder schade op grond van de doorwerking van hun veronderstelde eigenschappen rechtstreeks naar deze tijd verplaatsen (een radicale actualiseringshypothese, zoals Steiner die toepast in de bouwvakkerslezingen), aangezien er ondertussen een onderlinge vermenging van de oorspronkelijke etnische groepen is opgetreden: ijstijd-europeanen zijn geen indo-europeanen.
– Overigens bestaan er ook moderne, alternatieve biologische hypotheses van vooral zoölogen over de vroege (Tertiaire) mens in het algemeen:
– De wateraap (aquatic ape)-theorie van Hardy, Morgan en Verhaegen
http://en.wikipedia.org/wiki/Aquatic_ape_hypothesis
– De zoöloog François de Sarre verdedigt een watermens-theorie en vermeldt Bolk, Poppelbaum en Steiner, en de hormonale verkalkingshypothese van Gould in: Über den Ursprung des Lebens und die Entstehungsgeschichte des Menschen 2003, http://www.fitnesstribune.com/arc/ift108_5.html, en in Man, as an ancestral vertebrate, 1989, http://cerbi.ldi5.com/IMG/_article_PDF/article_36.pdf
– Zie voor een uiteenzetting over de antroposofische evolutieleer in de 19e eeuwse biologische context (Haeckel, Snell, degeneratie) ook: Christoph Strawe, Marxismus und Anthroposophie – I. Teil: Materie und Bewusstsein, 5. Anthroposophische Evolutionslehre, naturwissenschaftliches Wissen und Materialismus, 1986
sozialimpulse.de/Marxismus_und_Anthroposophie/
Ja alleen een probleem, er is geen mens meer die Haeckel of Bolk serieus neemt, althans voor zover ik het weet. Dat zijn zijn bij mijn weten althans, sporen die in de wetenschap zijn doodgelopen. Maar Ton ik had je een hele concrete vraag gesteld. Daar kun je toch antwoord op geven?
Moderatie: reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
24/02/2009 at 13:17
Hier eea over Bolk en Haeckel, retardatie en recapitulatie (dan kan de rest ook meelezen)
Wetenschap naar antroposofisch believen
Ook in antroposofische kringen rijzen stemmen die een alternatief voor de darwinistische visie wensen te bieden. Eén daarvan komt van Jos Verhulst, naar eigen zeggen kwantumfysicus en amateurbioloog. Verhulst is in elk geval zeer bedrijvig in de antroposofie. Zijn antroposofische creativiteit blijkt vooral geïnspireerd door een zekere weerzin tegen een tweetal implicaties van de evolutietheorie: met name het materiële karakter van de evolutie en de “degradatie” van de menselijke soort. De homepage van Jos Verhulst liegt er niet om, ze begint met de woorden: “This is a page of resistance. Resistance against philosophical materialism”.
Door Stefaan Blancke
In 1859 verscheen On the Origin of Species, het bekende en beruchte boek van Charles Darwin. Hoewel de wetenschappelijke wereld de hierin beschreven evolutietheorie grotendeels heeft aanvaard, zijn er nog steeds mensen die er zich niet kunnen in vinden. Meestal hebben zij problemen met twee belangrijke, metafysische implicaties van de evolutietheorie, implicaties die Darwin zelf ten volle begrepen had. Ten eerste zijn we in staat om de verscheidenheid van en het ontwerp in het leven op aarde te verklaren aan de hand van natuurlijke, materiële factoren. De evolutie is dus niet gericht, noch bedoeld door een god of een ander geesteswezen. Ten tweede verliest de mens de belangrijke status die hij in de schepping door God kreeg toebedeeld, gebaseerd op het bezit van intelligentie, taal of godsvrucht. De mens is nu slechts het toevallige resultaat van het spel van noodzaak en toeval en had er evengoed niet kunnen zijn.
Het bekendste voorbeeld van anti-darwinisten zijn de creationisten, die in de Verenigde Staten aan een ontrustwekkende opmars bezig zijn. Zij geloven dat het leven ontstaan is zoals het in Genesis beschreven staat, met andere woorden dat God alles op aarde geschapen heeft en de mens bovenaan plaatste. Zij zijn echter niet de enigen. Ook in antroposofische kringen rijzen stemmen die een alternatief voor de darwinistische visie wensen te bieden. Eén daarvan komt van de Antwerpenaar Jos Verhulst, naar eigen zeggen kwantumfysicus en amateurbioloog. Verhulst is in elk geval zeer bedrijvig in de antroposofie. In dit artikel wil ik zijn theorie kort uiteenzetten en evalueren op haar eigen waarde en haar relatieve waarde ten opzichte van Darwins evolutietheorie. Hieruit zal blijken dat Verhulsts creativiteit geïnspireerd is door een zekere weerzin tegen de twee hierboven beschreven implicaties.
De basis voor zijn ideeën vindt Verhulst in de werken van Louis Bolk, een Nederlands antropoloog uit de jaren ‘20 van de vorige eeuw. Bolk had vastgesteld dat de mens heel wat anatomische trekken van een foetus behoudt in vergelijking met andere zoogdieren, in het bijzonder de mensapen. De mens is dus een neotenisch (letterlijk “jeugdhoudend”) wezen. Die neotenie gaat gepaard met een zeer trage ontwikkeling en een lang leven, retardatie genaamd. Volgens evolutiebioloog Stephen Jay Gould zijn Bolks bevindingen juist: we zijn inderdaad neotenisch en onze ontwikkeling verloopt traag. Bolk plaatst zijn bevindingen echter in een kader dat te bizar is om aanvaard te worden, meent Gould. Hij zoekt een verklaring in een algemene hormonale rem die ervoor zou zorgen dat we niet in apen veranderen. Die hypothese wordt echter tegengesproken door het feit dat de diverse delen van het lichaam van een menselijke foetus zich tegen een verschillend tempo ontwikkelen. Bolks discours is daarenboven onomwonden racistisch: de blanke, westerse mens behoudt meer van die jeugdige trekken dan de zwarte en is dus verder geëvolueerd. Ten slotte ziet Bolk de mens als het uiteindelijke doel van de evolutie: het beeld van de mens was vastgelegd in de foetus van de mensapen en gaf de richting aan waarin de aap verder zou evolueren. Hoe meer die foetale eigenschappen bewaard zijn, des te verder is de evolutie gevorderd. Kortom, in Bolks visie is de mens het doel van de schepping omdat hij meer op een foetus lijkt, en blijft lijken, dan andere dieren.
Dat is min of meer ook de overtuiging van Verhulst, al meent hij dat Bolks theorie onvolledig is. Bolk heeft bijvoorbeeld geen rekening gehouden met hypermorfosis, wat betekent dat ontogenetische laatkomers (laatkomers in de ontwikkeling van een individu) sterker groeien. Benen ontstaan bijvoorbeeld later dan armen en zijn daardoor relatief langer. Dit fenomeen strookt duidelijk niet met het neotenische karakter van de mens en vraagt om verdere verklaring. Verhulst wil die voorbeelden van hypermorfosis duiden zonder Bolks algemene visie en conclusie te moeten verwerpen. Hij maakt hiertoe gebruik van het biologische begrip “veralgemeende ontogenie” van de zoogdieren.
De veralgemeende ontogenie bestaat uit een aantal ontwikkelingspaden van zygote naar volwassen dier, bijvoorbeeld een voor de benen, een voor de armen, de vingers, de longen, enzovoort. Elk van die ontwikkelingspaden bestaat uit een aantal opeenvolgende ontwikkelingsstadia. Onder druk van natuurlijke selectie treedt er verandering op in de veralgemeende ontogenie en ontstaat er specificatie: nagels worden bijvoorbeeld klauwen. Dit fenomeen van specificatie heeft twee belangrijke eigenschappen. Ten eerste, hoe later in de ontwikkelingsfase, hoe meer kans op specificatie die de algemene ontwikkeling afremt of stopzet. Ten tweede, om een klein aantal specificaties in te bouwen, moeten er veel meer algemene ontwikkelingsfasen de baan ruimen. Verhulst maakt de vergelijking met het bouwen van de Eiffeltoren: “If you start changing the plans in the midst of the building process, the final height attained will be lowered, and the building time will be shortened accordingly. In the same way the total number of elementary steps in the ontogeny, and the corresponding life time, will be compressed when specialization disrupts the internal coherence of the original, generalized ontogeny.” Hoe meer specificatie, hoe minder ontwikkelingsstappen en hoe korter het leven van het dier. Volgens Verhulst behoudt de mens meer van zijn foetale kenmerken en wijkt hij dus het minst af van die veralgemeende ontogenie. Meer nog, de menselijke ontogenie weerspiegelt de veralgemeende ontogenie. De mens maakt dus heel wat ontwikkelingsstappen door en leeft hierdoor langer.
Verhulst gaat erg ver in het vereenzelvigen van de menselijke en de veralgemeende ontogenie. Wanneer hij het fenomeen van hypermorfosis bespreekt, stelt hij dat onze lange benen niet door natuurlijke selectie zijn ontstaan, maar simpelweg het resultaat zijn van de veralgemeende ontogenie. De armen van apen zijn ook relatief langer, maar dat is volgens Verhulst dan weer geen geval van hypermorfosis, wel van specificatie. Armen ontstaan vrij vroeg in de ontogenie en zouden dus relatief korter moeten zijn, zoals bij de mens. De armen van de aap zijn door natuurlijke selectie echter aangepast aan het klimmen en zijn daarom langer. De positie van onze grote teen (om rechtop te lopen), en de omvang van onze hersenen, in het bijzonder de neocortex, die ervoor zorgen dat we bewustzijn hebben, intelligent zijn en kunnen spreken, zijn dan wel weer sprekende voorbeelden van hypermorfosis en dus te verwachten resultaten van de veralgemeende ontogenie. Ze zijn dan ook geen adaptaties. Verhulsts conclusie luidt dan ook:
“(…) the particularities of human anatomy result from simple explicitation of the generalized mammalian ontogeny, and not from adaptations in a Darwinian sense. The unique capabilities of humans (speech, tool use, erect stance) do not result from specializations imposed on the generalized mammalian ontogeny, but from a straightforward explicitation of this generalized ontogeny. The human condition is the original one; the animal states are derived by specialization (presumably under the pressure of natural selection). As stated by Bolk, the appearance of humans was thus anticipated by evolution. This phenomenon of anticipation is at variance with any materialistic outlook on evolution.”
De theorieën van Verhulst bevatten drie populaire misverstanden over Darwins evolutietheorie. Ten eerste is er de idee van de evolutie als ladder: de opvatting dat reptielen onstaan zijn uit vissen, amfibieën uit reptielen, enzovoort, tot de mens zich uiteindelijk uit de aap ontwikkelde. Evolutie werkt echter niet volgens het laddersysteem, maar heeft veeleer een struik- of boomstructuur. De mens staat, kortom, helemaal niet aan het einde van de evolutie, maar is het voorlopige gevolg van een evolutie bij primaten, net zoals de zwarte weduwe een voorlopig resultaat is van een evolutie bij spinnen. Dat Verhulst deze opvatting huldigt, mag duidelijk worden bij zijn al te letterlijke gebruik van de term “hogere dieren”. Het is een biologische term die slaat op de graad van complexiteit in organismen, maar Verhulst ziet dit letterlijk als een rangschikking van organismen: hogere dieren staan volgens hem boven de lagere. Als de mens vervat ligt in de foetus van de hogere zoogdieren, is hij het summum van de evolutie. Volgens de evolutietheorie staan organismen echter helemaal niet boven, maar naast andere organismen, al zijn ze nog zo complex.
Het tweede misverstand, dat sterk verband houdt met het eerste, is dat de ontogenese van een organisme ons iets vertelt over de fylogenese, de evolutie van de soort. Bolk ontwikkelde zijn retardatietheorie als alternatief voor de recapitulatietheorie, die sinds de ontwikkeling van de genetica in opspraak was geraakt. Die theorie stelt dat uit de ontwikkeling van de mens van embryo tot volwassen individu de hele gang van de evolutie af te leiden is. Het embryo wordt bijvoorbeeld gelijkgeschakeld met het stadium van de vissen, de daaropvolgende stap in de ontwikkeling met de reptielen, en een kind met een aap of een zwarte Afrikaan. Als een mens al die ontwikkelingsfasen moet doorlopen om echt mens te worden, betekent dit dat hij heel snel alle evolutionaire stappen die aan de mens voorafgingen moet doorlopen om nog tijdens zijn leven het eindpunt “mens” te bereiken. Een kikker heeft daarentegen niet zoveel haast, want die staat niet zover in evolutie. De retardatietheorie beweert het tegenovergestelde: de mens ontwikkelt zich heel traag en behoudt hierdoor heel wat jeugdige trekken (Ever since Darwin. 1977 (1973), NY/London, S.J. Gould). Niettemin blijft er bij Bolk en Verhulst een analogie bestaan tussen onto- en fylogenese. Beiden trekken uit de ontwikkelingslijn van een organisme duidelijk conclusies over de evolutie van de soort waartoe dat organisme behoort.
Ten derde werkt het belangrijkste mecha-nisme van de evolutie, natuurlijke selectie, niet in op soorten, zoals Verhulst lijkt te denken, maar op individuele orga-nismen. Het is dan ook onduidelijk hoe de menselijke soort al van bij de start van de evolutie kon liggen wachten tot ze uiteindelijk te voorschijn zou komen, als diezelfde evolutie zich geen jota aantrekt van het bestaan van soorten.
Volgens Verhulst is de mens echter gered uit de klauwen van natuurlijke selectie en gelden voor hem niet dezelfde regels. De menselijke eigenschappen zijn dan ook geen adaptaties, maar eenvoudigweg een realisering van de veralgemeende ontogenie. Verhulst geeft toe dat het lijkt alsof onze benen en onze voeten aangepast zijn aan het rechtop lopen, dat onze handen aangepast zijn aan het gebruik van allerlei werktuigen, maar schijn bedriegt volgens hem. Nochtans zijn rechtop lopen, het gebruik van werktuigen, taalgebruik en alle andere menselijke eigenschappen die Verhulst opsomt, onmiskenbaar aanpassingen van een organisme aan zijn omgeving. Waarom zouden we ze dan als iets anders beschouwen? Zelfs voor de feiten die Verhulst aanwendt om onze soort te isoleren, met name dat de mens sterk op een foetus lijkt, kunnen we een adaptionistische verklaring bedenken. Gould meent dat onze vertraagde ontwikkeling verband houdt met het feit dat we bovenal afhankelijk zijn van ons leervermogen en dat dit de tijd moet krijgen om zich te ontwikkelen (Gould 1977: 68).
Verhulsts feiten vergen dus helemaal geen nieuwe interpretatie van de evolutie, maar kunnen binnen de bestaande evolutietheorie een plaats krijgen. Zijn theorie is erg mager, zeker in vergelijking met Darwins consequente houding dat ook de menselijke soort het resultaat is van natuurlijke selectie. Darwins evolutietheorie verklaart zowel de verschillende vormen van snavels bij vinken als het gebruik van taal bij de mens. Verhulst erkent dat eerste, maar ontkent het tweede.
Waarop berust Verhulsts theorie dan wel? Het antwoord ligt voor de hand: op de onvrede met de twee geschetste implicaties van Darwins theorie, met name het materiële karakter van de evolutie en de “degradatie” van de menselijke soort. Verhulst hoopt met zijn bevindingen aan te tonen dat de mens verwacht werd door de evolutie, iets wat niet verklaard kan worden vanuit een louter materialistische visie. Ik hoop te hebben aangetoond dat zijn theorie meer op die hoop dan op bewijsmateriaal berust en dat de hedendaagse evolutietheorie vooralsnog geen aanpassingen vraagt.
——————————–
Stefaan Blancke is licentiaat in de wijsbegeerte.
De reactie van Jos Verhulst op het artikel vindt u hier (pdf):
http://users.telenet.be/antroposofie/vanaf40/SKEPP.pdf
Reactie op de reactie, door Stefaan Blancke:
De gerichte evolutie bij Verhulst. Gelezen, maar niet goedgekeurd. Slot, door Stefaan Blancke.
In Wonder en is gheen Wonder 3/2004 verscheen een artikel van mijn hand over de evolutietheorie van Jos Verhulst, die stelt dat de mens het resultaat is van een principe dat er doorheen de evolutie naar streefde de menselijke Gestalt te ‘materialiseren’. In dat artikel, geschreven op basis van een samenvatting op de website van Verhulst, toonde ik aan dat Verhulst hierbij drie misvattingen over de evolutie aanhangt en dat zijn theorie ontstaan is uit onvrede met de materialistische consequenties van Darwins theorie. Verhulst reageerde vrijwel onmiddellijk. Hij benadrukte dat ik beter zijn boek had gelezen, zodat ik zou gemerkt hebben dat hij die drie vernoemde opvattingen helemaal niet huldigt. Nu, ik moet Verhulst gelijk geven. Ik had inderdaad beter zijn boek gelezen.
In Developmental Dynamics (Adonis Press 2003) wil Verhulst aan de hand van een vergelijkende morfologie tussen mens en mensaap aantonen dat we de mens kunnen beschouwen als de telos, het Aristotelische doel van de evolutie. Hij meent dit te kunnen realiseren door te verwijzen naar twee typen van kenmerken bij de mens. Het eerste type is het resultaat van foetalisatie of neotenie. De mens behoudt bij de ontogenetische ontwikkeling veel kenmerken die de foetus ook bezit, terwijl de mensaap er vaker van ‘afwijkt’. Voorbeelden hiervan zijn de positie van het foramen magnum, de haargroei en het relatief vlakke gelaat. De tweede soort kenmerken worden veroorzaakt door de inhaalbeweging van ontogenetische laatkomers (hypermorfosis). Deze kenmerken wijken af van de foetale vorm, maar realiseren tegelijkertijd de specifieke, unieke capaciteiten en eigenschappen van de mens. Voorbeelden hiervan zijn onze lange benen (nodig voor het rechtop lopen), de afdaling van de larynx (nodig voor taal) en onze handige handen. Beide fenomenen treden op als gevolg van een algemene retardatie in de menselijke ontwikkeling, waardoor het algemene zoogdierenbouwplan wordt gerealiseerd.
Ik ben geen bioloog, dus voel ik me niet geroepen de gegevens die Verhulst aandraagt, in twijfel te trekken. Als ik S.J. Gould mag geloven (Ever since Darwin, New York, 1977), zijn neotenie en hypermorfosis (en retardatie in het algemeen) inderdaad twee zeer interessante fenomenen in de ontwikkeling van een foetus naar een volwassen menselijk organisme en hebben ze een belangrijke rol gespeeld in het ontstaan van de menselijke soort. Nu, noch hypermorfosis, noch foetalisatie brengt de idee in gevaar dat soorten ontstaan zijn door natuurlijke selectie. Verhulst geeft ook min of meer toe dat de feiten die hij aandraagt niet in tegenspraak zijn met de theorieën die we nu hebben. Het kan ook niet anders: waar natuurlijke selectie verklaart hoe soorten ontstaan en waarom ze zijn wat ze zijn, verwijzen hypermorfosis en foetalisatie slechts naar een manier waarop variaties kunnen optreden. Eigenschappen of vermogens die het resultaat zijn van hypermorfosis of foetalisatie zijn hierdoor niet vrij van een functionele, adaptionistische verklaring; ze zijn zelf een product van natuurlijke selectie. Mocht een van de menselijke geretardeerde eigenschappen of vermogens Darwins theorie weerleggen, dan zou er twijfel kunnen rijzen, maar dat is nergens het geval.
Tegenover natuurlijke selectie als antwoord op het waarom van onze eigenschappen stelt Verhulst dan ook niet retardatie, maar het vage principe dat er doorheen de evolutie naar zou streven de al even wazige menselijke Gestalt te materialiseren. Het is problematisch dat Verhulst over deze termen zo in het ongewisse blijft, maar het is begrijpelijk. De menselijke Gestalt kan immers niet anders worden omschreven zonder een verwijzing naar de mens zelf. Als we de vraag stellen waarom de mens de eigenschappen en vermogens heeft die hij heeft, dan luidt het antwoord: omdat de mens op die manier de menselijke Gestalt realiseert, of anders, omdat de mens op die manier de vorm realiseert waarop de mens gelijkt. Dat ligt me nogal voor de hand en, wat erger is, het waarom van de menselijke eigenschappen blijft, wegens het tautologische karakter van de verklaring, nog steeds onbeantwoord. We kunnen immers nog steeds de vraag stellen waarom de menselijke vorm is wat hij is, waarom de mens het lichaam heeft dat hij heeft. Hier moet, in the end, ook Verhulst teruggrijpen naar functionele, en dus mogelijk adaptationistische, verklaringen.
Op basis van feiten die in niets de darwinistische evolutietheorie weerleggen, biedt Verhulst niet alleen een verklaring die geen verklaring is, maar die ook expliciet in tegenspraak is met de evolutietheorie van Darwin, onder meer door de drie eigenschappen die ik in het vorige artikel heb opgesomd. Ten eerste, door de teleologische component en het criterium van de al dan niet realisatie van de menselijke Gestalt, creëert hij een ladder met een richting waarin er kan opgeklommen worden en met sporten waarvan de plaats door het criterium wordt vastgelegd. Hoeft het nog gezegd dat de mens helemaal bovenaan staat? Waar staan echter de banaan, het korstmos en het hiv-virus? In hoeverre zijn zij weggespecialiseerd van de menselijke vorm? Ten tweede ontkent Verhulst dat zijn evolutie op het niveau van soorten werkt, maar het blijft mij een raadsel hoe één soort dan van bij het begin van de evolutie kan liggen wachten op realisatie, hoe die soortinformatie reeds in het dna van de eerste ééncelligen kon worden gecodeerd, wanneer het niet zo is. Ten derde, ontogenese geeft vaak interessante feiten prijs over fylogenese. Dat wou ik ook niet ontkennen, maar het is een andere zaak om op basis van enkele ontogenetische fenomenen te speculeren over hoe de gehele evolutie van de menselijke soort laddergewijs is verlopen. Onder meer omwille van deze drie kenmerken is het onmogelijk om, zoals Verhulst het wil, de mens als resultaat van een teleologisch principe (een hemelhaak, in Dennetts terminologie, zie Daniel C. Dennett: Darwins gevaarlijke idee, Contact, 1995) te beschouwen en de rest van de fauna en flora als het resultaat van natuurlijke selectie (een kraan). Je kunt niet het ene en het andere hebben.
Er rijzen echter nog een heleboel vragen. Waarom heeft het bijvoorbeeld zo lang geduurd tot de mens er was, als dit op een doelgerichte wijze is gebeurd? Eéncellig leven ontstond ongeveer drie miljard geleden, complex leven een miljard jaar geleden (Steven Pinker: Hoe de menselijke geest werkt, Contact, 1998). Die tijd is ruim voldoende voor natuurlijke selectie om complexe wezens als de mens te creëren. Je zou dan toch verwachten dat een doelgerichte evolutie er iets minder lang over zou doen. Daarenboven kunnen we ons ook afvragen waarom iets ernaar zou streven de mens te realiseren. Als je ziet tot welke gruwelijkheden mensen in staat zijn en hoe we met de wereld omspringen, dan rijst de vraag of we wel een zo wenselijk doel zijn.
Ook zijn er een aantal storende hiaten in Verhulsts theorie. Zo weigert hij de menselijke hersenen als een adaptief orgaan te beschouwen, zoals dat vandaag wordt gedaan in de evolutiepsychologie, een wetenschapstak die zeer interessante resulaten boekt (zie bijvoorbeeld, in Vlaanderen, Waarom we willen wat we willen, Lannoo 2004, onder redactie van Marc Nelissen), maar waarover Verhulst met geen woord rept. Ook over de genetica blijft Verhulst, op een tweetal bladzijden na (over de retardatie in dna), in het ongewisse. Nergens geeft hij aan hoe willekeurige mutaties in genen kunnen leiden tot een doelgerichte evolutie. Je kunt dat ook niet echt verwachten als je je theoretische bouwstenen haalt bij een predarwinistisch denker, Goethe, en een onderzoeker uit de tijd van de ‘eclipse of darwinism’, Louis Bolk (over de ‘darwinian eclipse’, zie o.a. Peter Bowler: Evolution. The history of an idea. University of California Press 2003). De moderne synthese, waarbij Darwins evolutietheorie en de mendeliaanse genetica gecombineerd werden en leidde tot de ontwikkeling van het huidige neo-darwinisme, lijkt volledig aan Verhulst voorbij gegaan zijn.
Een heleboel zaken heb ik onbesproken gelaten (het fenomeen van synergistic composition of de rol van het bewustzijn), maar ik denk dat ik duidelijk heb gemaakt dat Verhulsts theorie er zeker niet in slaagt om zich als een alternatief te presenteren voor de darwinistische evolutietheorie. Hij kan geen enkel feit presenteren dat om een nieuwe interpretatie vraagt, maar creëert niettemin een nietsverklarende, tautologische theorie die we dan ter vervanging zouden moeten nemen van een theorie die erin slaagt om een talloze hoeveelheid fenomenen te verklaren, inclusief het gedrag, de vermogens en de eigenschappen van de menselijke soort. Niet dus.
———-
Noot van de redactie In Wonder en is gheen Wonder (nr. 3 – 2004) werd een artikel gepubliceerd “Wetenschap naar antroposofisch believen”, over de ideeën die antroposoof Jos Verhulst uiteenzet op zijn website. Bovenaan dit artikel stond de aanduiding “Boekbespreking”, een opmaakfout door het copy-pasten van de layout. Het artikel van Blancke is namelijk gebaseerd op de ideeën die Verhulst op zijn website verkondigt (wat onderaan het artikel vermeld stond). Die ideeën blijken overigens niet erg te verschillen met wat Verhulst uiteenzet in zijn boek, wat op z’n minst bevreemdend en tegenstrijdig zou geweest zijn. Ze zijn wel in strijd met de centrale bevindingen uit de evolutiewetenschappen.
Skepp
Floris Schreve Says:
24/02/2009 at 13:21
Maar Ton, je zou ook gewoon antwoord kunnen geven. Dit is een racisme-debat, dus graag antwoord op de vraag: wat beoog je eigenlijk, behalve wat linkjes achterlaten naar artikelen over achterhaalde wetenschappelijke wetenschappelijke theorieën? Dus gaarne antwoord. En dan ook antwoord op de vraag: vind jij dat er een wetenschappleijke basis is voor Steiners rassenleer?
Floris Schreve Says:
24/02/2009 at 18:57
Met excuses voor de foutjes in bovenstaand bericht. Verder ben ik in blijde afwachting van iets meer klaarheid. Mijn nieuwe bijdrage groeit gestaag. De bespreking van de Akasha-kroniek is vrijwel af, dus wellicht dat ik daar nog tussendoor wat van lanceer (uiteindelijk net zoiets geworden als mijn gedetailleerde bespreking van Die Mission, alleen gaat gaat het nu over Toeraniërs en hun lusten en begeerten, Tolteken die helemaal geen Tolteken zijn, Mongolen in Atlantis en de Mongolen van nu (is precies hetzelfde volk volgens Rudolf Steiner), Oersemieten en Ariërs, Manu met een vreemd soort eliteklasje waaruit een nieuw ras moest worden gevormd, afhakers die zich met andere rassen gingen verpozen, de komst van een nieuwe wereldleraar aan het einde van ons tijdperk die ons het ‘weten’ gaat bijbrengen, Lemuriërs die de jongens martelden terwijl de meisjes moesten fantaseren en als grote constante, rassen die aan het verharden waren, te vroeg verhardden, op tijd verhardden, enz., enz. Degenen die in de materie thuis zijn zullen de bovenstaande opsomming wel herkennen. Voor degenen die dit niet zijn, dit gaat allemaal ter sprake komen.
Floris Schreve Says:
24/02/2009 at 19:08
Overigens wordt niet het hele boek en detail behandeld. Het zijn vooral hoofdstuk 1, 2 en 3 (waarvan 1 en 2 vrijwel volledig, 3 een paar fragmenten en dan nog een aantal passages uit andere hoofdtukken, vooral hoofdstuk 6, 10 en 16
Floris Schreve Says:
24/02/2009 at 19:18
Heb me in de nummering vergist. Het wordt
1. kort inleidend hoofdstuk
2. Atlantis
3. Na Atlantis
4. Lemurië (fragmentarisch)
6. de scheiding van de geslachten (kort fragment)
10 Enkele noodzakelijke kanttekeningen (kort fragment)
16 Het leven op aarde (fragment)
Dit alles wel met een all over evolutieschema zodat het duidelijk is hoe de ontwikkelingen in elkaar zitten en met de nodige uitstapjes naar de Secret Doctrine van Helena Blavatsky.
Naar aanleiding van Floris’ uitgebreide bijdrage die onderweg is, mocht al een stuk over ‘Wortelrassen, onderrassen en rassen’ online worden gezet.
Te lezen op: Onderzoek/wortelrassen.onderrassen.rassen.pdf
mijn stuk staat erop. Ter promo de inleiding (het is een direct vervolg op mijn Mission bespreking):
Wortelrassen, onderrassen en rassen
Uit het voorgaande is gebleken dat er, wanneer de rassen ter sprake komen, er vaak wordt verwezen naar voorgaande tijdperken, toen de mens nog een weke vorm zou hebben (Lemurië), of naar het roemruchte, in de zee verzonken en mythische continent Atlantis, toen de mens nog buigzaam was en geen verhard bottenstelsel had (de mens is volgens Steiner veel ouder dan de reguliere wetenschap stelt, maar er zijn natuurlijk geen fossiele resten bewaard gebleven van deze ‘nog niet verharde mensen’). Voor de geschiedenis van de mensheidsevolutie zijn dit in de antroposofie wezenlijke zaken, die nauw samenhangen met Steiners kijk op het ontstaan en de functie van de verschillende mensenrassen en zelfs van zijn totale kosmologie. Rudolf Steiner heeft deze aarde-evolutie onder andere uiteen gezet in twee van zijn belangrijkste werken, ‘Aus der Akasha-Chronik’ (1908, GA 11) en ‘Geheimwissenschaft’ (1909, GA 13).
In de oorspronkelijke betekenis staan de begrippen wortelras en onderras niet synoniem voor ‘mensenras’, zoals wij dat nu definiëren (en Steiner het gebruikt in Die Mission einzelner Volksseelen). Met deze begrippen worden in eerste instantie tijdperken bedoeld (al slaat het wel degelijk voor de dominante cultuur of zelfs menselijke levensvorm van dat moment). Volgens Steiner is de aarde niet alleen materieel geëvolueerd, maar vond er ook een afdalende ‘involutie’ plaats, van zuiver geest tot uiteindelijk bezielde stof. ‘Dat wat boven is neigt naar beneden en dat wat beneden is neigt naar boven’ luidt de tekst van Hermes Trismegistus, zo’n beetje de oertekst van de hermetische filosofie en de westerse esoterische traditie, die in de negentiende eeuw werd ‘herontdekt’ en door de theosofie werd geïncorporeerd, net als later door de antroposofie . Wellicht is het zinvol om eerst die zg aarde-evolutie in beeld te brengen. Volgens Steiner heeft de aarde een aantal stadia doorlopen, waarbij de mens al in het begin aanwezig was, zij het voor het grootste deel niet in materiële vorm. Ook de aarde bestond in het begin nog niet uit verdichte materie, de vorm was in eerste instantie ook zuiver geestelijk. In die zin is er sprake van ‘involutie’ van geest naar stof. Tegelijkertijd gold er voor de te ontstane levensvormen op aarde het omgekeerde. Hoe meer de aarde en de materie zich verdichtte hoe hoger ontwikkeld de levensvormen (het onderscheid ‘minerale fase’, ‘plantenfase’, ‘dierlijke fase’ en ‘mens’). Ogenschijnlijk heeft de evolutielijn grote overeenkomsten met de Darwinistische notie van evolutie. Maar er is wel een principieel verschil. Waar het Darwinisme uitgaat van toevallige mutatie met de grootste kans op voortbestaan door de meest geschikte (wat primitief uitgedrukt ‘survival of the fittest), is de evolutie in de antroposofie teleologisch van aard. De evolutie werkt naar een doel toe en niets gebeurt er zomaar. Alles is onderdeel van een groot ‘kosmisch plan’, waarin alle hiërarchieën, ook de geestelijke hiërarchieën boven de mens (aartsengelen, engelen, tronen, cherubijnen, serafijnen, etc., al ter sprake gekomen bij de bespreking van Die Mission) een bepaalde rol te vervullen hebben. Zoals het Darwinisme door toeval en ‘zinloosheid’ wordt gekenmerkt, zo heeft binnen de antroposofie alles ‘zin’ en een functie (tot en met verdwijnende rassen, zoals we hebben gezien).
Ik laat dit zien aan de hand van een schema uit het mij zo bekende en geliefde Belgische antroposofische tijdschrift ‘de Brug’:
1ste vormfase: hoger devachaan
2de vormfase: lager devachaan
3de vormfase: astrale wereld
4de vormfase: fysieke wereld:
1ste tijdvak: Polaris
2de tijdvak: Hyperborea – de huidige zon scheidt zich af
3de tijdvak: Lemurië – de huidige maan scheidt zich af
4de tijdvak: Atlantis
zondvloed
5de tijdvak: Na-Atlantis de zeven gemeenten uit de Apokalyps
1) Oud-Indische cultuurperiode = Efeze
2) Oud-Perzische cultuurperiode = Smyrna
3) Egyptisch-Babylonische cultuurperiode = Pergamum
4) Grieks-Romeinse cultuurperiode= Tyatira
5) Huidige cultuurperiode = Sardes
6) Russische cultuurperiode = Philadelphia
7) Amerikaanse cultuurperiode = Laodicea
grote oorlog van allen tegen allen
6de tijdvak: de zeven zegels uit de Akopalyps
7de tijdvak: de zeven bazuinen uit de Apokalyps
de fysieke aarde verdwijnt en gaat over in een astrale toestand
– 5de vormfase: hogere astrale wereld
– 6de vormfase: vervolmaakt lager devachaan
– 7de vormfase: vervolmaakt hoger devachaan
De ontwikkeling van de aarde heeft voor onze tijd een aantal eerdere tijdperken gekend (een paar zijn al ter sprake gekomen). Deze tijdperken vormen weer een onderdeel van een nog veel groter evolutiemodel, zoals bovenstaand is te zien. Ik zal dit ‘grote model’ hier buiten beschouwing laten (wordt uitgebreid toegelicht in oa Geheimwissenschaft, waar ook de ‘toekomstige’ tijdperken worden beschreven ). In dit verband volstaat het om de tijdperken te noemen die aan het onze vooraf gingen, te weten Polaris, Hyperborea, Lemurië, Atlantis en nu dus het huidige. Te zien is ook de indeling van de cultuurperiodes in het huidige tijdperk. Deze indeling van de cultuurperiodes hebben we eerder al eerder gezien aan het slot van de vierde voordracht van Die Mission en zal later in dit betoog nog uitgebreid worden behandeld. Van belang is in dit verband om te laten zien dat ook Atlantis (waar de mens uiteindelijk zijn stoffelijke vorm aannam en verschillende vermogens ontwikkelde die voor de mens in de hedendaagse vorm gelden) verschillende cultuurperiodes/onderrassen heeft gekend. Dit zijn achtereenvolgens:
1. Rmoahals (Gefühle, Sinnesgedächnis, Sprache)
2. Tlavatli (Erinnerung, Ahnenkult)
3. Ur-Tolteken (persönliche Erfahrung)
4. Ur-Turanier (persönliche Machtfülle)
5. Ur-Semiten (Urteilskraft, Rechnen)
6. Ur-Akkadier (Anwendung der Urteilskraft, “Gesetze”)
7. Ur-Mongolen (verlieren die Macht über die Lebenskräfte, behalten aber den Glauben daran)
Deze ‘Atlantische cultuurperiodes/onderrassen’ worden gedetailleerd besproken in de Akasha-kroniek, om precies te zijn in het hoofdstuk ‘Unsere Atlantische Vorfahren’ en in ‘Übergang der vierten in die fünften Wurzelrasse’ . Later zullen deze cultuurperiodes nog belangrijk worden, vooral de vijfde cultuurperiode van de zg ‘Oer-Semieten’.
Terug naar de grotere evolutie en involutie lijn. De bioloog Hermann Poppelbaum, een belangrijk volgeling van Rudolf Steiner heeft dit model een keer op een overzichtelijke manier uitgetekend (zie figuur 1)
Wij zien hier dus een integratie van de bijna correcte Darwinistische lijn met die van de aarde –evolutie. Steiner heeft dit model overigens zelf ook een keer uitgetekend (in 1907, GA 100, fig. 2). Hier zin wij één stijgende lijn. Aan de linkerkant zijn de aardetijdperken/wortelrassen weergegeven, aan de rechterkant zien wij de materiële evolutie. Van belang is om op te merken dat de mens vanaf het begin al aanwezig was, zelfs voordat de eerste reptielen waren ontstaan. De mens was er toen nog niet in materiële vorm, maar als geestelijke entiteit of als nog niet verdichte materie. Pas in een later stadium is de figuur ‘mens’ zich gaan
materialiseren. Overigens is hier meteen een schokkend detail te zien (niet weergegeven in het model van Poppelbaum). Het blijkt dat Steiner de indianen plaatst tussen de apen en de Ariërs. De verklaring moet worden gevonden in het volgende. Volgens Steiner werden alle vormen ‘voorbereid’ in de geestelijke wereld (bij Poppelbaum de involutielijn en onderstaand de linkerkant van de lijn). Op een gegeven moment gaan deze vormen zich materieel manifesteren (bij Poppelbaum de opklimmende evolutielijn, hieronder de rechterkant van de lijn). Dat neemt niet weg dat Steiner de indianen zag als een evolutievorm dat tussen de aap en de Arïer
http://antroposofie.files.wordpress.com/2008/10/model_poppelbaum.jpg
http://antroposofie.files.wordpress.com/2008/10/steiner_entwicklung_der_menschheit.jpg
Links: Fig. 1 Evolutiemodel Hermann Poppelbaum
Rechts: Fig. 2 Evolutiemodel Rudolf Steiner bij een lezing in 1907 (GA 100). Bijbehorende tekst: ‘Wir könnten auch ohne weiteres Haeckels Stammbaum übernehmen, der Unterschied ist nur der, daß Haeckel erst die Tierformen enstehen und diese sich dann bis zum Menschen hinaufentwickeln läßt, während wir in der Uniform bereits den Menschen sehen und die Tierwelt nur als Abzweigung, als entartete Menschen betrachten. Tatsächlich ist der Mensch der Erstgeborene der Erde; er hat sich in gerader Linie weiter entwickelt, hat die andern Wesen an den verschiedenen Etappen zurückgelassen’. Op Haeckel kom ik nog terug. Duidelijk is dat in Steiners visie de mens wel erg als het centrum van de schepping (al vanaf het begin aanwezig, zij het nog niet in materiële vorm, zie overigens ook Poppelbaum) zag en dan vooral de Arische mens. De indianen krijgen de plek van ‘hoogste diersoort’ toegewezen, althans daar heeft het in dit model alle schijn van. Maar hier wordt het verhaal van het te vroeg verharden van de indianen enigszins inzichtelijk, als mensen die zich ‘te vroeg materialiseerden en nu ‘decadent’ zijn geworden’. Diervriendelijk is deze omschrijving overigens ook, met de voorstelling van dieren als ‘ontaarde mensen’. Wat dat betreft is de antroposofie behoorlijk ‘antropocentrisch’ en wat betreft de anders gekleurde medemens zeker ‘aryo-centrisch’. Overigens is het voor mij onbestaanbaar dat je na kennisneming van deze tekening, die NB het evolutiemodel moet voorstellen (dus niet zomaar iets) je doodleuk kunt beweren dat er géén sprake is van rassenleer.
en de Ariër. Dat geldt niet alleen voor deze tekening. Hij zag de indianen daadwerkelijk als ‘te vroeg verharde mensen, die daarom decadent zijn geworden’. Dit heeft hij vele malen en in verschillende werken verklaard. Overigens heeft de van Baarda-commissie de uitspraak die bij deze tekening hoort in de eerste categorie geplaatst, mede vanwege deze tekening. Ik zal die uitspraak, samen met de tweede bijbehorende tekening pas behandelen wanneer ik specifiek op Steiners visie op de indianen inga. Het gaat mij hier om het algemene beeld Voor hier haal ik nu een passage uit Die Mission einzelner Volksseelen terug: ‘Da haben die Indianer nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch ahnen konnte etwas von der alten Größe und Herrlichkeit eines Zeitalters, das in der alten atlantischen Zeit vorhanden war, wo noch wenig um sich gegriffen hatte die Rassenspaltung, wo die Menschen hinaufschauen konnten nach der Sonne und wahrzunehmen vermochten die durch das Nebelmeer eindringenden Geister der Form. Durch ein Nebelmeer blickte der Atlantier hinauf zu dem, was sich für ihn nicht spaltete in eine Sechs- oder Siebenheit, sondern zusammenwirkte. Das, was zusammenwirkte von den sieben Geistern der Form, das nannte der Atlantier den Großen Geist, der in der alten Atlantis dem Menschen sich offenbarte. Dadurch hat er nicht mit aufgenommen das, was die Venus-, Merkur-, Mars- und Jupiter-Geister bewirkt haben im Osten. Durch dieses haben sich gebildet alle die Kulturen, die in Europa in der Mitte des neunzehnten Jahrhunderts zur Blüte gebracht wurden. Das alles hat er, der Sohn der braunen Rasse, nicht mitgemacht. Er hat festgehalten an dem Großen Geist der urfernen Vergangenheit’. (fragment citaat 117, zesde voordracht)
Laten we precies kijken naar wat Steiner hier zegt. Hij begint dat de indianen zijn bagage/erfgoed heeft meegenomen van de Atlantische cultuur, toen hij dit continent verliet en zich in het westen (Amerika) vestigde. Hij had nog een besef van oude Atlantische cultuur, toen het contact met de hogere geestelijke wezens en zelfs in staat was ze waar te nemen. Dat ‘Nebelmeer’ is overigens in dit verband zeker interessant; in de Atlantische tijd was de materie nog minder verdicht en was de aarde gehuld in een ‘nevelzee’. De zes of zevenheid zijn de elohim, de geesten van de vorm, waarvan er zes vanuit de zon werken en in een vanuit de maan. Maar de indiaan had zich vastgeklampt aan de oude cultuur van Atlantis en de nieuwe cultuurontwikkelingen, die in het oosten waren ontstaan vanuit de werking van Venus, Mercurius en Jupiter, waren aan hem voorbij gegaan. Kortom, een ras dat zijn beste tijd heeft gehad en misschien meer bij Atlantis hoorde dan bij het huidige tijdperk.
Hoe verhoudt zich dit tot de zg. wortelrassen en onderrassen, of in Steiners latere terminologie Zeitalter/Kulturepochen? Hiervoor moeten we kijken naar zijn beroemde voorgangster van wie Steiner veel heeft overgenomen. Oorspronkelijk heeft hij deze termen ontleend aan Helena Blavatsky, de grondlegster van de Theosofische beweging, waarvan Steiner een tijd deel van uitmaakte, voordat hij zijn nieuwe antroposofische beweging startte. Het was Helena Blavatsky die de leer van de wortelrassen en de aarde-evolutie formuleerde. Deze heeft zij vooral uiteen gezet in haar monumentale werk The Secret Doctrine, naast Isis unveiled haar belangrijkste werk.
De relatie tussen de uitdrukkingen ‘5e wortelras´ en ‘blanke ras’ die het pdf ‘Wortelrassen, onderrassen en rassen’ legt leunt sterk op één citaat van Blavatsky over ‘the white (Aryan, Fifth Root-Race)’ aan het eind van haar Geheime Leer (deel 2, p. 780). Een heel andere, uitgebreidere beschrijving van Blavatsky staat in deel 2 op p. 249: ‘The Aryan races, for instance, now varying from dark brown, almost black, red-brown-yellow, down to the whitest creamy colour, are yet all of one and the same stock — the Fifth Root-Race — and spring from one single progenitor, called in Hindu exotericism by the generic name of Vaivasvata Manu …’. Vanwege de historisch beladen connotaties die de uitdrukkingen hebben gekregen, lijkt het mij beter om het leggen van een eenduidige relatie tussen ‘5e wortelras´ en ‘blanke ras’ voorlopig op te schorten. Dan zou de laatste zin in deel 4 van de tussentijdse conclusie komen te vervallen.
Ook de verkorte uitdrukkingen ‘nieuw ras’ (p. 43, 47, 49, 50, 57) en ‘arisch ras’ (p. 9, 14, 34, 42, 44, 50), als afkorting voor het ‘5e wortelras’, suggereren die relatie in plaats van de relatie verder te analyseren. Kijk bijvoorbeeld naar de in het pdf op p.49 beschreven vermenging van de nieuwe culturen van het ‘5e wortelras´ met al eerder ontstane ‘andere rassen’, waarvoor de precolumbiaanse ‘indianen’ in de tekeningen model staan. Maakte het gevormde, ‘abnormale’, ‘blanke’, ‘europese’, ‘kaukasische ras’ niet evengoed deel uit van die ‘andere rassen’? Als dat zo is, welke speciale relatie bestaat er dan nog tussen het ‘5e wortelras´ en het ‘blanke ras’? Dan kan de tussentijdse conclusie misschien beter worden aangevuld met een zin over ‘rassenvermenging’.
Ton, daar is wel een antwoord op. Wel zou ik daar precies de literatuur bij moeten zoeken, maar ik meen dat ook Steiner er een keer iets over heeft gezegd (ik heb het zelfs zo op de vrije school in de 5e klas gekregen). Het is idd waar dat ‘alle huidskleuren’ in India vertegenwoordigd zijn. Het is zelfs zo dat theosofen en antroposofen (dus niet volgens de oorspronkelijke Indiërs), de kasten op huidskleur hebben geprojecteerd. De ‘blanke Indiërs’ zouden de Brahmanen zijn, de iets donkere de vaysia’s, nog donkerder de Sudra’s, t/m zwart de paria’s. Ik heb het letterlijk zo op school gehad (begin jaren tachtig, weet niet of het nog steeds zo op vrije scholen wordt onderwezen). Maar dit is dus onzin. Het kaste-systeem staat los van huidskleur, maar is gebonden aan maatschappleijke standen. Wel is het weer zo dat in een overwegend Hindoeïstisch land als Nepal bijv., naast de Brahmanen (die echt niet ‘blank’ zijn) er een heleboel extra kasten zijn voor zo’n beetje alle etnische minderheden (die kasten zijn dan weer min of meer gellijkwaardig, of vormen geen ‘strikte’ hiërarchie).
Maar het feit dat er zoveel gewag van India wordt gemaakt, is omdat India gezien werd als de bron van de Arische talen en daarmee de Ariërs, ook als sommige van die Ariërs er wat donkerder uitzien (wat in feite zo is). Blavatsky zet dit ook nadrukkelijk af tegen de niet-Arische traditie, die van de Semieten (neem aan dat dit nu bekend is, zie anders het stuk achter bovenstaande link). En de meeste ‘Semieten’ zijn blanker dan de gemiddelde ‘Ariër’ uit India. Desalniettemin koppelen Blavatsky en Steiner op verschillende plaatsen het blanke ras altijd aan India (of Perzië, Iran, ‘Aria’, in Blavatsky’s woorden, niet eens incorrect want dat is de letterlijke betekenis van het woord ‘Iran’). Dat komt omdat daar de oerbron van het Arische ras zou liggen (was trouwens ook de opvatting van verschillende nazi’s, zeker van Himmler en Rudolf Hess).
Moderatie: reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
27/02/2009 at 00:46
Bovendien maakte het vijfde wortelras (maar daar kom ik niog op in een nog te verschijnen artikel) de volgende ontwikkeling door:
De Oer-Indische cultuur, 7227-5067 v. Chr.
De Oer-Perzische cultuur, 5067-2907 v. Chr.
De Egyptisch-Babylonische cultuur, 2907-747 v. Chr.
De Griekse-Romeinse cultuur, 747 v. Chr.-1413 n. Chr.
De vijfde na-Atlantische cultuur, 1413-3573 n. Chr’
Dit volgt (bijna) de klassieke Ariërmythe. Steiner legt deze link met het blanke ras explicitiet aan het slot van de vierde voordracht. Dat is niet de enige keer, hij doet dit op talloze plaatsen. Er zullen nog een heleboel voorbeelden komen, maar die staan in mijn volgende bijdrage.
Het is het ‘blanke ras’ (volgens de Ariërmythe althans), dat de hoofdtroom van het vijfde tijdperk is, van oost naar west, de ene na de andere cultuur scheppend. Steiner: Die Weiße Rasse ist die zukünftige, ist die am Geiste schaffende Rasse. Wie sie nach Indien gezogen ist, bildete sie die innerliche, poetische, dichterische, geistige indische Kultur aus. Wenn sie jetzt nach westen geht, wird sie eine Geistigkeit ausbilden, die nicht so sehr den innerlichen Menschen ergreift, aber die äußere Welt in ihrer Geistigkeit begreift’ (Vom Leben des Menschen und der Erde; über das Wesen des Christentums, 1923, GA 349),
Zie hier een beknopte versie van de Ariërmythe
Floris Schreve Says:
27/02/2009 at 00:54
De enige uitzondering op de lijn der Arische cultuurontwikkeling, zou je de ‘Egyptisch-Babylonische cultuurperiode’ kunnen noemen. Strikt genomen waren dat twee ‘Semitische culturen’, althans, in beide gebieden werd, gedurende hun werkelijke historische bloeiperiode, een semitische taal gesproken. Maar ik geloof niet dat dit zo wezenlijk was voor Steiner en Blavatsky, die dit niet als ‘Semitische culturen’ zagen. maar beide zieners waren wel erg makkelijk met Dichtung und Wahrheit, zoals inmiddels is vastgesteld. Maar op zich is dat een punt dat ik nog wel precies wil uitzoeken, dus daar is het laatste nog niet over gezegd.
Floris Schreve Says:
27/02/2009 at 01:07
Maar goed, vandaar dat HPB dus ook die kunstgreep uithaalt met die passage Abraham=No Brahmin
antisemitische onzin, want het is:
From Late Latin Abraham < Ancient Greek Ἀβραάμ (Abraam) < Hebrew אַבְרָהָם (ʾAḇrāhām). Glossed as אָב (av = ‘father’) + המון (hamon = ‘multitude’) “father of a multitude (of nations)” in Genesis; or from Hebrew אַבְרָם, ‘exalted father’ or ‘[my] father is exalted’, from אָב (av = ‘father’) + רָם (ram = ‘high’, ‘lofty’).
of (Arabisch)
Abu-Rahim = ‘vader van overvloedigheid’ (vader van velen), samengevoegd tot ‘Ibrahim’, letterlijke transcriptie (het Arabisch van rechts naar links):
إبراهيم = ‘-ā (ī)-b-r-ā-h-i-m
Floris Schreve Says:
27/02/2009 at 12:09
Omdat Ton met het punt van het Arische ras/antisemitisme kwam, wil ik tovh duidelijk uitleggen hoe ik daarin sta, tov Steiner. Ik was daar ambivalent in en dat ben ik nog steeds. Ik denk dat je Steiner niet zomaar als een standaard antisemiet kunt afschilderen. Het feit dat zowel de Ariërs als de Semieten van de ‘Oer-Semieten’ afstammen maakt dit al moeilijk (al gelovens zelfs de ergste Christelijke antisemieten dat deze volkeren beide van Noach afstammen, maar dan de Semieten van Sem en de Ariërs van Japhet). Maar ik ben daar ook terughoudend in geweest. Wel kun je een aantal uitspraken van HPB als unferfroren antisemitisme bestempelen (heb dus Steiner in deze met elkaar vergeleken, maar heb ook duidelijk het verschil laten zien). Maar voordat er allemaal misverstanden ontstaan wil ik hier nog een stukje van mijn conclusie weergeven:
Tot zover dit hoofdstuk uit de Akasha-kroniek. Wat hebben we hier eigenlijk gelezen? Laten we het vooral toespitsen op de rassenkwestie. Steiner drukt zich hier en daar wat ambivalent uit; dan is er weer een soort eliteras, dan gaat er weer gemengd worden, het eliteklasje van het ras wordt uiteindelijk over de wereld uitgestuurd om her en der priesterkoning te worden over verschillende rassen en volken (waar dan toch onvermijdelijk gemengd moet gaan worden, althans, ik weet niet hoe je dat zo lang kan volhouden zonder, al helemaal niet tot nu). Genoeg reden tot enige nuance dus. Wel is het duidelijk dat dit het tijdperk is van het Arische wortelras. Wij zullen zien dat dit wortelras zichzelf ook in stand houdt, middels de onderrassen/cultuurperiodes. En een wortelras is wel degelijk een ras, zoals we langzamerhand wel hebben kunnen vaststellen. Ook gaat het vaak over het beste gedeelte van een ras, dat appart moet worden gehouden, terwijl de flierefluiters wegtrekken en zich wel vermengen met andere rassen. Als we het echter vergelijken met Helena Blavatsky valt het relatief mee, gezien haar diskwalificatie van Abraham. Het is bij Steiner veel meer gefixeerd op ‘elite’, ‘inwijding’, een ‘select’ gezelschap dat zich monomaan richt op de ‘spirituele missie van dit wortelras’ (dat dan wel weer raszuiver is, itt de afhakers, die wel met andere rassen aan de haal gaan). In mijn ogen is het een vreemd mengsel van een enerzijds streven naar raszuiverheid en anderzijds een streven naar een compromisloze spirituele zuiverheid. En die twee zaken hebben bij Rudolf Steiner toch veel met elkaar te maken, zeker als je het ziet in verhouding tot de eerder gepasseerde teksten uit Die Mission einzelner Volksseelen. Nogmaals, dit is niet het enige thema dat is langsgekomen, maar het staat hier nu eenmaal centraal. De combinatie van de begrippen ‘Ariër’, ‘nieuw ras’, de afhakers die zich gaan vermengen, etc. geven, juist in onderlinge samenhang, een tamelijk op het Arische ras gefixeerd wereldbeeld, al kan het natuurlijk nog veel erger.
Ik wil nog een opmerking van algemene aard maken. Dat is dat de figuur van Christus hier geheel ontbreekt. Van de latere Steiner weten we dat hij het ‘Mysterie van Golgotha’ een kosmisch evenement zonder weerga vond. Maar hier heeft hij het slechts over een nieuwe leraar, die aan het eind van ons tijdperk zal opstaan. We moeten ons hier wel realiseren dat dit werk nog echt uit zijn theosofische periode is (en dit werk staat ook relatief dicht bij het gedachtegoed van Helena Blavatsky, zoals we hebben kunnen constateren). Pas in 1913 zou hij de antroposofische vereniging stichten. Dan staat ook Christus in zijn werk centraal. Maar hier dus geen woord, wat op zich opmerkelijk is.
Tot zover de conclusie uit mijn artikel. Ik kan er nu alvast aan toevoegen, in 1909 al zal hij dit verhaal opnieuwe vertellen, maar volkomen Christelijk gerestyled. Dat doet hij al in Geheimwissenschaft. Dat staat bol van de uit de christelijke traditie stammende termen, vooral wat betreft verschillende engelen. Dat zijn dan precies dezelfde termen, die hij ook in Die Mission (1910) hanteert. Die terminologie, of zelfs een verwijzing naar Christus, ontbreekt in de Akasha-kroniek.
Maar goed, het belangrijkste punt voor nu, je kunt Steiner zeker geen doorsnee antisemitisme verwijten (itt sommige van zijn navolgers, soms ook hedendaagse). Bij Helena Blavatsky is het antisemitisme wel pregnant aanwezig.
Floris Schreve Says:
27/02/2009 at 12:16
Nog een punt voor Ton. Ton als je naar literatuur verwijst (zeker in het geval van The Secret Doctrine1) zou ik je willen verzoeken om met hele preciese bronvermeldingen te komen. In mijn artikel heb ik dat ook gedaan. Je weet zelf wel hoe omvangrijk en complex dit werk qua structuur is. Dus een paginanummer volstaat niet. Dus gaarne een link naar de digitale versie en zeker het stanzanummer. Anders is het ondoenlijk.
Ook in het algemeen, als we over dit soort lastige kwesties in discussie moeten gaan, wees dan zo expliciet mogelijk met je bronnen. Dat komt de transparantie wel ten goede, zeker in dit geval.
Floris Schreve Says:
27/02/2009 at 13:13
En om nog een ker op het begrip Ariër terug te komen, ik heb duidelijk laten weten dat dit een voorlopige lancering is van een veel langer stuk. Zodra ik aan het begrip Ariër een conclusie verbind, staat er meteen een verwijzing achter, waarin ik zeg dat dit later nog preciezer moet worden gedefinieerd (gebeurt in mijn volgende stuk). Het is dus nu:
Er kan ook worden geconstateerd dat de begrippen Wortelras/Zeitalter en Onderras/
Kulturepoche alles te maken hebben met de mensenrassen. Zelfs het van Baardarapport
kan er niet onderuit om de term Wortelras ‘gedeeltelijk’ als een ‘biologische aanduiding’
af te schilderen39. Het wortelras van dit tijdperk (het vijfde) is het ‘Arische wortelras’
40, dat uiteindelijk de ‘denkkracht’ ontwikkelde. Net zoals Helena Blavatsky het
heeft over ‘The White Aryan Root-race’, of ‘het blanke, Arische, vijfde wortelras’, dat zij
afzet tegen het ‘gele ras en het Afrikaanse negerras, met hunne kruisingen’ (in mijn Nederlandse
uitgave van De Geheime Leer41), spreekt Steiner eveneens van het vijfde Arische
wortelras.
38
noten:
40 Hoewel het begrip Ariër terecht, ook in dit geval, alle alarmbellen doet afgaan, zal ik dit begrip later nader
definiëren, bij de bespreking van Steiners notie van de na-Atlantische cultuurperiodes.
41 Helena P. Blavatsky, De Geheime Leer; de synthese van wetenschap, godsdienst en wijsbegeerte, JJ Coevreur,
Den Haag 1968 (jubileumuitgave Ned. Theosofische Vereniging, Fricke vertaling), Deel II ‘Antropogenesis’, p.
568
Floris Schreve Says:
27/02/2009 at 14:36
zie nu dat ik me hier niet aan hetgeen heb gehouden wat ik Ton heb verzocht (literatuurverwijzing Blavatsky). Maar ik heb deze passage ook al eerder aangehaald in het Engels waar ik wel de volledige bronvermelding heb aangehaald. Maar voor de goede orde, deze uitspraak staat in ‘de aanvullende commentaren op Stanza XII’. Link naar de Engelse tekst: http://www.theosociety.org/pasadena/sd/sd2-3-09.htm
Engels origineel: ‘(before the Sixth Root-Race dawns), the white (Aryan, Fifth Root-Race), the yellow, and the African negro — with their crossings (Atlanto-European divisions). Redskins, Eskimos, Papuans, Australians, Polynesians, etc., etc. — all are dying out. Those who realize that every Root-Race runs through a gamut of seven sub-races with seven branchlets, etc., will understand the “why.” The tide-wave of incarnating Egos has rolled past them to harvest experience in more developed and less senile stocks; and their extinction is hence a Karmic necessity’
Floris Schreve Says:
27/02/2009 at 23:48
Ton, overigens spreekt Steiner ook in Die Mission einzelner Volksseelen van het Arische ras in de zin van het blanke ras, en wat hij daarover te zeggen heeft is niet mis. Zie deze passage uit de zesde voordracht:
(cit. 115, cat. 3) Wir haben noch weiter zu verfolgen, wie die Geister und Wesenheiten, die im Jupiter ihren Mittelpunkt haben, in dem Menschen kochen und brodeln. Diese wählen sich nun den zweiten Angriffspunkt, um unmittelbar auf das Nervensystem zu wirken, und zwar geht durch alles das, was die Sinne des Menschen sind, der eine Angriffspunkt; der andere Angriffspunkt, der in das Nervensystem hineinwirkt, geht auf dem Umwege durch das Atmungssystem in das Sonnengeflecht. Der Angriff, der von dem Jupiter ausgeht, geht auf dem Umweg durch die Sinneseindrücke und strömt von da aus auf die Teile des Nervensystems, die im Gehirn und Rückenmark zentriert sind. Da hinein fließen also bei denjenigen Rassen, die zur Jupiter-Menschheit gehören, jene Kräfte, die den Rassencharakter besonders ausprägen. Das ist bei den arischen, vorderasiatischen und europäischen Völkern, bei denen, die wir zu den Kauka-siern rechnen, mehr oder weniger der Fall. Da tritt die Modifikation der allgemeinen Menschheit, die von den abnormen Geistern der Form herrührt, dadurch ein, daß die abnormen Geister, die wir als Jupiter-Geister bezeichnen können, auf die Sinne einwirken. Also durch die Sinne werden die Kaukasier bestimmt.
Nun werden Sie auch begreifen, daß ein ganz eminent und bewußt unter dem Jupiter- oder Zeus-Einfluß stehendes Volk, wie die Griechen, die sich als Mittelpunkt für den Zeus-Einfluß fühlen, hervorragend bestimmt wird durch das, was durch die Sinne in das Nervensystem einfließt. Natuürlich sind auch die Griechen beeinflußt durch die von der Sonne einströmenden Elohim. Aber die Sache ging so vor sich, daß bei den Griechen alles, was auf die Sinne wirkt, dem Jupiter- oder Zeus-Einfluß hingegeben war, und dieses Volk dadurch seine Größe erlangte. In alledem, was die Griechen sehen als äußere Form, äußeres Leben, ist für sie ein wichtiger Sinn vorhanden. Sie sehen das Geistige in den sinnlichen Anschauungen und werden dadurch das Grundvolk aller Plastik, das Grundvolk aller äußeren Formgebung. Damit haben wir schon hingewiesen auf eine ganz besondere Mission des griechischen Volkes, das gerade in ausgezeichneter Weise das Jupiter- oder Zeus-Volk ist, welches sich, auch in der Zeit, in der insbesondere durch die eintretende Sternkonstellation das Zusammenwirken der Zeus- oder Jupiter-Kräfte mit den allgemeinen Elohim-Kräften stattfand, als das Zeus-Volk fühlte.
Modifikationen dieses Jupiter-Einflusses sind im Grunde genommen alle vorderasiatischen und namentlich europäischen Völker, und Sie können jetzt schon ahnen – da der Mensch viele Sinne hat -, daß viele Modifikationen eintreten können und daß für die Ausgestaltung der einzelnen Völker innerhalb dieser Grundrasse, die durch die Einwirkung der Sinne auf das Nervensystem gebildet werden, der eine oder andere Sinn die Hegemonie erhalten kann. Dadurch können die verschiedenen Völker die verschiedenste Gestalt annehmen. Je nachdem das Auge oder das Ohr oder einer der anderen Sinne die Oberherrschaft hat, je nachdem werden die verschiedenen Völker in dieser oder jener Richtung disponiert zu der besonderen Volksrichtung innerhalb des Rassencharakters. Dadurch erwachsen ihnen ganz bestimmte Aufgaben. Eine Aufgabe, die besonders der kaukasischen Rasse obliegt, ist die: Sie soll den Weg machen durch die Sinne zum Geistigen, denn sie ist auf die Sinne hin organisiert.
Hier liegt etwas von dem, was auch in die tieferen Ausgangspunkte des Okkultismus hineinführt und Ihnen zeigen wird, daß bei denjenigen Völkern, deren Zeichen sozusagen in dem Venus-Charakter liegt, der Hauptausgangspunkt – auch in der okkulten Ausbildung – da genommen werden muß, wo das Atmen das Wichtigste ist. Dagegen muß bei allem, was mehr im Westen liegt, der Ausgangspunkt von einer Vertiefung und Vergeistigung dessen genommen werden, was in der Sinneswelt liegt. (einde citaat 115) Das haben in den höheren Erkenntnisstufen, in der Imagination, Inspiration und Intuition ganz in dem Sinne, wie der Jupitergeist ursprünglich den Charakter modifiziert, diejenigen Volkstümer, die nach dem Westen gelegen sind. Deshalb gab es diese zwei Zentren immer in der Menschheitsevolution: jenes Zentrum, das sozusagen mehr von den Geistern der Venus regiert wurde, und jenes Zentrum, das mehr regiert wurde von den Geistern des Jupiter. Die Geister des Jupiter wurden besonders beobachtet in jenen Mysterien, in denen sich zuletzt zusammengefunden haben – wie diejenigen wissen werden, die an meinem vorjährigen Münchener Vortragszyklus teilgenommen haben – die drei Individualitäten, die drei geistigen Wesenheiten des Buddha, des Zarathustra oder Zarathas in seiner späteren Inkarnation und desjenigen großen Führers der Menschheit, den wir mit dem Namen Skythianos bezeichnen. Das ist das Kollegium, das sich, unter der Führung eines noch Größeren, die Aufgabe gesetzt hat, die geheimnisvollen Kräfte zu untersuchen, welche ausgebildet werden müssen für die Evolution der Menschheit, deren Ausgangspunkt genommen worden ist von jenem Punkte, der ursprünglich zusammenhängt mit den Jupiter-Kräften und in der erwähnten Landkarte der Erde vorherbestimmt war.
Het is dus bij Steiner (meestal) voor het vijfde wortelras (zelfde manier als Blavatsky) en soms voor het ‘Europese kaukasische ras’.
Natuurlijk ken ik de beladenheid van die term en realiseer ik me ook dat die het toen nog niet had, dus dat spreekt vanzelf. Ik zal het alleen wel blijven benoemen, edoch er zorgvuldig mee omgaan (zoals ik dat tot nu toe met alle linkjes richting Nationaal socialisme, ed) heb gedaan. Desalniettemin is het bovenstaande, met alle eventuele slagen om de arm en de nodige relativeringen, toch een vrij pittig citaat.
Floris Schreve Says:
27/02/2009 at 23:54
En juist die vreemde koppeling Buddha, Zarathustra, de oude Grieken, t/m Noord West Europa (doet hij elders nog), geven aan dat dit in het klassieke 19e eeuwse klassieke ‘Ariërplaatje’ past, overigens nadrukkelijk zonder dat het direct aan allerlei nare NS zaken te linken is (maar dat heb ik er bijna altijd bij gezegd, dus bij deze alsnog).
Floris Schreve Says:
28/02/2009 at 00:13
zesde voordracht hier te raadplegen (iets over de helft)
http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_121_06.htm
– ‘Kaukasisch’, ‘blank’ of ‘Europees’ lijkt bij Steiner een ruimere betekenis te hebben dan ‘arisch’ (indo-europese culturen, symbool zon), zoals mag blijken uit onderstaande drie citaten. Een klein deel van de atlantische ‘oersemieten’ (kaukasiërs, ‘jupitermensen’ in de termen van de Volkszielen) kent een eigen denkkracht en vormt het ‘huidige kaukasische’ of ‘arische mensenras’. ‘Mensenras’ wil hier overigens zeggen: ‘wortelras’ (in dit geval het na-atlantische tijdperk). Deze ‘arische’ mensen heten in Steiner’s Geheimwissenschaft volgelingen van het ‘zonnenorakel’ en vermengen zich met de aanhangers van het ‘jupiterorakel’ die het grootste deel van de eerder gemigreerde bevolking van Europa vormen. Ook in de Volkszielen lijkt ‘arisch’ (“bei den arischen, vorderasiatischen und europäischen Völkern”) een deelbegrip van kaukasisch te vormen.
– Aus der Akashakroniek, 1904
Aus dieser dritten Gruppe nahm der genannte Hauptführer, welchen die okkultistische Literatur als Manu bezeichnet, die Befähigtesten heraus, um aus ihnen eine neue Menschheit hervorgehen zu lassen. Diese Befähigtesten waren in der fünften Unterrasse vorhanden. Die Denkkraft der sechsten und siebenten Unterrasse war schon in einer gewissen Weise auf Abwege geraten und nicht mehr zur Weiterentwickelung geeignet. – die besten Eigenschaften der Besten mußten entwickelt werden. Das geschah, indem der Führer die Auserlesenen an einem besonderen Orte der Erde – in Innerasien – absonderte und sie vor jedem Einflusse der Zurückgebliebenen oder der auf Abwege Geratenen befreite. – die Aufgabe, die sich der Führer stellte, war, seine Schar so weit zu bringen, daß ihre Zugehörigen in der eigenen Seele, mit eigener Denkkraft die Grundsätze erfassen könnten, nach denen sie bisher auf eine von ihnen geahnte, aber nicht klar erkannte Art gelenkt worden waren.
http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_011_03.htm
– GA 54/ Die Welträtsel und die Anthroposophie, Menschenrassen, openbare lezing, 9 November 1905, p. 132-154
Die fünfte Unterrasse, die wir die Ursemiten nennen und die ihren Hauptsitz in dem heutigen Irland hatten, bildete die erste Keimanlage für unsere gegenwärtige kaukasische oder, wie wir sie auch in der Geisteswissenschaft nennen, arische Menschenrasse. Von dieser, der heutigen jüdischen Bevölkerung sehr unähnlichen, aber wegen gewisser Vorgänge mit Recht semitisch genannten Unterrasse zog ein Teil nach Asien hinüber und bildete die Verstandeskultur aus, welche sich dann über das heutige Europa, das südliche Asien und über die Bevölkerung des nördlichen Afrika verbreitete. (p.146). ´Mensenras´ betekent hier ´wortelras´; het vormt zich uit het ‘5e onderras’ van het atlantische mensen- of wortelras.
– Die Geheimwissenschaft im Umriss, 1910
Von besonderer Bedeutung war eine Orakelstätte, welche sich in dem allgemeinen Niedergang den alten Dienst am reinsten bewahrt hatte. Sie gehörte zu den Christus-Orakeln. Und deswegen konnte sie nicht nur das Geheimnis des Christus selbst bewahren, sondern auch die Geheimnisse der anderen Orakel. Denn im Offenbarwerden des erhabensten Sonnengeistes wurden auch die Führer des Saturn, Jupiter und so weiter enthüllt.
Es erwachte da erst das Selbstbewußtsein. Das war nur bei einem geringen Teile der Menschheit zunächst der Fall, vorzüglich bei den Genossen des Führers des Christus-Orakels. Die anderen über Europa, Asien und Afrika zerstreuten Menschenmassen bewahrten in den verschiedensten Graden die Reste der alten Bewußtseinszustände.
http://anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_013_04.htm
– De geparafraseerde Choctaw-rede uit de Volkszielen staat bij Steiner ook in: Vor dem Tore der Theosophie, begin van de 11e lezing, 1906, zie Vor dem Tore der Theosophie (Russisch-Deutsch), http://anthroposophie.net/ru/VorDemToreTheosophieRD.htm
of in het Engels: http://wn.rsarchive.org/Lectures/GateSpiSci
Ton, interessant punt! Wil ik ook nog wel even precies naar kijken. Alleen is de consequentie dan wel heel drastisch. Dat zou betekenen dat het wortelras geen brede aanduiding is voor ‘de mensheid’ gedurende een Zeitalter, maar voor een klein groepje, zoiets als wat ik dan heel flauw het ‘klasje van Manu’ heb genoemd. Eerlijk gezegd denk ik dat deze conclusie te ver gaat. Het lijkt mij (en zo legt Helena Blavatsky het in ieder geval letterlijk, zie de rassenboom) dat het wortelras de ‘hoofdstroom’ representeert, waaruit de verschillende onderrassen/cultuurperiodes ontspringen. Bij Steiner lijkt dat ook het geval. Er zijn alleen aftakkingen die geen ‘onderras’ of ‘cultuurperiodes’ vormen en zodoende buiten de hoofdstroom staan (letterlijk doodlopende takken als we Blavatsky’s rassenboom bekijken). Of zelfs rassen die niet bij het wortelras horen en dus ook geen cultuurperiodes hebben (Waarom geen Chinese cultuurperiode? zie de Brug).
En het begrip Arische wortelras is wel heel ruim. Als je ziet wat Steiner daar allemaal toe rekent. Ik geef hier nog een keer de vijf cultuurperiodes van de na-Atlantische tijd weer:
• De Oer-Indische cultuur, 7227-5067 v. Chr.
• De Oer-Perzische cultuur, 5067-2907 v. Chr.
• De Egyptisch-Babylonische cultuur, 2907-747 v. Chr.
• De Griekse-Romeinse cultuur, 747 v. Chr.-1413 n. Chr.
• De vijfde na-Atlantische cultuur, 1413-3573 n. Chr’.
Dit is dus wel heel breed. Overigens een eigenaardigheidje, de derde cultuurperiode (Egypte/Babylonië) kun je met de beste wil van de wereld niet Arisch noemen (taalkundig beide semitisch). Maar dat lijkt me gewoon een zoveelste slordigheid naar de feiten van HPB en van Steiner, die dit gewoon heeft overgenomen.
Ik was ook bezig om het begrip Ariër (in mijn nieuwste bijdrage) sterk te relativeren. Maar als het waar is wat je zegt, dan moeten we het heel letterlijk nemen als het Arische ras. Wie overigens wel deze enge definitie van het begrip Ariër hanteert is de Christengemeenschap predikant Rudolf Meyer, in zijn boekje ‘Der Gral und seine Huter’ (het mysterie van de Graal). Het is alweer lang geleden dat ik het gelezen heb, dus ik moet het er weer bijpakken (komt nog wel een verslagje van), maar daar wordt, als ik het me goed herinner weer sterk de nadruk gelegd op de cultuur van de Indo-Germanen, die sterk wordt afgezet tegen de Kelten en ook tegen de Semieten (al was Christus in hun schoot geboren, de Germanen wisten pas op de juiste golflengte in te tunen en meer van dat soort praat). Maar ook dat komt nog wel.
Moderatie: reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
01/03/2009 at 18:57
Ton, maar verder ben jij ervan overtuigd dat Steiner Mingo citeerde? Ga daar ook nog achteraan. Bovendien heb ik hier zeker het eea literatuur over de echte geschiedensi van Mingo en de Choctaw. Ik zal dat op een gegeven moment (maar zover ben ik nog niet) heel scherp naast die uitlatingen van Steiner leggen. Het is dat ik nu, naast dat ik soms ook nog iets anders te doen heb, vooral in Geheimwissenschaft ben gedoken. Een thematische bespreking van hoe Steiner tegen bijvoorbeeld de indianen aankeek komt later.
Floris Schreve Says:
01/03/2009 at 20:24
Ton, kijk anders hier nog een keer naar (synopsis Sigismund von Gleich ‘Der Mensch, der Eiszeit und Atlantis’. Hoe hier het begrip Ariër wordt gedefinieerd komt zeker overeen met Steiners definitie. Zowel de Ariërs als de Semieten stammen af van de Oersemieten (5e Atlantische onderras). Een soortgelijke constructie tref je ook aan bij Blavatsky, die stelt dat abraham een ‘No Brahim’ was.
De lijn van de cultuurperiodes wordt dan wel voortgezet via de Arische lijn, met mogelijke uitzondering de derde cultuurperiode, dus de Egyptisch Babylonische.
Floris Schreve Says:
01/03/2009 at 20:26
sorry, link vergeten http://users.telenet.be/antroposofie/diabasis/b18chincul.htm
Floris Schreve Says:
01/03/2009 at 23:44
Alvast voor iedereen die het verhaal van de Akasha-kroniek heeft gelezen en ook wat de van Baarda-commissie daarvan heeft opgenopmen en hoe ze dit besproken hebben. Hier een citaat uit Geheimwissenschaft. Ik denk dat iedereen die al het voorgaande heeft gevolgd dit citaat kan begrijpen. En let dan ook op het interessante commentaar van de commissie van Baarda (direct erna). Ik heb zo’n vermoeden dat ook dat weer erg bekend voorkomt. Maar oordeel zelf. Ik ben trouwens wel benieuwd naar commentaar:
Citaat 48
Diejenigen Menschen-Rassen-Formen, welche sich vor diesem Zeitraum verfestigt hatten, konnten sich zwar lange fortpflanzen, doch wurden nach und nach die in ihnen sich verkörpernden Seelen so beengt, daß die Rassen aussterben mußten. Allerdings erhielten sich gerade manche von diesen Rassenformen bis in die nach-atlantischen Zeiten hinein; die genügend beweglich gebliebenen in veränderter Form sogar sehr lange. Diejenigen Menschenformen, welche über den charakterisierten Zeitraum hinaus bildsam geblieben waren, wurden namentlich zu Körpern für solche Seelen, welche in hohem Maße den schädlichen Einfluß des gekennzeichneten Verrats erfahren haben. Sie waren zu baldigem Aussterben bestimmt.
Commentaar commissie: NB in het volgende citaat komen de woorden ‘Menschen-Rassen-Formen’ en ‘Rassenformen’ voor, dat wil zeggen de vormen van menselijke rassen. Het woord vorm staat hier voor, dat wil zeggen de vormen van menselijke rassen. Het woord vorm staat hier voor het uiterlijk van het menselijk lichaam. Door dit woord te verbinden aan het woord ras legde Steiner er nog eens de nadruk op, dat ras bij het uiterlijk van de menselijke vorm hoort, het is de (lichamelijke) vorm waarin hij incarneert, niet zijn eigenlijke wezen. Omdat er geen zielen meer konden incarneren stierven de meeste Atlantische rassen uit (p. 303)
Floris Schreve Says:
01/03/2009 at 23:46
Dit is overigens een categorie drie, dus waar geen sprake is van discriminatie of rassenleer.
Floris Schreve Says:
02/03/2009 at 14:00
Ik heb tot nu toe geen volledioge tekst van de speech van Mino kunnen vinden. Uit eerdere voorbeelden ben ik niet overtuigd. Ik zal nog wel verder zoeken. Maar hier nogmaals de passage uit de zesde voordracht waar het om gaat. Als iemand dezese woorden herkent als een historische toespraaal, aarzel niet en meldt het. Overigens kun je, als je die woorden los ziet van de uitleg van Steiner, veel meer kanten uit. Dus mochten deze woorden authentiek zijn, ik vind het niet, maar dan ook echt totaal niet, de woorden van Steiner bevestigen. Over uit de context halen gesproken en proberen in te zetten voor de eigen agenda… Maar hieronder nogmaals de passage.
Man fühlt etwas von dieser wirklich okkulten Wirksamkeit, wenn man noch im neunzehnten Jahrhundert sieht, wie ein Vertreter dieser alten Indianer davon spricht, daß in ihm lebt, was vorher für die Menschen groß und gewaltig war, das aber die Weiterentwickelung unmöglich mitmachen konnte. Es existiert die Schilderung einer schönen Szene, bei welcher ein Führer der untergehenden Indianer einem europäischen Eindringling gegenübersteht. Denken Sie sich, was da Herz gegen Herz fühlt, indem sich zwei solche Menschen gegenüberstehen: Menschen, die von Europa herüberkamen, und Menschen, die in frühester Zeit, als die Rassen verteilt wurden, nach Westen hinübergegangen sind. Da haben die Indianer nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch ahnen konnte etwas von der alten Größe und Herrlichkeit eines Zeitalters, das in der alten atlantischen Zeit vorhanden war, wo noch wenig um sich gegriffen hatte die Rassenspaltung, wo die Menschen hinaufschauen konnten nach der Sonne und wahrzunehmen vermochten die durch das Nebelmeer eindringenden Geister der Form. Durch ein Nebelmeer blickte der Atlantier hinauf zu dem, was sich für ihn nicht spaltete in eine Sechs- oder Siebenheit, sondern zusammenwirkte. Das, was zusammenwirkte von den sieben Geistern der Form, das nannte der Atlantier den Großen Geist, der in der alten Atlantis dem Menschen sich offenbarte. Dadurch hat er nicht mit aufgenommen das, was die Venus-, Merkur-, Mars- und Jupiter-Geister bewirkt haben im Osten. Durch dieses haben sich gebildet alle die Kulturen, die in Europa in der Mitte des neunzehnten Jahrhunderts zur Blüte gebracht wurden. Das alles hat er, der Sohn der braunen Rasse, nicht mitgemacht. Er hat festgehalten an dem Großen Geist der urfernen Vergangenheit. Das, was die anderen gemacht haben, die in urferner Vergangenheit auch den Großen Geist aufgenommen haben, das trat ihm vor Augen, als ihm ein Blatt Papier mit vielen kleinen Zeichen, den Buchstaben, von welchen er nichts verstand, vorgelegt wurde. Alles das war ihm fremd, aber er hatte noch in seiner Seele den Großen Geist. Seine Rede ist uns aufbewahrt; sie ist bezeichnend, weil sie auf das Angedeutete hinweist, und sie lautet etwa so: «Da in dem Erdboden, wo die Eroberer unseres Landes schreiten, sind die Gebeine meiner Brüder begraben. Warum dürfen die Füße unserer Überwinder über die Gräber meiner Brüder schreiten? Weil sie im Besitze sind dessen, was groß macht den weißen Mann. Den braunen Mann macht etwas anderes groß. Ihn macht groß der Große Geist, der zu ihm spricht in dem Wehen des Windes, in dem Rauschen des Waldes, dem Wogen des Wassers, in dem Rieseln der Quelle, in Blitz und Donner. Das ist der Geist, der für uns Wahrheit spricht. Oh, der Große Geist spricht Wahrheit! Eure Geister, die ihr auf dem Papiere hier habt, und die dasjenige ausdrücken, was für euch groß ist, die sprechen nicht die Wahrheit.» So sagte der Indianerhäuptling von seinem Standpunkte aus. Dem Großen Geiste gehört der braune Mann, der blasse Mann gehört den Geistern, die in schwarzer Gestalt als kleine zwerghafte Wesen -er meinte die Buchstaben – auf dem Papier herumhüpfen; die sprechen nicht wahr. – Das ist ein welthistorischer Dialog, der gepflogen worden ist zwischen den Eroberern und dem letzten der großen Häuptlinge der braunen Männer. Da sehen wir, was dem Saturn mit seinem Wirken angehört und was aus dem Zusammenwirken mit anderen Geistern in einem solchen Momente, wo zwei Richtungen sich begegnen, auf der Erde entsteht.
Floris Schreve Says:
02/03/2009 at 14:18
Maar goed, Ton, kom dan met een uitvoerig betoog en bewijs waarom Steiner Mingo citeerde en hoe jij dit citaat weet te duiden. Want tot nu toe is het gebleven bij suggesties van het zou kunnen. Want ik ga niet iedere vage suggestie tot op de bodem uitzoeken. Dus kom met een goed verhaal en doorzichtig bronnenmateriaal (dus volledige noten, met naam auteur, titelgegevens, uitgave, pagina-nummer, of als het mogelijk is een weblink). Leg helder uit waarom deze woorden van Mingo zouden zijn en zo ja waarom het valt te billijken dat Steiner deze op die manier heeft aangehaald. Het is jouw stelling, dus laat dan ook zien dat je hem hard weet te maken.
Ik zie er tot nu toe geen enkele aanleiding voor, althans de woorden die jij eerder suggereerde leken er maar een heel klein beetje op. Bovendien, als het zo is, heeft Steiner de werkelijke woorden van Mingo wel heel erg naar zich zelf toegetrokken en zo omgebogen, dat ze in zijn eigen straatje passen. Dus dan heeft Steiner de werkelijkheid grof geweld aangedaan.
Maar Ton, ik zie uit naar een gedegen verhaal.
Floris Schreve Says:
02/03/2009 at 14:32
Ondertussen staat het natuurlijk iedereen vrij om over de wortelrassenleer uit de Akasha-kroniek te discussiëren;)
Floris Schreve Says:
02/03/2009 at 14:35
Hier staat het hele verhaal:
Onderzoek/wortelrassen.onderrassen.rassen.pdf
Floris Schreve Says:
02/03/2009 at 17:10
Dit is in ieder geval de website van de ‘Choctaw Nation’, het volk waar deze Mingo ooit stamhoofd van was (tegenwoordig hebben veel indianenvolkeren een soort semi-autonome status). Een opppervlakkige blik op de site laat meteen zien dat de Great removal de grootste impact heeft gehad. Niet zo vreemd ook want dit volk moest, middels de Indian removal act in 1834 hun thuisland (in de staat Alabama) verlaten en werd letterlijk gedeporteerd naar het verre en onvruchtbare Oklahoma (een van de meest beruchte gebeurtenissen uit de geschiedenis van de indianen in de Verenigde Staten). Maar over Migo’s toespraak geen woord. Dus het wordt nog even verder zoeken.
Floris Schreve Says:
02/03/2009 at 18:32
En nu was ik de link vergeten: http://www.choctawnation.com/
Overigens wordt er in verband met de Chickasaw indianen wel gesproken over ene Mingo (Colin G. Calloway, The American Revolution in Indian Country; crisis and diversity in native American communities’, Cambridge University Press, 1995). Maar alleen geen woord over Mingo’s toespraak. De Chickasaws, de naaste buren en taalkundig verwant (Muskogee) aan de Choctaws werden eveneens naar Oklahoma verbannen. Link Chickasaw Nattion: http://www.chickasaw.net/
Ook is er sprake van een bevolkingsgroep Mingo. Dit zou weer een subgroepje zijn van de Iroquois (totaal ander volk en taalfamilie). Hun aanvoerder Logan (een bekend figuur uit de jeugdboekenserie van Fritz Steuben over Tecumseh, van ‘de vliegende pijl’, ‘de Rode storm’ en ‘Tecumsehs dood’), zou voluit Logan Mingo heten. Daarvan bestaat wel een speech, maar deze komt met geen woord overeen met de speech van deze Mingo. Al heb ik wellicht een aanwijzing gekregen dat het wellicht elders te vinden is, ik ga toch Ton vragen om deze speech, met precieze bronvermelding (en dan echt een volledige, precieze bronvermelding) hier voluit te citeren. Dus Ton, je moet nu concreet worden. Als je zoiets belangrijks hebt in te brengen doe je dat nu maar een keertje voluit en precies. Dus geen vage suggesties meer met een verwijzing naar moeilijk te traceren bronnen. Dus maak je punt en doe het volledig (schrijf alles uit en geef volledige data, weblinks, etc.).
Floris Schreve Says:
02/03/2009 at 19:48
Hier de link naar de speech van ‘Mingo Chief Logan’, http://www.americanrhetoric.com/speeches/nativeamericans/chieflogan.htm
Maar dit alles leidt wel weer erg af van het verhaal over de wortelrassen en de Akasha-kroniek. Zou toch leuk zijn als daar iemand uit antroposofische zijde wat over te zeggen zou hebben. nogmaals de link: http://antroposofie.wordpress.com/2008/10/30/racismedebat/#comment-1835
Floris Schreve Says:
02/03/2009 at 20:01
Om nog een ander punt van Ton af te handelen. Eerder was de recapitulatie- en retardatietheorie ter sprake gekomen. Ik heb een uitvoerig verhaal geschreven (eigenlijk overgenomen uit Hulspas en Nienhuys) over de recapitulatietheorie, overigens een volstrekt achterhaalde visie op de evolutie. Ik neem aan dat het nu duidelijk is uitgelegd:
Rudolf Steiner en Ernst Haeckel
Uit: Marcel Hulspas en Jan Willem Nienhuys, Tussen waarheid en waanzin; een encyclopedie der pseudo-wetenschappen:
Recapitulatietheorie
Een door de Duitse bioloog Ernst Haeckel ontworpen theorie die zegt dat alle levende wezens in de ontwikkeling voorafgaand aan de geboorte in kort bestek de stadia doorlopen die hun voorouders- volgens de evolutietheorie van Charles Darwin hebben doorlopen. Een menselijke embryo doorloopt bijvoorbeeld tijdens zijn groei stadia waarbij het achtereenvolgens lijkt op een sponsachtig dier, een vis, een amfibie en uiteindelijk een mens.
florisschreve.weblog/mijn hersenspinsels/figuren-haeckel
Figuur 8: Illustratie evolutiemodel Ernst Haeckel (recapitulatietheorie)
Om het wat hoogdravender te zeggen: de ‘ontogenese’ recapituleert de ‘fylogenese’. Haeckel noemde dit in 1872 de fundamentele wet.
De recapitualtietheorie maakte volgens Haeckel al dat speuren naar fossielen overbodig: de ontwikkeling van het leven was in het ei of de baarmoeder te volgen. Darwin en zijn grote verdediger, Thomas Huxley, waren aanvankelijk wel gecharmeerd van het idee, maar later bekroop hen de twijfel, vooral omdat Haeckel het gebruikte om aan te tonen dat de materie was doortrokken van een sturende Geist- een vorm van filosoferen waar beide Britten niets van moesten hebben (en we weten nu dat dit bij Steiner en de antroposofie het tegenovergestelde is, zie alle tirades tegen het ‘materialisme’, FS). Een ander probleem was dat de stadia die Haeckel meende te zien, veel minder duidelijk waren dan gehoopt. Wanneer bij een bepaalde soort een lichaamsdeel of orgaan sterk ontwikkeld is, wordt dat deel al gevormd in een zeer vroeg (volgens de recapitulatietheorie té vroeg) stadium. Zo begint de groei van de menselijke hersenen veel ‘eerder’ dan men op grond van de recapitualtietheorie mag verwachten. De plaatjes van embryo’s waarmee Haeckel zijn theorie illustreerde (zie afb. 8 ), werden al spoedig als vervalsingen beschouwd. Kritiek hierop werd door vooraanstaande biologen al in 1909 weggewimpeld, omdat ze meenden dat die kritiek ook de evoltutiegedachte ondermijnde.
Tegenwoordig beschouwen biologen de recapitulatietheorie als achterhaald. Er is duidelijk sprake van een uniformiteit in de ontwikkeling van het ongeboren leven, maar deze wordt veroorzaakt door de opeenvolgende activiteit van een beperkt aantal fundamentele genen die informatie bevatten over het ‘plan’ dat aan ieder dier ten grondslag ligt. De gelijkenis van de vroege ontwikkelingsstadia betekent slechts dat de mutaties in de afgelopen honderden miljoenen jaren het meest betrekking hebben op de veel grotere aantallen genen die de vorming van latere stadia besturen. De door Haeckel aangetoonde overeenkomsten vormen dus wél een sterke aanwijzing voor de gemeenschappelijke oorsprong van het leven op aarde.
Haeckels theorie gold decennia lang als een belangrijke ontdekking. Zij had grote invloed op het ‘wetenschappelijk racisme’ en de discussies over de ‘missing link’. Spoedig ontstond er een psychologische versie waarin de onwtikkeling die het kind doorliep opgevat werd als de recapitulatie van de stadia der menselijke beschaving, die op hun beurt weer werd vergeleken met de leefwijzen van ‘primtieve volkeren’ (beide zeer herkenbaar in de antroposofie, FS). Kinderen doorliepen een ‘negerstadium’ en tijdens de puberteit een ‘mongoloïde stadium’, alvorens volwassen te worden te worden en het stadium van de beschaafde blanke man te bereiken (zie hier een belangrijke bron voor Steiners uiteen zettingen in Die Mission, FS). Vrouwen bleven in het mongoloïde puberale stadium steken en waren daardoor behept met puberale trekjes als labiel, bijgelovig en emotioneel- eigenschappen die ook karakteristiek zouden zijn voor het mongoloïde ras (en aanleding gaven tot de aanduiding ‘mongolisme’ voor het syndroom van Down).
Ook de pedagogiek van Rudolf Steiner en de theorie van Sigmund Freud dat het kind verschillende seksuele stadia doorloopt, zijn geïnspireerd op de recapitulatietheorie. Steiner koppelde de ontwikkeling van kind naar volwassene aan de ontwikkeling van beschaving. Pas in de hogere klassen mogen kinderen in aanraking komen met de ‘hogere’ Germaanse cultuur. Freud meende dat het universele verbod op incest net als godsdienst en maatschappelijke regels voortvloeide uit een dramatische gebeurtenis uit een ver verleden: de jonge mensen zouden ooit de leider vermoord hebben om zich toegang tot de vrouwen te verschaffen (hoe Wagneriaans, zie Siegfried die Wotans speer aan stukken slaat om toegang te krijgen tot de slapende Brunnhilde, met de per ongeluk komische uitroep ‘Daß ist kein Man!’). Deze gebeurtenis wordt in ieder individu herhaald wanneer deze de oedipale fase in de ontwikkeling doormaakt’.
Ik heb verschillende zaken al in de tekst aangegeven, maar er is bijzonder veel bij Steiner herkenbaar. Ook als er nog andere voordrachten uit Die Mission einzelner Volksseelen besproken worden zullen er een aantal zaken weer op pregnante manier zichbaar worden. Maar als we de vierde voordracht uit Die Mission zien, dan is dit in feite een Haeckeliaans verhaal, van de zwarte als kind, de aziaat als puber, tot de blanke als volwassene. Er is alleen een verschil en dat is dat Steiner ‘primitieve volken’ (waaronder hij niet het zwarte ras rekende, zie ook Blavatsky met de kwalificatie ‘het zwarte negerras, het Mongoolse ras en het vijfde Aarische wortelras en hunne kruisingen, dat zij afzet tegen de restanten van de oude Atlantiërs en Lemuriërs) duidelijk zag als een oudere versie van de mensheid. Zie ook weer het roemruchte citaat uit de Akasha-kroniek (citaat 54 uit het van Baarda-rapport, hiervoor uitgebreid besproken), waarin hij stelt dat ‘primitieve volken’ vroeger varianten van de mens zijn geweest, die nu decadent zijn geworden en daarmee primitief. Dat is een wezenlijk verschil, verder is het verhaal van Haeckel zeer herkenbaar. Ook dit zullen we terugzien in de geschiedenis van de evolutie uit Geheimwissenschaft.
Overigens heeft Steiner zelf in geschrift veel commentaar op Hackel gegeven. Ondanks de zichtbaar grote invloed was hun relatie ambivalent. Daarvoor verijs ik naar het artikel ‘Rudolf Steiner and Ernst Haeckel’ van Daniel Hindes. Zelfs nu nog wordt er in antroposofische kring gepoogd om soortgelijke achterhaalde theorieën nieuw leven in te blazen, zoals de zg retardatietheorie van Bolk, zie bijvoorbeeld het artikel van Jos Verhulst en de reacties daarop.
Voor wie nog steeds twijfelt aan de grote invloed van Haeckel op Rudolf Steiner, werp zeker een blik op de evolutiemodellen van Poppelbaum en Steiner zelf. Het is dan in een oogopslag zichtbaar.
Noten:
1. Hulspas & Nienhuys, p. 335
2. defendingsteiner.com/Rudolf Steiner and Ernst Haeckel.pdf
3. skepp.be/artikels/antroposofie/wetenschap-naar-antroposofisch-believen
Floris Schreve Says:
02/03/2009 at 20:44
Maar nu is ook Helena Blavatsky’s opmerking over ‘primitieve volkeren’ (aangehaald in mijn stuk over de wortelrassen en de Akasha-kroniek) ‘Haeckel is in error’ duidelijk geworden. Steiner volgt in deze ook Blavatskty. Steiner volgt Haeckel, maar ziet alleen de ‘primitieve volkeren’ als ‘afgegleden nazaten van oude mensenrassen’, dus als nazaten van Atlantiërs en Lemuriërs, precies zoals Blavatsky (die het dus letterlijk zegt).
Floris Schreve Says:
03/03/2009 at 00:30
Hier alvast een stukje van wat komen gaat, maar dan wordt er veel duidelijk hoe de ‘Ariërmythe’ zich (gedeeltelijk) manifesteert in de antroposofie. Alleen het geven van de Egyptisch/Babylonische cultuurperiode wijkt hier eigenlijk vanaf.
De Ariërmythe
(overgenomen uit: Marcel Hulspas en jan Willem Nienhuys, Tussen waarheid en waanzin; een encyclopedie der pseudo-wetenschappen)
Ariërs
‘Verouderde aanduiding voor de zogeheten Indogermaanse volkeren die enige duizenden jaren voor Chr. vanuit het oosten Europa binnenkwamen en de basis legden voor de eerste vroeg-Europese beschavingen, zoals de Keltische (? Ben ik niet helemaal zeker van, FS) en de Germaanse. Het begrip Ariër is door overvloedig gebruik in de nationaal-socialistische propaganda in diskrediet geraakt.
De mythe van de superieure Ariërs is omstreeks 1800 ontstaan, toen in Europa behoefte ontstond aan een ‘wetenschappelijk’ alternatief voor het Bijbelse scheppingsverhaal. In navolging van de Franse astronoom Jean Sylvain Bailly (1736-1793) en zijn speculaties over de oerbeschaving van Atlantis, zochten filosofen de oorsprong van de westerse beschaving ergens in Azië. Met name de ontdekking dat veel Europese talen verwant waren aan het oeroude Indiase Sanskriet (en gerekend konden worden tot een ‘Indo-Europese’ taalfamilie) was hierbij van groot belang.
De Duitse filosoof Friedrich von Schlegel (1772-1829) wees er in zijn Über die Sprache und Weisheit der Indier (1808) op dat de oude Indiërs het noorden aanbaden, en hij veronderstelde dat ze daarom vast wel eens in die richting waren getrokken, en zo misschien in Noord-Europa waren terechtgekomen. In 1819 noemde hij deze wereldreizigers voor het eerst ‘Ariërs’. Die aanduiding was gebaseerd op Arioi, een naam voor een ander geheimzinnig ‘oosters’ volk, de Meden, die hij had aangetroffen in de ‘Historiëen’ van Herodotus ( de Meden zijn de waarschijnlijke voorouders van de hedendaagse Koerden, FS). Dat ‘Ariër’ hing volgens Schlegel samen met het Duitse ‘Ehre’, en daaruit bleek volgens hem al dat we hier te maken hebben met het einde van de mensheid.
Het was de (verder volstrekt obscure) taalkundige Christian Lassen die in zijn Indische Altertumskunde (1847) het idee opperde dat de geschiedenis geschreven kon worden als de eeuwige strijd tussen de hoogstaande Ariërs en de minderwaardige dragers van die andere scheppende traditie, de Semieten. Omstreeks 1860 was het in Europa algemeen bekend, onder andere op gezag van de filoloog Max Müller dat Ariërs, namelijk Europeanen, Perzen en Indiërs, afstamden van een volk dat de hoogvlakten van Azië had bewoond. Vanuit het werk van Lassen lopen er directe lijnen naar racistische cultuurpessimisten als Joseph Arthur de Gobineau, de occultiste Madame Blavatsky en de protonazistische filosoof Houston Stuart Chamberlain. De Ariërmythe beleefde haar meest krankzinnige uitwerking in het werk van occultisten als Jörg Lanz von Liebenfels en Guido von List (de grondleggers van de ‘Ariosofie’, FS). In 1943 kwam de antropoloog Gerhard Heberer tot de conclusie dat het Arische ras uit het Noordse Ras was ontstaan, en dat Duitsland de Überheimat van dat elitevolk was’.
Het lijkt mij duidelijk dat het bovenstaande verhaal inmiddels zeer herkenbaar is. We zijn al veel elementen hieruit tegengekomen in de Akasha-kroniek. Maar ook voor de geschiedsopvatting van de na-Atlantische tijd is dit verhaal alleszins relevant. Ik wil hier nog een ander artikel volledig weergeven, eigenlijk meer een samenraapsel van passages van de Duitse en grotendeels in Nederland werkzame antroposoof Siegismund von Gleich, uit zijn magnum opus Der Mensch, der Eiszeit und Atlantis. Deze kleine bloemlezing werd als artikel geplaatst in het inmiddels bekende Belgische antroposofische tijdschrift de Brug:
Afb. 7, de geschiedenis van de mondiale migratiegolven na Atlantis volgens Sigismund von Gleich (antroposofie/diabasis/b18chincul.htm)
Waarom geen Chinese cultuurperiode ?
(verschenen in de Brug, )
door François De Wit
In de ontwikkeling van mens en aarde kunnen we verschillende grotere en kleinere tijdseenheden onderscheiden. Zo heeft de Aarde al stadia doorlopen die we aanduiden met de benaming van een hemellichaam, bvb. Saturnus, Zon, Maan. Zoals bekend leven we nu in de vijfde cultuurperiode van het vijfde tijdvak. Na het vierde tijdvak, Atlantis genaamd, volgde de zondvloed. Dan kwam de Oud-Indische cultuurperiode, de Oud-Perzische, de Egyptisch-Babylonische en de Grieks-Romeinse. Het lijkt erop dat de antroposofie alle grote, bekende culturen een plaats geeft, behalve een: de Chinese. Dat heeft te maken met de sterke nawerking van Atlantische elementen in deze cultuur. Sigismund von Gleich ging op zoek naar de oorsprong van verschillende volkeren, en legde daarbij interessante verbanden bloot. Een aantal begrippen die hij gebruikt, worden in de moderne antropologie niet meer gehanteerd (Indogermaans is bvb. Indo-Europees geworden), maar de moderne wetenschap vindt verklaringen uit de geesteswetenschap sowieso al onzin. We laten dus het verhaal maar beginnen, bij Noah:
Manoe of Noah leidde het bruikbaarste deel van het vijfde Atlantisras (de zgn. Oer-Semieten – fdw) uit het ondergaande Atlantis naar Binnen-Azië. Daarom representeert Noah de oerkiem die uit de zondvloed gered werd en verder ontwikkelde tot het vijfde wortelras (het na-Atlantische of Arische). Noah had drie zonen: Japhet, Ham en Sem. Hoe moeten we deze nu historisch-ethnologisch duiden vanuit de inzichten van de geesteswetenschap over ijstijd-wereldgeschiedenis ?
Japhet stelt de hoofdmoot van de Indo-Germaanse mensheid voor. De volkeren die in Genesis genoemd worden, laten dat duidelijk zien: “Javan” zijn de Ioniërs, “Madai” de Meden, “Gomer” de Cimbren. Eigenlijk is het de Europees-Kaukasische mensheid die door Japhet voorgesteld wordt. Bij de Grieken heet hij Japetos, wiens zoon Prometheus door Zeus-Jupiter aan de rotsen van de Kaukasus geketend werd. Dit beeld zegt ons: De prometheïsche denkkracht, die de Arisch-Kaukasische mensheid in de na-Atlantische periodes moest ontwikkelen, wordt vooreerst met het hoge rotsgebergte van het hoofd verbonden, het Jupiter-denken krijgt een zetel in de hersenen. Japetos en Prometheus staan aan de spits van de Griekse stambomen. In de Oudheid werden de Grieken en Ioniërs beschouwd als een Zeus-Jupitervolk, een denkervolk zonder meer. Rudolf Steiner beschreef Plato als een typische vertegenwoordiger van deze geest. De landstreek van de zee van Azow (of Asa-zee) tot aan de toppen van de Kaukasus, waar Europa overgaat naar Azië, werd in de Oudheid altijd Asia genoemd. “De Gotische en Scandinavische volkeren noemden de voet van de Kaukasus in hun Noorse heldenleer het Asaland, Asahaimur. Het is het oerverblijf der Asen, hun goden- en heldengeslacht, en in alle sagen trekt Odin van daar uit naar het Europese Noorden . . . Prometheus’ moeder of gemalin was Asia. De verheven Kaukasus zelf heeft als oerverblijfplaats der Asen nog het oerwoord ‘Asi’ in zijn laatste lettergreep. Alle volkeren aanzien hem als een heilige bergketen.” Asia is dus het land van de goden of engelen en wel speciaal van de Jupiterwezens waarmee de Arisch-Kaukasische of Indogermaanse volkeren van Europa zich verbonden voelden omdat deze goden in hen als vormkrachten vanuit de streek van de Kaukasus werkten
[…] De oorsprong van zowel Indogermanen als Semieten moet worden gezocht bij dat deel van het Atlantische wortelras, dat ooit het Noordwesteuropese deel van Atlantis bewoonde, tot aan het Hyperboreërgebied, en dat naar Binnen-Azië werd geleid. Deze volksgroep mag ‘Noah’ genoemd worden, voorzover ze de zondvloed overleefd heeft. Uit deze Noah, de kiem van de Eurazisch-Arische mensheid stamt Japhet af, het Indogermanendom. Sem of het Semietendom ontsprong weliswaar uit dezelfde kiem, maar vormde een aparte vertakking. In het Semietendom werkt namelijk het Toeraanse element verder* . De geesteswetenschap heeft vastgesteld dat op een bepaald moment de Noord-Atlantische volkerstroom samengekomen is met de zuidelijke stroom van Toeraniërs die alover Afrika Atlantis verlieten. Het Semietendom ontstond als een eigenaardige mengeling. “Alles wat bij de Toeraniërs decadent was, werkte eliminerend en omvormend bij het Hebreeuwse volk.” (Rudolf Steiner legt uit in het “Mattheus-Evangelie” dat de oude Atlantische helderziendheid bij de Hebreeuwen zich niet manifesteerde in een lager astraal helderzien, maar naar binnen sloeg en het innerlijk leven organiseerde – fdw). Sem is de pre-Ariërkiem die met de Noord-Aziatische, Toeraans-Mongoolse wereldstroming verbonden werd. Daardoor is Sem tegelijk datgene wat van het pre-Arische element, vooral in het Chinezendom verder leefde, hoewel daar het Mongoolse element sterker en doorslaggevender is geworden. Tenslotte is Sem het Semietendom van de latere tijd waarin het Eurazisch-Arisch element het Toeraanse element in de positieve zin heeft omgewerkt – dit in tegenstelling tot het Chinezendom.
Hieruit resulteert een zeer bijzondere polariteit tussen Semietendom en het Mongools-Toeraans Chinezendom. Het zijn twee verwante, maar polair tegengesteld-verwante elementen ! In deze beide volkergroepen, sterk in het bloed georganiseerd, werken naast de algemeen menselijke zonnekrachten vooral de Marskrachten der Toeraniërs. Maar bij de Mongolen overweldigen deze de zonnewerkingen, bij de Semieten is het omgekeerde het geval. Toch zijn beide rassen zeer oorlogszuchtig. Rudolf Steiner beschrijft dat in detail in de cyclus over de volkszielen (GA 121). Het is een van de belangrijkste signaturen van de tweede na-Atlantische cultuurperiode, die in het teken van de Tweelingen staat: het ontstaan van het Semietendom en het polair tegengestelde Chinezendom, die in veel opzichten als licht en schaduw samenhoren. De oudchinese cultuur, die dan rond 3100 vanuit Binnen-Azië (Toerkistan) oostwaarts stromend aan het daglicht kwam, wilde het Luciferische geesteslicht van Atlantis bewaren; maar de oerperzische en de oudsemitische -die er parallel mee loopt- doken moedig onder in het duister van de materie en streden met de aarde-donkerte. De lichte Irancultuur stond tegenover de donkere magie van Toeran en bereidde het Christendom voor. Tegenover het Perzische dualisme van Ormuzd en Ahriman stond het oerchinese van Yin en Yang – het hemelse en aardse in polariteit. Maar tegelijkertijd vormde zich uit de Toeraans-Arische vermenging de semitische Tweeling, wiens hebreeuwse tak het Christendom verder voorbereidde, terwijl de arabische tak als schaduw van het semitisme zich achteraf tegen deze laatste keerde. Maar ook in het Hebreeuwendom zelf, dat met Abraham begon, zoals het Arabierendom met Ismaël, openbaarde zich in de loop van de geschiedenis te allen tijde het Tweelingen-principe. Tegen het einde van de Tweelingen-periode verscheen het Semietendom -dat in de streek van de Kaspische Zee uit het contact met het Toeraniërdom ontstaan was- voor het eerst in Noord-Babylonië en veroverde door zijn oorlogszucht al vlug Voor-Azië, nadat het zich in Arabië, als in een secundair centrum, ingeburgerd had.
Ieder die het echte semitisch-hebreeuwse gezichtstype met bvb. het klassiek-turkse (Toeraanse) vergelijkt, zal de grote overeenkomst opvallen. Semieten en Chinezen zijn volkeren die enerzijds het rekenen en alle wiskunde, en anderzijds het geldwezen en alle handelsactiviteiten misschien wel het volmaakst beheersen ! Daarbij moet men in ‘t oog houden dat bij de Semieten behalve de Hebreeuwen van oudsher de Assyriërs, de Babyloniërs (sinds 2000 v.C.), de Syriërs, en natuurlijk de Arabieren gerekend worden. Mathematisme en monisme zijn de wereldbeschouwingen die klassiek zijn geworden dank zij het Semietendom. Zo wordt het klaar en duidelijk hoe de leer van de atlantische Manoe vanuit Binnen-Azië enerzijds naar het Westen in het getoeraniseerde Semietendom en anderzijds in oostelijke richting in het arisch beïnvloede Toeraniërdom, d.i. Chinezendom, ingestroomd is. De Hebreeuwse Je-ho-va komt overeen met de Chinese naam van God “I-Hi-Wei”, wiens drieëenheid Lao-Tse diepzinnig verklaarde: “Naar wie ge kijkt en ge ziet hem niet, die wordt met de naam I genoemd. Naar wie ge luistert en ge hoort hem niet, die wordt met de naam Hi genoemd; naar wie ge met de handen grijpt en ge vat hem niet, die wordt met de naam Wei genoemd. Deze drie zijn ondoorgrondelijk; dusdanig zijn ze vereend.” [ … ]
Zo zien we maar weer hoe misleidend schema’s kunnen werken. Ze geven de indruk alsof ieder tijdvak of cultuurperiode een afgerond geheel is, terwijl in werkelijkheid voorlopers en achterblijvers tegelijk met de hoofdstroom actief zijn. Op de volgende bladzijde proberen we even in kaart te brengen wat hierboven besproken werd. Voor de volledigheid vermelden we nog dat uit Ham het Hamietendom is ontstaan, meer bepaald door een vermenging van het vijfde en zesde Atlantisras. Hugo Obermaier schrijft daarover: ” De Oud-Egyptenaren zijn de belangrijkste vertegenwoordigers der Hamieten, dat zijn blanke Noordafrikanen, gelijkend op Europeanen, die naar huidskleur, haartype en onnegroïde gelaatstrekken meer bij het westelijke, middellandsezee-ras, moeten gerekend worden.”
Von Gleich, Brüll en de ‘Nieuwe Reactionairen’; een kleine ‘tegentirade’
Tot zover dit artikel uit de Brug. Interessant is overigens dat het werk van de hier aangehaalde Sigismund von Gleich de inzet was van een hevige polemiek in de jaren tachtig tussen Gjalt Zondergeld en Evert van der Tuin enerzijds en Dieter Brüll anderzijds. Het werk en de persoon von Gleich was de belangrijkste inzet van Brülls artikel ‘De nieuwe reactionairen’, in Driegonaal in 1986, tot in ten treuren aangehaald door antroposofische critici van mijn eerdere artikelen (Paul Heldens en Jan Luiten). Deze Sigismund von Gleich, onder vuur genomen door Zondergeld en van der Tuin, schijnt een principiële tegenstander geweest te zijn van de Nazi’s. Dat is natuurlijk lovenswaardig, maar maakt dat het bovenstaande verhaal minder racistisch? Het lijkt mij niet, maar ik heb ook elders aangegeven dat Steiners kijk op de rassen voor een belangrijk deel wezenlijk verschilde met die van het nationaal socialisme (los van het graduele verschil, want de nazi’s waren in hun visie ook ‘wat drastischer’, ik denk dat daar iedereen het wel over eens is).
Toch laat dit een interessant punt zien. Voor de antroposofische partij, van Dieter Brüll tot en met critici van mijn artikelen, lijkt het bijna alsof de stelling dat Steiner er racistische opvattingen op na hield, gelijk staat aan het op een hoop gooien met het nationaal socialisme. Dat Sigismund von Gleich net zulke racistische opvattingen had staat overigens buiten kijf, al was hij een principieel tegenstander van het nationaal socialisme en heeft hij daar zelfs een hoge prijs voor moeten betalen (niets dan hulde voor zijn moed in deze, dat lijkt mij vanzelfsprekend). Maar dat pleit hem niet vrij van racisme. Ik zal Brüll hier citeren, uit zijn roemruchte artikel ‘De Nieuwe Reactionairen’: ‘Omdat de duvel met Zondergeld speelt, heeft hij precies de verkeerde ‘racist’ te pakken. Zeker, hij werkte Steiners ‘rassenleer’ uit voor de voor-Christelijke tijd (daarna hebben in de zienswijze van Steiner rassenverschillen hun betekenis verloren). Maar hij was juist een fervente Nazi-bestrijder van het eerste uur, die nimmer een steekje heeft laten vallen (..) Nauwelijks bevrijd, stort hij zich opnieuw in de bestrijding van het racisme. Voor een zaal vol rijkseenheders en andere kolonialisten betoogde hij dat Nederland aan een koloniale oorlog bezig was en dat er geen enkel argument te vinden was waaraan de blanken het recht ontleenden om de Indonesiërs zo te bevoogden.’ (Driegonaal, extra editie, p. 21).
Mooi van von Gleich, maar nou en? Rechtvaardigt dit zijn eerdere uitspraken over rassen uit de jaren twintig? Wellicht is hij later tot inkeer gekomen en dat lijkt mij een goede zaak. Dat hoeft van mij ook zeker niet verzwegen te worden. Maar het gaat hier wel om wat hij ruimschoots daarvoor heeft geschreven. En dat gaat toch echt over Joden die goed in de handel zijn, verwant aan de Chinezen (?!) al hebben deze Chinezen zich in een Luciferisch licht gehuld en zijn de Joden de aarde donkerte ingedoken en zijn zéér oorlogszuchtig (NB als ras! ). Let overigens hier ook op het verhaal van Manu/Noach en de zonen van Noach. Hierboven zien we dus dat de ‘Indogermanen’ van Japhet afstammen en de ‘Semieten’ van Sem. Dit is de traditionele voorstelling van zaken, maar zie ook weer de parallel met de Akasha-kroniek, het hoofdstuk ‘Übergang der Vierten in die Fünfte Wurzelrasse’ , waar Steiner stelde dat de ‘Oersemieten’ zowel de voorouders zijn van de Ariërs als van de Semieten.
Misschien is het goed om een keer toe te lichten waar het verhaal vandaan komt dat Joden zo goed in de handel zijn. Wellicht helpt het om een aantal platte stereotypen, door deze en gene antroposoof zo dierbaar gekoesterd, te ontzenuwen. Gedurende de Middeleeuwen en grote delen van de moderne tijd (grotendeels tot in de negentiende eeuw) waren Joden in Europa uitgesloten van vele beroepen, zoals overheidsdiensten, maar ook andere sectoren. Hen restte meestal de vrije beroepen. Vandaar dat er in Europa een traditie is ontstaan dat Joden veelal ondernemers waren. Voor Joden in het Osmaanse Rijk en verder in de islamitische wereld lag dit bijvoorbeeld heel anders. Daar was het ze wel toegestaan om overheidsfuncties te bekleden en soms ook hele hoge. Daar heeft de Joodse traditie zich ook heel anders ontwikkeld. Ik hoop dat hiermee de lucht geklaard is voor eenieder die nog wat ziet in de antisemitische praatjes van von Gleich, al maak ik me wat betreft de Brug weinig illusies. Daar staan ook andere verhalen te lezen over ‘lelijke joden met rinkelende geldbuidels’ of ‘Joden die hun rasgenoten verraden wanneer het ze uitkomt’ (zie noot 93).
Goed, alle waardering voor von Gleichs principiële stellingname tegen de nazi’s, maar dat maakt het bovenstaande verhaal niet minder racistisch. Geheel overbodig dat Brülls opmerking over dat de rasverschillen voor Steiner geen rol van betekenis meer zouden spelen na het begin van de Christelijke jaartelling regelrecht onjuist is. ‘Diese Linie besteht auch für unsere Zeit’ en ‘In unserer Zeit wird der Rassencharakter aber allmählich überwunden’ staat er in de vierde voordracht van ‘Die Mission einzelner Volksseelen’, maar kennelijk verkiest dhr Brüll ook enige onzorgvuldigheid of selectieve woordblindheid als dat in zijn straatje past. En hoe verklaart meneer Brüll het citaat van dat indianenopperhoofd, aangehaald aan het slot van de zesde voordracht? Zijn die woorden soms ook uitgesproken voor de Christelijke jaartelling? Steiner heeft het zelfs over foto’s van indianen, waar de neergang van hun ras goed zichtbaar zou zijn. Moet ik begrijpen dat die foto’s in de Atlantische tijd zijn gemaakt, of op zijn laatst gedurende de Grieks Romeinse cultuurperiode? (bij Rudolf Steiner kon alles en is niets te gek). Maar nee hoor, het gaat toch echt allemaal over ‘Unsere Zeit’. Nogmaals de volledige passage:
‘Sehen Sie sich doch die Bilder der alten Indianer an, und Sie werden gleichsam mit Händen greifen können den geschilderten Vorgang, in dem Niedergang dieser Rasse. In einer solchen Rasse ist alles dasjenige gegenwärtig geworden, auf eine besondere Art gegenwärtig geworden, was in der Saturnentwickelung vorhanden war; dann aber hat es sich in sich selber zurückgezogen und hat den Menschen mit seinem harten Knochensystem allein gelassen, hat ihn zum Absterben gebracht. Man fühlt etwas von dieser wirklich okkulten Wirksamkeit, wenn man noch im neunzehnten Jahrhundert sieht, wie ein Vertreter dieser alten Indianer davon spricht, daß in ihm lebt, was vorher für die Menschen groß und gewaltig war, das aber die Weiterentwickelung unmöglich mitmachen konnte. Es existiert die Schilderung einer schönen Szene, bei welcher ein Führer der untergehenden Indianer einem europäischen Eindringling gegenübersteht’.
‘Wenn man noch im neunzehnten Jahrhundert sieht!’ Niks voor Christelijke jaartelling. Was toch leuk geweest als dhr Brüll dit in zijn argumentatie had meegewogen. Interessant, omdat dit artikel juist een tirade is tegen de vermeende onzorgvuldigheid van de critici van Steiner. Nu schijnt het artikel van Brüll in de ogen van sommige antroposofen (die zelfs het van Baarda-rapport afwijzen) bijna heilig te zijn, bijna nog heiliger dan de teksten van Steiner zelf, maar ik denk dat er aan het van Baarda rapport wel wat meer eer valt te behalen, dan deze gedateerde en volkomen doorzichtige zogenaamde verdedigingswal tegen de racisme-aantijgingen. Het spijt me voor alle antroposofen die naast Steiner apologeet ook Brüll apologeet zijn, maar ik kan er slechts twee dingen uit halen. Of meneer Brüll, van beroep hoogleraar belastingrecht, heeft Steiner niet goed gelezen, of dit was slechts een wanhopige tactische manoeuvre om de aandacht van de echte racisme-kwestie af te leiden. Ik kan er niets anders van maken. Niet heel erg sterk tegenover de hoogleraar geschiedenis Gjalt Zondergeld. Gelukkig had professor Brüll meer verstand van belastingen en de sociale driegeleding. Maar zelfs los hiervan en ook los van de nagedachtenis aan Sigismund von Gleich, ik denk niet dat de bovenstaande racistische tekst in deze tijd nog enige verdediging verdient. Ondanks de persoon von Gleich gaat het hier om puur racisme en in dit geval zelfs ook antisemitisme. Het spijt mij maar ik ben van een andere generatie dan Brüll en ook Zondergeld (die zelfs zijn excuses aan Brüll heeft gemaakt omdat hij von Gleichs stellingname tegen de nazi’s niet heeft benadrukt). Ik voel me wat dat betreft vrij genoeg om de woorden van von Gleich te beoordelen. En dat gaat over Joden in de aardedonkerte, omgevormd door de decadente trekken der Toeraniërs en Luciferisch verlichte Chinezen. Of zelfs de algemene opmerking ‘het bruikbaarste deel van een ras’ (al heeft Steiner ongeveer hetzelfde in de Akasha-kroniek gezegd ). Het gaat mij dus om die teksten. De persoon (net als bij Steiner overigens) laat ik er buiten.
Ik hoop hiermee de kwestie ‘Nieuwe reactionairen’ nu definitief af te handelen. Mochten bepaalde antroposofen daar anders over denken, zet dat artikel van Brüll dan gewoon online. Kan iedereen het raadplegen en dan kunnen we ook zien hoe effectief het is in het pareren van welke racismeaantijging aan het adres van Steiner dan ook. Ik zal niets liever doen dan er op mijn site een linkje naar plaatsen. Geheel ten overvloede, met bovenstaande opmerkingen wil ik niets afdoen aan Dieter Brülls persoonlijke oorlogservaringen (dat staat vanzelfsprekend buiten kijf ), maar in het racisme-debat heeft hij de plank helaas volledig misgeslagen.
Dit is het enige van Brüll dat nog enigszins betrekking zou kunnen hebben op mijn artikelen. Verder is het vooral een tirade tegen de protestgeneratie van de jaren zestig en de actievoerders van de jaren zeventig en tachtig, die ook in de antroposofie het ‘fascisme’ meenden te herkennen. Nu ben ik van 1973 dus daar was ik echt te jong voor (begrijp ook niet waarom Paul Heldens en Jan Luiten mij dan onder die nieuwe reactionairen scharen).
Ik wil hier nog een ding over de zaak ‘nieuwe reactionairen’ kwijt. Als antroposofen zich nu druk maken over de nagedachtenis van deze Sigismund von Gleich, waarom laten deze antroposofen dan zonder weerwoord toe dat deze in een blad juichend wordt aangehaald dat openlijk sympathiseert met neonazi’s? (David Irving, Ernst Zündel, Johannes Lerle, enz.) Dat lijkt me pas beschadigend voor zijn reputatie. Dit lijkt me veel ernstiger dan mij met het vergezochte argument om de oren te slaan dat ik de antroposofie op een hoop zou gooien met het nationaal socialisme. Maar kennelijk was deze Sigismund von Gleich, ondanks zijn zeer bedenkelijke opvattingen, wat principiëler dan zijn hedendaagse navolgers. Die schijnen er minder moeite mee te hebben dat zijn naam prijkt naast die van een echte nazi-sympathisant en Holocaustontkenner als David Irving. Dus antroposofen die het willen opnemen voor deze von Gleich, klim in de pen en gesel de Brug in de geest van Dieter Brüll, met het verwijt dat zij de godvergeten brutaliteit hebben om de woorden van deze tegenstander van de Nazi’s aan te halen, waar hij zelf in een later stadium van zijn leven wellicht niet meer achter zou hebben gestaan. ‘Halve waarheden zijn verwoestender dan kloeke leugens!’, aldus Paul Heldens. Dat zou pas van karakter getuigen en laten zien dat de antroposofische beweging het meent dat er geen sprake is van rassenleer, laat staan dat zij haar levensbeschouwing laat kapen door een stel gekken dat met neonazi’s dweept. Anders zijn die tirades over Dieter Brüll en de Nieuwe Reactionairen geen knip voor de neus waard.
Tot zover mijn ‘tegentirade’ en de jaren tachtig relletjes. Terug naar de eigenlijke kwestie. Hoe beschreef Steiner de cultuurperiodes van de na-Atlantische tijd? Hij heeft hier onder meer beschreven in Geheimswissenschaft, in het hoofdstuk ‘Die Weltentwickelung und der Mensch’. Hier beschrijft hij echter vooral de ‘occulte achtergronden’ van deze ontwikkelingsgang. Ik zal eerst een wat concretere beschrijving geven, waarna het gedeelte van Geheimwissenschaft volgt. Houd ook hierbij de tekstfragmenten van von Gleich en het wereldkaartje uit de Brug in het achterhoofd.
De na-Atlantische (Arische) cultuurperiodes/onderrassen
Een passage uit het zeer toegankelijke Antroposofie; een kennismaking, van Henk van Oort (Vrij Geestesleven, Zeist, 2006). Als zullen er direct weer de nodige merkwaardige dingen opvallen (maar daar is het ook de antroposofie voor), is dit boekje is compact en bijzonder helder geschreven en wellicht een goede inleiding alvorens er in de vrij lastige materie van Geheimwissenschaft kan worden gedoken. Van Oort:
‘Uit alle gebeurtenissen na de ondergang van Atlantis haalt Rudolf Steiner een aantal culturen naar voren. De genoemde volkeren zijn dermate cultuurdragend dat via hen de bewustzijnsontwikkeling van de mensheid in zijn totaliteit goed gevolgd kan worden (volstrekt arbitrair en bovendien volstrekt à-historisch, maar zie hier Steiners eurocentrisme, of zelfs aryo-centrisme, FS). De genoemde culturen zijn:
• De Oer-Indische cultuur, 7227-5067 v. Chr.
• De Oer-Perzische cultuur, 5067-2907 v. Chr.
• De Egyptisch-Babylonische cultuur, 2907-747 v. Chr.
• De Griekse-Romeinse cultuur, 747 v. Chr.-1413 n. Chr.
• De vijfde na-Atlantische cultuur, 1413-3573 n. Chr’.
Nog een stukje van Oort: ‘Na de Atlantische ramp beginnen de zogenaamde na-Atlantische cultuurperioden. De indeling verloopt aan de hand van het Platonische wereldjaar, dat 25.920 jaar duurt. In die tijd doorloopt het lentepunt de de twaalf tekens van de dierenriem. Eén dierenriemteken wordt dan in ongeveer 2160 jaar doorlopen. De genoemde jaartallen als aanduiding van de cultuurperioden (zie hierboven, FS) zijn afkomstig van deze indeling.
Degenen die de Atlantische ramp wisten te ontkomen, vluchtten naar hogere gebieden.
De voorouders van de oorspronkelijke Amerikaanse continenten moeten we zoeken in Atlantis. Ook wijst Steiner op Manu, die met zijn heilige Rishi’s via het huidige Europa naar Azië vlucht, de Himalaya oversteekt en in het huidige India de zogenoemde Oer-Indische cultuur sticht, die door Steiner de eerste na-Atlantische cultuurperiode wordt genoemd en die duurde van 7227 tot 5067 v. Chr. (zie hier de parallel met de Ariërmythe, FS). De antroposofie hanteert de gedachte dat de huidige mens afstamt van de Atlantische voorouders. De oeroude menselijke skeletten die nu nog op uiteenlopende plaatsen gevonden worden, zijn alle afkomstiig van uiteindelijk uitgestorven mensensoorten’.
Van Oort verwijst na deze passage terug naar een ander opmerkelijk fragment, een paar pagina’s terug. Op pp. 59-61 lezen wij het volgende: ‘De mens is géén eindproduct, maar was vanaf het begin betrokken bij de scheppingsdaad van de engelhiërarchieën’. (wat hebben die antroposofen toch met dat géén, zie ook de van Baarda-Commissie met haar hoofdconclusie. Volgens mij wordt deze spellingsvariant ingezet als er iets volstrekt ongeloofwaardigs wordt ingezet, zo ook in dit geval. Er is dan bijna zeker sprake van wel. Want natuurlijk de mens is geen eindproduct, maar gewoon een toevallig resultaat van de evolutie. Maar daar hebben ook de antroposofen, net als de orthodoxe Christenen, grote moeite mee, gezien de vermeende betrokkenheid bij engelenhiërarchiën en meer van dat soort hoogst ‘spirituele zaken’, FS) ‘Dr. Hermann Poppelbaum werkt deze antroposofische gedachte verder uit in zijn boek Mensch und Tier (1928)’. Zie in dit geval het model van Poppelbaum, hier eerder weergegeven, fig. 3. Van Oort: ‘Het volgende beeld kan de ingewikkelde gedachte enigszins helder maken: Laten we ons voorstellen dat de mensenkiem aanwezig is in een grote zwevende ballon. Deze mensenkiem moet zich blijkbaar in een bepaalde richting ontwikkelen voordat de ballon op de aarde landt. De ballon zweeft naar de aarde. Het moment van landing wordt steeds uitgesteld doordat zich elementen uit de mensenkiem afscheiden en als het ware uit de ballon worden gestoten. Ten eerste daalt de ballon dan minder snel en ten tweede komt er dan steeds meer ruimte vrij voor het ontwikkelen van de mensenkiem. Veel elementen worden achtereenvolgens uitgestoten: te beginnen met de mineralen, dan de planten, ongewervelde dieren, de vissen, de amfibieën, de reptielen, de vogels, de zoogdieren, de primaten en ten slotte de mens. Er zijn dus parallel twee niveaus waarop de ontwikkeling plaatsvindt: de geestelijke kern (= de ballon die naar de aarde daalt) en de lichamelijke drager die in al deze fasen zich uit de ballon verwijdert, zich materialiseert en op aarde belandt.
De in verharding getreden vormen ontwikkelen zich ieder op hun eigen aardse wijze. Als de planten en de dieren op aarde zijn beland, vindt het proces plaats dat Darwin ‘evolutie’ noemt. Steiner vult dus aan wat Darwin zegt, spreekt hem niet tegen (?, valt over te twisten, FS). De huidige diervormen zijn ontstaan uit eeuwenlange specialisatie. Elk dier is een specialist (…)dan komt het moment dat de primaten, de mensapen, de denkbeeldige ballon verlaten en incarneren op aarde. Daarna volgen de voorlopers van de mens. Onder deze voorlopersworden in dit verband verstaan onder andere de Pekingmens, de Pithecanthropus en de Neanderthalers. De huidige mens stamt niet af van deze voorlopers en al helemaal niet van de aapachtigen, zo moge duidelijk zijn uit het voorgaande. Toen al deze voorlopers al in de zichtbare wereld waren getreden, was er in de denkbeeldige ballon, in spirituele vorm, nog een laatste vorm over. Deze laatste vorm treedt geleidelijk aan in het zichtbare rond 50.000 v. Chr. en wordt homo sapiens genoemd. Volgens Rudolf Steiner waren deze eerste mensengestalten zo ijl als de geur van een bloem. Het verdichtingsproces zet zich voort. Langzaam verdicht het fysieke lichaam zich tot kraakbeen. Daarna treedt er een verharding in tot de huidige hardheid is bereikt.
Als inderdaad, teruggedacht in de tijd, de botten steeds zachter worden, kunnen er nooit fossiele resten gevonden worden van deze voorouders van de huidige mens. Kraakbeen, of nog zachter materiaal, lost nu eenmaal sneller op na het sterven, dan harde botten’.
Tot zover van Oort. Ik zal de bovenstaande tekst nog een keer aan bod laten komen wanneer de plaats van de indianen in Steiners evolutionaire mensbeeeld ter sprake komt. Want Steiner heeft het nooit over vroege mensvormen als de Pekingmens, maar wel over indianen. Zie hier wederom de kern van het probleem.
Wij zien dus dat dit gedachtegoed bijzonder levend is, als het in een actuele en qua toonzetting moderne en toegankelijke inleiding op de antroposofie staat. Ook in het onderwijs wordt er nog onverkort aan Steiners schema van de aarde-evolutie en de geschiedenis van de cultuurperiodes van de na-Atlantische tijd vastgehouden. Ik toon hier een recent schema van een Duitse vrije school, die zich profileert als een ‘moderne school, waar géén Steiner wordt onderwezen’, althans naar eigen zeggen (aangeleverd door Andreas Lichte op racisme-debat ). Daar is dezelfde gedachtegang goed te zien:
ATLANTIS
Alte Geschichte
Ur-Indien
Ur-Persien
Babylonien – Ägypten
Seite 2:
Es wechselt die Zeit
das Antlitz der Dinge,
doch bleibt ewig
der Wesenskern.
Es wechselt das Leben
Der Menschen Taten,
doch bleibt ewig
der Seelenkern.
Seite 3:
Erinnerung an Atlantis
Gesang Weylas
Du bist Orplid, mein Land
das ferne leuchtet;
vom Meere dampfet dein besonnter Strand
den Nebel, so der Götter Wange feuchtet.
Uralte Wasser steigen
verjüngt um deine Hüften, Kind!
vor deiner Gottheit beugen
sich Könige die deine Wärter sind
(E. Mörike)
Seite 4-6
Manu und der Fisch
Auf der Erde lebte der fromme und weise Manu.
Er war ein Priesterkönig und Lehrer der Menschen. Eines Tages stand er am Ufer des Meeres, auf einem Fuß und mit emporgehobenen Armen. Da schwamm ein Fisch heran und sprach: „Großer König, rette mich, damit ich dereinst dich retten kann, denn im Meer sind die kleinen Fische vor den großen nicht mehr sicher.“ Manu hob den Fisch aus dem Wasser und tat ihn in eine Schale. Der Fisch aber begann zu wachsen und eine größere Schale war bald nötig. Doch der Fisch wuchs und wuchs, so dass bald alle Schalen und auch der Teich und der Fluss zu klein waren. Am Ende musste Manu ihn zum Meer zurückbringen. Als die salzigen Wellen ihn umspülten, begann der Fisch erneut zu sprechen: „Höre Manu, du Gerechter. Es naht eine schlimme Zeit. Eine gewaltige Flut wird Höhen und Tiefen heimsuchen. Du aber bau dir ein festes Schiff und fülle es mit Samen und Körnern aller Art. Wenn der Tag der großen Flut kommt, dann steige ein, du und die Heiligen Weisheitslehrer, die Rishis. Ich aber werde zur Stunde vor der Küste sein. An einem großen horn solltest du mich erkennen.“ Alles geschah, wie der Fisch es vorausgesagt hatte. Wohl Jahre dauerte die Fahrt, bis sich die Welt zu lichten begann und der Gipfel eines Berges sichtbar wurde. An diesem Berg befestigte Manu sein Schiff. Bald verliefen sich die Wasser, und alle sieben Rishis konnten wohlbehalten das neue Land betreten. Jetzt erst erkannten sie, wer sich in der Gestalt des Fisches verborgen hatte. Es war Brahma,
des Daseins ewiger Grund.
Und Brahma sprach: „Von Manu ist alles neu zu gestalten, wie von mir bestimmt.“
So geschah es, und ein klarer Himmel empfing den neuen Tag.
……………………………………………
Seite 7-20 (nur Inhaltsangabe):
“Ur-Indien, 7200 – 5100 v. Chr.” (anthroposophischer Zeitrechnung!)
– “Agni, das Opferfeuer”
– “Heilige Veden”
– “Die Kasten”
– “Krishna, der Gesalbte”
– “Gautama Buddha”
Buddha wird mit folgendem Trick in die völlig falsche Datierung gequetscht, Zitat: “Gautama Buddha Jahrtausende vergingen. Die Menschen bedurften einer Erneuerung der hohen Lehre und des rechten Lebens. Da wurde den indischen Menschen ein großer Wegbereiter gesandt. (…)”
……………………………………………
Seite 21-25 (nur Inhaltsangabe):
“Ur-Persien 5100 – 2900 v. Chr.” (anthroposophischer Zeitrechnung)
– “Zarathustra”
– “Avesta, das heilige Buch der Perser”
– “Ahura Mazado” (”Ahura Mazdoo”)
……………………………………………
Seite 26-49 (nur Inhaltsangabe):
“Babylonien-Ägypten 2900 -700 v. Chr.” (anthroposophischer Zeitrechnung)
– “Gilgamesch”
– “die 12 Tierkreiszeichen”
– “die 7 Planeten”
– Schaubild mit Kombination aus Planeten und Tierkreiszeichen
– “Isis und Osiris”
– “…”
……………………………………………
Seite 50-Ende:
“Griechisch-römische Kulturepoche 747 v. Chr. – 1413 n. Chr.” (anthroposophischer Zeitrechnung)
Volgens deze handleiding wordt kennelijk nog steeds de geschiedenis van de oudheid onderwezen. Wel komisch als je bedenkt dat het ‘sprookje’ van die vis zich op Atlantis afspeelt, dus niet eens een ‘authentiek sprookje’ is (is misschien ook geesteswetenschap). Zelf heb ik begin jaren tachtig, op de lagere school, precies dezelfde stof gehad. Is nog iets anders dan de nationale canon van tegenwoordig. Er is dus sprake van een ‘antroposofische canon’, waarvan de gronden, zacht uitgedrukt, nogal discutabel zijn. Dit zal later allemaal duidelijk worden en in het totale verhaal te passen. Een gedeelte is trouwens al herkenbaar, zie het verhaal van manu en Atlantis. De rest zal dat spoedig ook worden.
Alvorens hiermee verder te gaan, lijkt het mij nuttig om een blik te werpen op Steiners misschien wel belangrijkste werk, Die Geheimwissenschaft im Umriß (GA13) uit 1909. In dit werk heeft hij eigenlijk de kern van de antroposofie vastgelegd. De theosofische terminologie is veelal vervangen door antroposofische termen. ‘Wortelras’ is nu ‘Zeitalter’ geworden en ‘onderras’ is Kulturepoche’ of ‘Epoche’ geworden. Zowel het proces dat bovenstaand op een toegankelijke manier door van Oort is uitgelegd, als het bovenstaande geschiedenisoverzicht van die vrije school uit Duitsland, zullen wij in Geheimwissenschaft op verschillende manieren terugzien.
Verder zijn allerlei christelijke begrippen en symbolen blijken opeens van het grootste belang voor de beschrijving van de Aarde-Evolutie, terwijl de theosofische termen wortelras en onderras zijn verdwenen. De verschillende engelenhiërarchieën, eerder ter sprake gekomen bij Die Mission einzelner Volksseelen, blijken opeens een grote rol te spelen. Vanaf nu gaat het over Elohim, Exousiai, Dynameis en Kyriotes.
Geheimwissenschaft bestrijkt de totale antroposofie. Ook zijn er lange gedeeltes gewijd aan beschrijvingen van het vroegste verleden, totaan zelfs de verre toekomst (zie alle voorgaande schema’s van de aarde-evolutie). In dit verband is het belangrijkste hoofdstuk ‘Die Weltentwickelung und der Mensch’ , waarin Steiner het verleden beschrijft tot de komst van Christus met een korte uitloper naar onze tijd. De krachten die achter het ontstaan van de rassen zitten, komen hier ook ter sprake. Ik denk dat je met recht kunt stellen dat Geheimwissenschaft wellicht Steiners meest belangrijke boek is. Veel van wat hij in eerdere belangrijke werken heeft besproken, zoals Theosophie (1904, GA 9 ), Wie erlangt man Erkenntnisse der höheren Welten? (1904/05, GA 10 ) en wederom de complete aarde-evolutie, zoals beschreven in de Akasha-kroniek (GA 11).
Laat ik er een algemene opmerking over maken. In zijn soort is Geheimwissenschaft een absoluut meesterwerk, qua gedachteconstructies en redeneringen, maar ook qua esthetiek. Hoewel ik persoonlijk met beide enigszins een probleem heb, is dit een vrijwel volmaakte toepassing van beide in zijn eigen soort. Het antroposofische evolutiemodel is in dit werk het meest elegant beredeneerd. Verder heeft het werk ook zeker een literaire kwaliteit. Wie enigszins vertrouwd is met de antroposofische kleurenleer, vormgeving of schildertechnieken die in die wereld gebruikelijk zijn, kan in Geheimwissenschaft een literaire equivalent herkennen. Precies zoals in de antroposofische schildertechniek (‘sluieren’ in aquarel), het ene doorzichtige laagje na het andere wordt aangebracht, zo heeft Steiner de geleidelijk ontwikkeling beschreven van geest naar stof beschreven. Als je het binnen het eigen genre beoordeeld heeft hij dit meesterlijk gedaan, zoniet volmaakt. Op de grondvesten van dit wereldbeeld kun je terecht kritiek hebben, maar binnen het eigen systeem is het vrijwel perfect. Hetzelfde geldt ook voor het antroposofische schoonheidsideaal. Je kunt er wellicht je vraagtekens bij hebben waarom er tegenwoordig nog zo sterk wordt vastgehouden aan een vormgeving die overduidelijk is ingegeven door een wat wazige en symbolistische fin du siècle esthetiek (mijns inziens bijna metaforisch voor de hele beweging), maar als je de beeldende beschrijvingen uit Geheimwissenschaft visualiseert zie je deze als het ware in de meest perfecte vorm voor je. Geheimwissenschaft is met recht Steiners grote meesterwerk, zowel filosofisch als literair. Het is ook van een heel andere orde dan de Akasha-kroniek, waar sommige beschrijvingen soms nogal banaal zijn (zoals het martelen bij de Lemuriërs, om maar een voorbeeld te noemen). Dit soort zaken komen in Geheimwissenschaft niet voor, het is in dat opzicht een alleszins elegant werk. Nu ik deze bekentenis heb gedaan, kan er, waar nodig, soms stevig in de tekst worden gesneden en kan deze van de nodige kanttekenigen worden voorzien.
Ik zal dit hoofdstuk niet volledig behandelen, althans niet de volledige tekst citeren, zoals ik dat wel heb gedaan bij twee voordrachten uit Die Mission en bij twee hoofdstukken uit de Akasha-kroniek (althans bijna volledig). Eerst komt er een beknopte inleiding op de materie, daarna zal ik er een aantal passages uitlichten die voor de rassenkwestie relevant zijn. Het verloop zal gaan vanaf het begin (de ‘oude Saturnus’) tot aan de de na-Atlantische periode, de komst van Christus tot aan onze tijd. Ook zal aan de orde komen wat het er in het Baarda-rapport is opgenomen (uiteindelijk heel weinig), maar vooral wat er niet is opgenomen. Net als bij de Akasha-kroniek zal dit weer bijzonder onthullend zijn. Er zullen overigens minder zaken aan de orde komen die direct met de rassenkwestie te maken hebben. Wel zullen de achterliggende mechanismen pregnant zichtbaar worden.
Floris Schreve Says:
03/03/2009 at 00:50
noten:
1 Marcel Hulspas en jan Willem Nienhuys, Tussen waarheid en waanzin; een encyclopedie der pseudo-wetenschappen, de Geus, Breda, 1998, p. 32
2 http://users.telenet.be/antroposofie/diabasis/b18chincul.htm
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
3 Zie deze bijdrage op ‘Vraagstuk’ II:
– Hieronder de volledige toespraak van Colonel Cobb uit de vroegste bron: Niles/weekly Registr V64, 1843, p. 131-132 (via books.google.com, trefw. Choctaw Cobb) http://books.google.nl/books
The Natchez Free Trader contains a report of the speech of Col. Cobb, the celebrated half-breed chief of the Choctaws, made in reply to J. J. McRae, Esq., the agent for enrolling and emigrating the Indians to the West of the Mississippi, who had made a speech to the Indians, about one thousand in number, assembled at Hopahka, informing them that “their council fire scould [should?] no more be kindled there;” that “their warriors can have no field for their glory, and that their spirits will decay within them;” and that if they should “take the hand of their great father, the President, which is now offered to them to lead them to their western homes, then will their hopes be higher, their destinies higher.”
The Natchez Courier appropriately says of this bit of eloquence that, for comprehensivness and brevity, for beauty of diction and force, for affecting sublimity and propriety of sentiment, we have never seen any production to exceed it. We publish it as a composition worthy to be preserved.
SPEECH OF COL. COBB,
Head Mingo of the Choctaws, East of the Mississippi, in reply to the Agent of the U. S.
Brother: We have heard you talk as from the lips of our Father, the great White Chief at Washington, and my people have called upon me to speak to you. The red man has no books, and when he wishes to make known his views, like his fathers before him, he speaks from his mouth. He is afraid of writing.-When he speaks, he knows what he says; the Great Spirit hears him. Writing is the invention of the pale faces; it gives birth to error and to feuds. The Great Spirit talks-we hear him in the thunder-in the rushing winds and the mighty waters-but he never writes.
Brother: When you were young we were strong; we fought by your side; but our arms are now broken. You have grown large. My people have become small.
Brother: My voice is weak; you can scarcely hear me; it is not the shout of a warrior, but the bewail of an infant. I have lost it in mourning for the misfortunes of my people.-These are their graves, and in those aged pines you hear the ghosts of the departed. Their ashes are here, and we have been left to protect them. Our warriors are nearly all gone to the far country West; but here are our dead. Shall we go too, and give their bones to the wolves?
Brother: Our hearts are full. Twelve winters ago our chiefs sold our country. Every warrior that you see here was opposed to the treaty. If the dead could have been counted, it could never have been made; but, alas! tho’ they stood around, they could not be seen or heard. Their tears came in the rain drops, and their voices in the wailing wind, but the pale faces know it not, and our land was taken away.
Brother: We do not now complain. The Choctaw suffers, but he never weeps. You have the strong arm, and we cannot resist.-But the pale face worships the Great Spirit.-So does the red man. The Great Spirit loves truth. When you took our country you promised us land. There is your promise in the book. Twelve times have the trees dropped their leaves, and yet we have received no land. Our houses have been taken from us. The white man’s plough [plow] turns up the bones of our fathers. We dare not kindle up our fire; and yet you said we might remain and you would give us land.
Brother: Is this truth? But we believe, now our Great Father knows our condition, he will listen to us. We are as mourning orphans in our country; but our father will take us by the hand. When he fulfils [fulfills] his promise, we will answer his talk. He means well. We know it But we cannot think now. Grief has made children of us. When our business is settled we shall be men again, and talk to our Great Father about what he has promised.
Brother: You stand in the moccasins of a great chief; you speak the words of a mighty nation, and your talk was long. My people are small; their shadow scarcely reaches to your knee; they are scattered and gone; when I shout, I hear my voice in the depths of the woods, but no answering shouts come back.-My words, therefore, are few. I have nothing more to say, but to tell what I have said to the tall chief of the pale faces, whose brother* stands by your side.
*William Tyler, of Virginia, brother to the President of the United States, recently appointed one of the Choctaw Commissioners.
– De geparafraseerde Choctaw-toespraak uit de Volkszielen (Sechster Vortrag, Kristiania, 12. Juni 1910, morgens) in:
anthroposophie.net/bib_steiner_ga_121_06.htm
Seine Rede ist uns aufbewahrt; sie ist bezeichnend, weil sie auf das Angedeutete hinweist, und sie lautet etwa so: «Da in dem Erdboden, wo die Eroberer unseres Landes schreiten, sind die Gebeine meiner Brüder begraben. Warum dürfen die Füße unserer Überwinder über die Gräber meiner Brüder schreiten? Weil sie im Besitze sind dessen, was groß macht den weißen Mann. Den braunen Mann macht etwas anderes groß. Ihn macht groß der Große Geist, der zu ihm spricht in dem Wehen des Windes, in dem Rauschen des Waldes, dem Wogen des Wassers, in dem Rieseln der Quelle, in Blitz und Donner. Das ist der Geist, der für uns Wahrheit spricht. Oh, der Große Geist spricht Wahrheit! Eure Geister, die ihr auf dem Papiere hier habt, und die dasjenige ausdrücken, was für euch groß ist, die sprechen nicht die Wahrheit.» So sagte der Indianerhäuptling von seinem Standpunkte aus. Dem Großen Geiste gehört der braune Mann, der blasse Mann gehört den Geistern, die in schwarzer Gestalt als kleine zwerghafte Wesen -er meinte die Buchstaben – auf dem Papier herumhüpfen; die sprechen nicht wahr.
– Een eerdere, soortgelijke parafrase met meer nadruk op de landbelofte in:
Vor dem Tore der Theosophie, GA 95, elfter Vortrag, Stuttgart, 1. September 1906
anthroposophie.net/VorDemToreTheosophieRD.htm
Für den Unterschied in der ganzen Anschauung zwischen der atlantischen und der neuen Wurzelrasse ist folgende Szene charakteristisch, die sich in der Mitte des 19. Jahrhunderts abspielte. Europäische Kolonisten hatten die Indianer, in denen wir in der atlantischen Kultur stehengebliebene Nachkommen der alten Atlantier zu sehen haben, veranlaßt, ihnen Länderstrecken abzutreten unter der Bedingung, daß man ihnen neue Jagdgründe anweisen würde. Dieses Versprechen war nicht gehalten worden, und das konnte der Häuptling nicht begreifen. Das war die Veranlassung zu dem folgenden Gespräch. Der Indianer sagte: Ihr Bleichgesichter habt uns versprochen, daß euer Häuptling unseren Brüdern anderes Land anweisen werde, nachdem ihr uns dieses genommen habt. Eure Füße stehen jetzt auf unserem Land und gehen über die Gräber unserer Väter. Der weiße Mann hat sein Versprechen dem braunen Manne nicht gehalten. Ihr Bleichgesichter habt schwarze Instrumente mit allerlei kleinen Zauberzeichen – gemeint sind Bücher – und aus diesen lernt ihr erkennen, was euer Gott will. Das muß aber ein schlechter Gott sein, der die Menschen nicht lehrt, ihr Wort zu halten. Der braune Mann hat nicht einen solchen Gott, der braune Mann hört den Donner und sieht den Blitz, und diese Sprache versteht er; da spricht sein Gott zu ihm. Er hört im Walde das Rauschen der Blätter und Bäume, auch da spricht sein Gott zu ihm. Er hört die Wellen im Bach plätschern, und dann versteht der braune Mann diese Sprache. Er spürt, wenn sich ein Sturm erhebt. Überall hört er seinen Gott zu ihm sprechen, und dieser Gott lehrt etwas ganz anderes, als was euch eure schwarzen Zauberzeichen sagen.
– Karakteristiek voor de 8-delige Choctaw-toespraak zijn de termen: het schrift, de in de natuur sprekende Grote Geest en de waarheid. De parafrases komen uit het 3e, 2e, 1e, 6e en 7e deel.
3e Our warriors are nearly all gone to the far country west; but here are our dead. Shall we go, too, and give their bones to the wolves?
2e You have grown large: my people have become small.
1e The red man has no books, and when he wishes to make known his views, like his father before him, he speaks from his mouth. He is afraid of writing. When he speaks he knows what he says; the Great Spirit hears him. Writing is the invention of the pale-faces; it gives birth to error and to feuds. The Great Spirit talks—we hear him in the thunder—in the rushing winds and the mighty waters—but he never writes.
6e The Great Spirit loves truth. When you took our country you promised us land. There is your promise in the book.
7e Is this truth?
– De Choktaw-rede stond al zeven jaar na de eerste publicatie in Niles Weekly in een Amerikaans leerboek van Joshua Leavitt, Selections for Reading and Speaking, for the Higher Classes in Common Schools, 1850, Select speeches p. 283-285
http://books.google.nl/books
– De Choktaw-rede was 20 jaar later, rond Steiners geboortejaar, ook in Duitsland bekend:
Anthropologie der Naturvölker, Theodor Waitz, 1862, p. 145-146
http://books.google.com/books
– ‘Mingo’ is niet alleen de naam van het Mingo-volk, maar ook een ceremoniële Choctaw-functie die ‘leider’ of ‘hoofd’ betekent (Mike Boucher, Choctaw Government In The Nineteenth Century, 1979)
The additional chiefs, besides the head chief and war chief, were usually lieutenants and assistants of the two leading mingoes in each village. “Mingo” was derived from minko, a Choctaw word usually translated by the white man as “chief.” Probably “leader” would be a more realistic meaning, because “chief” indicated to the white man a leader with more power than that actually exercised by a minko. … the Tishu mingo was:
“… like a major. It is he who arranges for all of the ceremonies, the feasts, and the dances. He acts as speaker for the chief, and makes the warriors and strangers smoke.” The Tichou-mingo usually become village chiefs.
http://www.tc.umn.edu/~mboucher/mikebouchweb/choctaw/chocgov)
– Nota bene zijn Choctaws mogelijk uit Mexico geëmigreerde Azteken:
Ich seh die Welt: Zwei Brüder, zwei Kontinente, Gabriele Wilson, 2003
http://books.google.com/books
– Over de relatie tussen toeraniërs, iraniërs, indiërs en hebreeërs volgens Steiner, zie Das Matthäus-Evangelium, zweiter Vortrag, Bern, 2. September 1910,
anthroposophie.net/ru/MatthaeusEvangeliumRD
Wir haben gestern gesagt, daß es drei verschiedene Volksseelenarten in Asien gab: die indische im Süden, die iranische und die nord-asiatisch-turanische. Wir haben darauf hingewiesen, daß diese drei Seelenarten dadurch entstanden sind, daß der nördliche Strom der atlantischen Bevölkerung nach Asien sich hinüberbewegt hat und dort ausgestrahlt ist. Ein anderer Strom ging aber durch Afrika hindurch und sandte seine letzten Ausläufer bis in das turanische Element hinüber. Und wo der nördliche Strom, der von der Atlantis nach Asien zog, und die andere Strömung, die sich von der Atlantis durch Afrika ausbreitete, zusammenstießen, da entstand eine eigentümliche Mischung, da bildete sich ein Volkstum heraus, aus dem das spätere Hebräertum entstanden ist.
Ton, dank je ik ga ze allemaal na. Ik denk dat ik er wel uit moet komen. Dat de Choctaw uit Mexico geëmigreerde Azteken zijn lijkt me uitgesloten. De Choctaw spreken nl Muskogee en de Azteken Uto Azteeks (is vergelijkbaar verschil als tussen de Chinese taalfamilie en de Hongaarse).
Het Mattheus Evangelie staat bij mij op het prgramma, dus daar zal een bepsreking van volgen.
Moderatie: reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
03/03/2009 at 17:12
Nee maar zeg ik iets heel erg specialistisch, maak ik meteen een fout. De Choctaw behoren tot de Algonquin taalfamilie. Maar dat is net zo verschillend met de Uto-Azteekse taalfamilie (het Nahuatl is dus weer de taal van de Azteken) als tussen Chinees en Swahili.
Floris Schreve Says:
03/03/2009 at 17:37
Maar wellicht kunnen we er dan vanuit gaan dat de reden authentiek is en dat die woorden zijn gesproken. Let wel, ik geef niet op, want ik wil het wel weten en daar is nog zeker uit te komen. Maar stel dat er een Choctaw aan een vertegewoordiger van het Amerikaanse leger zou hebben gezegd (in het Duits): Man fühlt etwas von dieser wirklich okkulten Wirksamkeit, wenn man noch im neunzehnten Jahrhundert sieht, wie ein Vertreter dieser alten Indianer davon spricht, daß in ihm lebt, was vorher für die Menschen groß und gewaltig war, das aber die Weiterentwickelung unmöglich mitmachen konnte. Es existiert die Schilderung einer schönen Szene, bei welcher ein Führer der untergehenden Indianer einem europäischen Eindringling gegenübersteht. Denken Sie sich, was da Herz gegen Herz fühlt, indem sich zwei solche Menschen gegenüberstehen: Menschen, die von Europa herüberkamen, und Menschen, die in frühester Zeit, als die Rassen verteilt wurden, nach Westen hinübergegangen sind. Da haben die Indianer nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch ahnen konnte etwas von der alten Größe und Herrlichkeit eines Zeitalters, das in der alten atlantischen Zeit vorhanden war, wo noch wenig um sich gegriffen hatte die Rassenspaltung, wo die Menschen hinaufschauen konnten nach der Sonne und wahrzunehmen vermochten die durch das Nebelmeer eindringenden Geister der Form. Durch ein Nebelmeer blickte der Atlantier hinauf zu dem, was sich für ihn nicht spaltete in eine Sechs- oder Siebenheit, sondern zusammenwirkte. Das, was zusammenwirkte von den sieben Geistern der Form, das nannte der Atlantier den Großen Geist, der in der alten Atlantis dem Menschen sich offenbarte. Dadurch hat er nicht mit aufgenommen das, was die Venus-, Merkur-, Mars- und Jupiter-Geister bewirkt haben im Osten. Durch dieses haben sich gebildet alle die Kulturen, die in Europa in der Mitte des neunzehnten Jahrhunderts zur Blüte gebracht wurden. Das alles hat er, der Sohn der braunen Rasse, nicht mitgemacht. Er hat festgehalten an dem Großen Geist der urfernen Vergangenheit. Das, was die anderen gemacht haben, die in urferner Vergangenheit auch den Großen Geist aufgenommen haben, das trat ihm vor Augen, als ihm ein Blatt Papier mit vielen kleinen Zeichen, den Buchstaben, von welchen er nichts verstand, vorgelegt wurde. Alles das war ihm fremd, aber er hatte noch in seiner Seele den Großen Geist. Seine Rede ist uns aufbewahrt; sie ist bezeichnend, weil sie auf das Angedeutete hinweist, und sie lautet etwa so: «Da in dem Erdboden, wo die Eroberer unseres Landes schreiten, sind die Gebeine meiner Brüder begraben. Warum dürfen die Füße unserer Überwinder über die Gräber meiner Brüder schreiten? Weil sie im Besitze sind dessen, was groß macht den weißen Mann. Den braunen Mann macht etwas anderes groß. Ihn macht groß der Große Geist, der zu ihm spricht in dem Wehen des Windes, in dem Rauschen des Waldes, dem Wogen des Wassers, in dem Rieseln der Quelle, in Blitz und Donner. Das ist der Geist, der für uns Wahrheit spricht. Oh, der Große Geist spricht Wahrheit! Eure Geister, die ihr auf dem Papiere hier habt, und die dasjenige ausdrücken, was für euch groß ist, die sprechen nicht die Wahrheit.» So sagte der Indianerhäuptling von seinem Standpunkte aus. Dem Großen Geiste gehört der braune Mann, der blasse Mann gehört den Geistern, die in schwarzer Gestalt als kleine zwerghafte Wesen -er meinte die Buchstaben – auf dem Papier herumhüpfen; die sprechen nicht wahr. – Das ist ein welthistorischer Dialog, der gepflogen worden ist zwischen den Eroberern und dem letzten der großen Häuptlinge der braunen Männer. Da sehen wir, was dem Saturn mit seinem Wirken angehört und was aus dem Zusammenwirken mit anderen Geistern in einem solchen Momente, wo zwei Richtungen sich begegnen, auf der Erde entsteht.
Srtel dat dit allemaal correct is. Is dit een bevestiging of een rechtvaardiging voor Steiners rassentheorieën en hoe de indianen daarin zijn te plaatsen? Ik denk, totaal niet. Daar gaat het namelijk om. Ik wil deze vraag voor mezelf nog even opschorten tot ik mijn bijdrage over specifiek de indianen heb geschreven. Als Geheimwissenschaft achter de rug is volgt er een thematische behandeling (net zoals het van Baarda-rapport dat gedaan heeft). Het zal er zo uitzien:
Steiner (en andere antroposofen) over :
Afrikaanse zwarten
Aziaten
Joden/Semieten
Europeanen
Indianen
Ik loop dan thematisch zoveel mogelijk langs. Als ik op een gegeven moment zover ben dan zou ik het leuk vinden om de kwestie toespraak indiaans stamhoofd zesde voordracht te hebben opgelost.
Floris Schreve Says:
03/03/2009 at 17:48
Maar goed, heb nu redelijk wat aanwijzingen gekregen. Mocht ik er tegen die tijd niet uit zijn, zal ik al die opties openhouden, met een voetnoot, waarin ik alle mogelijke suggesties die ik heb gekregen opneem. Ik zal ook alles naar waarschijnlijkheid wegen en bepreken. Dus ik zl dat issue hoe dan ook aan de orde laten komen. De vraag is natuurlijk of ik dan uitsluitsel kan geven, maar dat zien we wel.
Floris Schreve Says:
03/03/2009 at 17:50
Ondertussen zou ik het nog wel leuk vinden als er mensen iets te zeggen hadden op mijn bespreking van de Akasha-kroniek.
Floris Schreve Says:
03/03/2009 at 18:18
Hier te raadplegen dus:
Onderzoek/wortelrassen.onderrassen.rassen.pdf
Je verhaal wordt meer en meer sluitend. Ik kijk al uit naar je volledige tekst.
Voor de goede orde: als je die hier wilt weergeven, is het beter dat die tekst weer in pdf wordt omgezet en in ander topic wordt geplaatst. Ik heb onlangs de boodschap gekregen dat dit topic moeilijk laadt (vanwege het grote aantal uitgebreide bijdragen) en daarom is een nieuw topic aangeraden. Ondervind zelf ook soms moeite om deze pagina te openen.
Nog iets over je tekst. Ik denk niet dat Steiner ervan uitging dat hij bij het schouwen in de Akashakroniek fouten kon maken, maar wel in de logische weergave van wat hij had gezien (vind het citaat niet dadelijk).
Deze door Steiner aangehaalde discrepantie tussen idee en verwerkelijking wordt volgens mij verklaard door de typische antroposofische uitleg dat de materie (spraakinstrument) nog te onvolkomen is om het volkome (geest) te beschrijven. Altijd gelijk, zou Imelman de ‘vernuftige betweter’ laten zeggen.
Wat Steiner zegt is dat de historicus het met geschreven bronnen moet doen, of de archeoloog met materiële overblijfselen, de geesteswetenschapper direct kan aanschouwen in beelden. Die ziet het gewoon voor zich in ‘beelden vol leven’.
Vervolgens (in de Nederlandse vertaling): ‘Om een mogelijk misverstand te voorkomen moet hier meteen worden gezegd dat ook de geestelijke aanschouwing niet onfeilbaar is. Ook bij dit aanschouwen kan men zich vergissen, kan men onnauwkeurig of foutief waarnemen. Ook op dit gebied is geen enkel mens voor vergissing gevrijwaard, al stond hij nog zo hoog. Daarom moet men geen aanstoot nemen wanneer die mededelingen afkomstig zijn uit zulke geestelijke bronnen, niet altijd geheel met elkaar overeenstemmen. Alleen is de betrouwbaarheid van de waarneming hier toch veel groter dan in de zintuiglijke buitenwereld. En wat de verschillende ingewijden over geschiedenis en voorgeschiedenis kunnen meedelen, zal in wezen met elkaar overeenstemmen.
In feite beschikken alle occulte scholen over een dergelijke geschiedenis en voorgeschiedenis. En hier heerst al duizenden jaren zo’n gelijkluidendheid dat de overeenstemming tussen de schrijvers van uiterlijke geschiedenis, al betreft het maar een eeuw, daarmee niet te vergelijken is. De Ingewijden beschrijven te alle tijden en overal in wezen hetzelfde’ (Pentagonuitgave, Amsterdam, 2006, p. 17)
Ton en anderen, het verhaal van de Choctaws heb ik op twee manieren gechecked en ik denk dat het klopt (waaronder dus met jouw link). Steiner heeft idd gebruik gemaakt van een historische roespraak, uitgesproken door een Choctawhoofdman.
Ik laat het nu nog even zitten, maar er zal andacht aan worden besteed wanneer ik in een vervolgstuk specifiek inga op Steiners visie op de indianen. Verdere historische achtergronden van dit geval zal ik ook nog proberen uit te zoeken en wellicht hier op het forum tonen.
Floris,
Vind je het vreemd dat het zo stil is geworden? Officieel is met het publiceren van het rapport Van Baarda binnen de antroposofische beweging de racismekwestie een afgesloten hoofdstuk. Het dient als geautoriseerd antwoord wanneer iemand met vragen over Steiners discriminerende uitlatingen komt. Het handjevol antroposofen dat nog ingaat tegen je stellingen is eigenlijk nog te bewonderen voor hun durf, want ik denk dat de antroposofische vereniging liever heeft dat erover het r-woord wordt gezwegen.
Maar je kan volgens mij met je analyse het rapport Van Baarda wel openbreken. Publiceren op papier?
Als je nieuwe stuk af is, hoop ik dat je het doormailt, zodat ik het in pdf kan omzetten? Bespaart plaats op de site, zie je. En kunnen we een nieuw draadje beginnen.
Maar goed, zie dat het itt na mijn volkszielenbespreking na mijn bespreking van de Akasha-kroniek wat stil is geworden. Alhoewel het na de bspreking van Die Mission meteen over allerlei andere onderwerpen ging, zoals deeltjesversnellers (?!). Maar als het aan mij ligt komt er nog het volgende:
1. Eerst een aantal algemene tehamtische besprekingen (groot deel al hier boven gepresenteerd, zoals over Haeckel, of de notei van de cultuurperiodes.
2. Ik ga dan een duik nemen in Geheimwissenschaft. Het wordt het hoofdstuk Die Weltentwickelung und der Mensch. Dit hoofdstuk is bijna een boek binnen een boek (138 pagina’s). Steiner bespreekt daar nog een keer de aarde-evolutie. Al heeft het van Baarda-rapport nauwelijks iets opgenomen, toch staan er een aantal zaken in die voor de rassenkwestie indirect van groot belang zijn. In ieder geval wordt het theoretische kader duidelijk, waarbinnen ook de uitlatingen over rassen passen.
Dan een item over wanneer volgens Steiner de ‘rasvorming’ een rol speelde in de mesnheidsontwikkeling. In deze discussie heeft vooral Jan Luiten daar een punt van gemaakt; de rasverschillen zouden tegenwoordig geen betekenis meer hebben. Brüll zegt precies hetzelfde en het van Baarda-rapport (min of meer) ook. Daar valt nogal veel over te zeggen. Maar ik ga dat echt tot in detail bespreken en de verschillende inzichten tegen elkaar afwegen. Want in deze kwestie spreken zelfs de antroposofische verdedigers elkaar regelrecht tegen.
Daarna ga ik de argumentatie van het van Baarda-rapport behandelen. Ik zal dat thematisch doen, bijv. de uilatingen van Steiner over het zwarte ras en wat het van Baarda-rapport daarover zegt, etc. Dan komt ook de kwestie ‘indianen’ aan de orde. Ik zal dan ook het nieuwe materiaal van Ton Majoor meewegen.
En dan denk ik dat het tijd is voor een conclusie. Dus dit gaat het nog zo’n beetje worden. Hoe lang het gaat duren weet ik niet, maar dat zie ik wel. En ondertussen merk ik wel wat deze of gene nog wil zeggen
Wat er natuurlijk ook nog in zit (hierboven niet genoemd) is een kleine ‘Ahriman special’. Dat staat een beetje los van de racisme-kwestie (al heeft het er toch vaak mee te maken). Ik leg uit wie Ahriman oorspronkelijk is, wat Steiner ervan heeft gemaakt en hoe dit begrip her en der wordt ingezet, zowel in het boekje van Hans Peter van Manen ‘Wanneer verwachtte Rudolf Steiner de komst van Ahriman?’ tot en met het eea uit de Brug.
Ook komt er nog een item over antisemitisme. Ik zal daarbij het van Baarda-rapport meewegen (waarin veel is opgenomen over Steiners positie tav het Jodendom) en ik zal dit ook afwegen tegen wat sommige hedendaagse antroposofen allemaal uitkramen. Want al ligt dat bij Steiner zelf tamelijk genuanceerd, dat laatste gaat echt fors worden. Dus ook dat zal er nog aankomen.
Steiner spreekt in zijn vroege werken wel in evolutionair-biologische en theosofische termen over lemurische, atlantische en arische ‘wortelras’ en ‘ras(sen)’, maar veel vaker over ‘atlantische’ cultuur, culturen, beschaving, levenswijze, bevolking, mensheid, tijd, tijden, ontwikkelingstijd, ontwikkeling, periode, tijdperk (en idem lemurische en na-atlantische tijd, ontwikkeling, mensheid, cultuur, tijdperk). Specifiek heeft hij het in de Volkszielen (1910) behalve over het indiaanse of amerikaanse ‘ras’ over de indiaanse ‘bevolking’ en hun atlantische ‘cultuur’, of over de chinese ‘cultuur’ en het chinese ‘rijk’.
Dus of Blavatsky’s begrip ‘wortelras’ heeft hier alles met mensenrassen te maken: het 5e of ‘arische’, ‘na-atlantische’ wortelras komt voort uit het 5e ‘atlantische’ onderras (oer-semieten), dit is het ‘arische’, ‘blanke’ ras. Het ‘nieuwe’, ‘blanke’ ras is een mensenras dat zich vermengd met de andere, gedegenereerde mensenrassen. Het ‘blanke’ eliteklasje van ‘Manoe’ blijft raszuiver en geeft leiding aan de overige, gemengde mensheid. En er is dus sprake van een rassenleer.
Of het begrip ‘wortelras’ heeft niets met mensenrassen te maken: het 5e of ‘na-atlantische’ tijdperk (‘wortelras’) komt voort uit de 5e ‘atlantische’ cultuur (‘onderras’). Deze archaïsche, ‘oer-semitische’ cultuur heeft zich vermengd met de andere ‘atlantische’ culturen (‘onderrassen’) die zich verder ontwikkelen (historische ‘Zeitgeist’) of zich isoleren en stil blijven staan. De zelfdenkende, intellectuele elite van ‘Manoe’ geeft leiding aan de ontwikkeling van de eerste, indo-europese landbouwculturen. En er is dus sprake van een socio-culturele ontwikkelingsleer.
‘Mensenrassen’ als biologische categorieën bestaan volgens de huidige natuurwetenschappelijke inzichten niet, het zijn sociale constructies met daarin huidskleur als een zelf-geïdentificeerd onderdeel. Dus als je Steiner’s constructies descriptief en niet normatief opvat, dan spreekt hij in een begin 20e eeuwse, eurocentrische, evolutionaire terminologie over etnische groepen, culturen of beschavingen, die al dan niet archaïsch (primitief), modern (geciviliseerd), cul-de-sac (arrest, stilstaand, verstard, afgesnoerd, isolatie, extinct, uitstervend, overlevend, verhard, decadent, gedegenereerd, vervallen) of flexibel (fitting, aangepast, plastisch, verjongd, innovatief, productief, nieuw, fris) zijn.
Deze evolutionaire terminologie wordt ook tegenwoordig nog toegepast op archeologische culturen (erectus, neanderthal, heidelberg etc.) en beschavingen (Azteken, Choctaw, Indië, China etc.). De archeologische culturen van de moderne mens verschillen bijvoorbeeld van de culturen van de archaïsche mens (Heidelberg, Neanderthal) door een grotere flexibiliteit, complexiteit en diversiteit. Het pre-colombiaans midden-amerika is te beschrijven in elkaar opvolgende (proto)beschavingen, perioden en stadia (paleo-indiaans, archaïsch, formatief, klassiek, post-klassiek).
Steiner tekent in 1907 (GA 100) een evolutionaire stamboom met ‘atlantische’ aftakkingen van archaïsche mensen (indianen, europeanen) tussen aftakkingen van tertiaire apen en moderne culturen (indo-europeanen) in. Vijftien jaar later, in bouwvakkers-lezingen, beschrijft hij overgangsvormen (Erectus, Neanderthal) tussen een gemeenschappelijke voorouder van mens en mensapen en de moderne mens in (GA 354, 1924). Hij stereotypeert dan ook destijds levende, etnische groepen van de moderne mens en hun mengingen via huidkleur, temperament en mentale eigenschappen à la Linnaeus (1923).
GA 354: http://wn.rsarchive.org/Lectures/EvoEarMan/19240709p01.html
… low skull appeared. It was only later — in Europe and over in America — that this grew out again to a high forehead. So we must say, the old Atlanteans had very high foreheads in their watery heads. Then, as I said, when the water disappeared, low foreheads appeared at first, and then they gradually grew out again into high foreheads. It was just in a transitional age that men looked like the Neanderthal man, or like the remains found in the south of France or in Sicily. They belonged to a transitional human being who lived in the coast areas where the ground gradually sank. The humans we dig up today in the south of France are not the primitive men but the later men. They are ancestors but of a later period.
And it is interesting that, belonging to the same period in which these men with a flat, low forehead must have lived, we find caves where there are things from which we can assume that the men of that time did not live in houses, but in places in the earth where they dug themselves in. But for that the earth must first have become hard. So at the time when the earth was not yet quite so hard as it is today, or at least somewhat less hard, people burrowed into the earth to make their dwelling-places, and these we still find today. And the most remarkable things we find in them are paintings and drawings, which are comparatively simple but which reproduce quite skillfully animals living at that time. Etc.
(H. van Oort (http://books.google.nl/books?id=-1nPQw8-eEMC) daarentegen: “Daarna volgen de voorlopers van de mens. Onder deze voorlopers worden in dit verband verstaan onder andere de Pekingmens, de Pithecanthropus en de Neanderthalers. De huidige mens stamt niet af van deze voorlopers …”)
Alles of niets lijkt me een beetje een zwart-wit constructie, maar zelfs als Steiner met zijn wortelrassen, onderassen en rassen op culturen duidde, blijft voor mij de vraag hoe het dan kan dat de ‘hoge ingewijde’ en boven de materialistische wetenschap uitstijgende Steiner niet meer begripvast was. Hij klutst blijkbaar alles maar door mekaar?ras, tijdperk, cultuur, onderras, volk, beschaving, wortelras, deze begrippen zijn bij Steiner dus onderling inwisselbaar?
Lijkt me sterk. Maar wel handig (want: ‘zo is het niet bedoeld’).
Maar laat ons even uitgaan van de stelling dat Steiner het zo niet heeft bedoeld en allerhande begrippen zoals wortelrassen, onderassen en rassen niets met rassen te maken hebben (wel vreemd natuurlijk, maar goed) en dat wanneer Steiner dan over de Indianen, de Joden, de negers of de zwarten, de Fransen, de Chinezen, de gelen etc. spreekt, hij het over iets anders heeft dan een volk of een ras, maar wel over beschaving of cultuur. Het zijn woorden met een heel ruime lading die Steiner gebruikt, laat ons zeggen voor de gemakkelijkheid, om een brede ontwikkeling te schetsen.
Hoe zit het dan wanneer Steiner begint over DE neger, DE zwarte, DE gele, DE Indiaan, etc? Want die bepalende ‘DE’ heeft betrekking op een individu van een volk, niet op een hele beschaving, cultuur, etnische groep, volk, levenswijze, bevolking, mensheid, tijd, tijden, ontwikkelingstijd, ontwikkeling, periode, tijdperk, … Ik denk dat vanuit Steiners context voor het begrip ‘de neger’ geen ontlastend begrip te vinden is.
Het gaat hem om de individualiteiten. En hoe die door Steiner worden aangesproken.
Heb nog een antwoord aan Ton geschreven. Die wilde ik eerst lanceren, dan ga ik op Ramon in.
Ton: Steiner spreekt in zijn vroege werken wel in evolutionair-biologische en theosofische termen over lemurische, atlantische en arische ‘wortelras’ en ‘ras(sen)’, maar veel vaker over ‘atlantische’ cultuur, culturen, beschaving, levenswijze, bevolking, mensheid, tijd, tijden, ontwikkelingstijd, ontwikkeling, periode, tijdperk (en idem lemurische en na-atlantische tijd, ontwikkeling, mensheid, cultuur, tijdperk). Specifiek heeft hij het in de Volkszielen (1910) behalve over het indiaanse of amerikaanse ‘ras’ over de indiaanse ‘bevolking’ en hun atlantische ‘cultuur’, of over de chinese ‘cultuur’ en het chinese ‘rijk’.
Commentaar: Steiner heeft het over meer rassen dan alleen de indianen in Die Mission. Hij heeft het over het zwarte ras, het Aziatische ras, het Europese ras en het Amerikaanse ras (4e voordracht). In de 6e over het Ethiposische ras, het Maleise ras, het Mongoolse ras, het Arische ras het Saturnusras (Indianen). En in de Akasha-kroniek heeft hij het over onderrassen, waarbij hij duidelijk aangeeft dat de Mongolen het zevende onderras zijn en de voorouders zijn van de huidige mongolen, maw, die horen niet tot het vijfde onderras der Oersemieten.
Ton: Dus of Blavatsky’s begrip ‘wortelras’ heeft hier alles met mensenrassen te maken: het 5e of ‘arische’, ‘na-atlantische’ wortelras komt voort uit het 5e ‘atlantische’ onderras (oer-semieten), dit is het ‘arische’, ‘blanke’ ras. Het ‘nieuwe’, ‘blanke’ ras is een mensenras dat zich vermengd met de andere, gedegenereerde mensenrassen. Het ‘blanke’ eliteklasje van ‘Manoe’ blijft raszuiver en geeft leiding aan de overige, gemengde mensheid. En er is dus sprake van een rassenleer.
Of het begrip ‘wortelras’ heeft niets met mensenrassen te maken: het 5e of ‘na-atlantische’ tijdperk (‘wortelras’) komt voort uit de 5e ‘atlantische’ cultuur (‘onderras’). Deze archaïsche, ‘oer-semitische’ cultuur heeft zich vermengd met de andere ‘atlantische’ culturen (‘onderrassen’) die zich verder ontwikkelen (historische ‘Zeitgeist’) of zich isoleren en stil blijven staan. De zelfdenkende, intellectuele elite van ‘Manoe’ geeft leiding aan de ontwikkeling van de eerste, indo-europese landbouwculturen. En er is dus sprake van een socio-culturele ontwikkelingsleer.
Commentaar: Dat van de Indo Europese volkeren klopt zeker (lijkt me de zoveelste bevestiging van de Ariërmythe), maar dat is volgens Steiner een ras. En nogmaals, de indianen en de Mongolen horen daar niet bij. Dus het gaat wel degelijk over rassen. Steiner zal waarschijnlijk niet een strikte raciale indeling hebben gehanteerd, maar de indianen of de Mongolen zijn geen vertegenwoordigers van het Arische wortelras.
Ton: ‘Mensenrassen’ als biologische categorieën bestaan volgens de huidige natuurwetenschappelijke inzichten niet, het zijn sociale constructies met daarin huidskleur als een zelf-geïdentificeerd onderdeel. Dus als je Steiner’s constructies descriptief en niet normatief opvat, dan spreekt hij in een begin 20e eeuwse, eurocentrische, evolutionaire terminologie over etnische groepen, culturen of beschavingen, die al dan niet archaïsch (primitief), modern (geciviliseerd), cul-de-sac (arrest, stilstaand, verstard, afgesnoerd, isolatie, extinct, uitstervend, overlevend, verhard, decadent, gedegenereerd, vervallen) of flexibel (fitting, aangepast, plastisch, verjongd, innovatief, productief, nieuw, fris) zijn.
Commentaar: Steiner heeft het over rassen, niet over culturen. Hij maakt dit onderscheid zelf heel nadrukkelijk, zie de vierde voordracht uit Die Mission. De titel van die voordracht is ook ‘Rassenentwickelung und Kulturentwickelung, dus dit argument gaat niet op.
Ton: Deze evolutionaire terminologie wordt ook tegenwoordig nog toegepast op archeologische culturen (erectus, neanderthal, heidelberg etc.) en beschavingen (Azteken, Choctaw, Indië, China etc.). De archeologische culturen van de moderne mens verschillen bijvoorbeeld van de culturen van de archaïsche mens (Heidelberg, Neanderthal) door een grotere flexibiliteit, complexiteit en diversiteit. Het pre-colombiaans Midden-Amerika is te beschrijven in elkaar opvolgende (proto)beschavingen, perioden en stadia (paleo-indiaans, archaïsch, formatief, klassiek, post-klassiek).
Commentaar: Dat wordt steeds minder toegepast, maar nog steeds wel een beetje, dus een klein beetje gelijk. Overigens is deze beschrijving erg gedateerd en bovendien niet toerijkend. De begrippen archaïsch, klassiek en postklassiek zijn ooit bedacht voor de archeologie van de oude Grieken (Winckelmann, uit Zijlmans/Halbertsma, als je een meer specifieke bronvermelding wil moet je het zeggen ;)). Men heeft deze termen een tijd lang gebruikt voor de precolumbiaanse beschavingen, maar erg toerijkend is het dus niet. Het komt dus steeds minder voor (en terecht). Maar dit soort beschrijvingen laat Steiner ook los op rassen en dan bedoelt hij ook ‘rassen’. Zoals het van Baarda-rapport terecht zegt: een cultuur is bij Steiner iets wezenlijk anders dan een ras. Wortelras ligt wel weer wat gecompliceerder, maar dat heb ik uitgelegd (het van Baarda-rapport noemt dat zelfs een gedeeltelijk biologische aanduiding). Dus dat is echt een ander verhaal.
Ton: Steiner tekent in 1907 (GA 100) een evolutionaire stamboom met ‘Atlantische’ aftakkingen van archaïsche mensen (indianen, europeanen) tussen aftakkingen van tertiaire apen en moderne culturen (indo-europeanen) in. Vijftien jaar later, in bouwvakkers-lezingen, beschrijft hij overgangsvormen (Erectus, Neanderthal) tussen een gemeenschappelijke voorouder van mens en mensapen en de moderne mens in (GA 354, 1924). Hij stereotypeert dan ook destijds levende, etnische groepen van de moderne mens en hun mengingen via huidkleur, temperament en mentale eigenschappen à la Linnaeus (1923).
Commentaar: Kan ik enigszins in meegaan, alleen heeft Steiner het niet over Neanderthalers, erectus, etc. Hij heeft het wel over indianen die hij ook nog eens decadent noemt. Later zal ik nog wat aandacht besteden aan GA 100, maar het zal het verhaal uit Die Mission, maar ook een passage uit de Akashakroniek (citaat 54, waar ik al veel aandacht aan heb besteed). Steiner zegt in GA 100 overigens: Von dem Punkte der Atlantische Zeit, wo Europäer und Indianer noch miteinander vereint waren, weiter zurückgehend, kommen wir in eine Zeit wo die Körper des Menschen noch verhältmäßig weich, von gallertatigen Dichtigkeit war. Da sehen wir wieder Wesen sich abzweigen und zurückbleiben. Diese Wesen entwickeln sich weiter, aber in absteigende Linie, und aus ihnen entsteht das Affengeseschlecht.Wir dürfen nicht sagen, der Mensch stamme vom Affen ab, sondern beide. Menschen und Affen, stammen von einere Form ab, die aber eine ganz andere Gestalt hatte als die Affen und heutigen Menschen. Die Abzweigung erfolgte von einem Punkte, wo diese Uniform die Möglichkeit hatte, einerseits aufsteigen zum Menschen und andreseits hinunterzufallen, zum Zerrbilde des Menschen zu werden’ (Cit. Rapport Commissie van Baarda, 411-412, zie illustratie http://florisschreve.web-log.nl/.shared/image.html?/photos/uncategorized/2008/06/10/fig2def_3.jpg ).
Ton: GA 354: http://wn.rsarchive.org/Lectures/EvoEarMan/19240709p01.html
… low skull appeared. It was only later — in Europe and over in America — that this grew out again to a high forehead. So we must say, the old Atlanteans had very high foreheads in their watery heads. Then, as I said, when the water disappeared, low foreheads appeared at first, and then they gradually grew out again into high foreheads. It was just in a transitional age that men looked like the Neanderthal man, or like the remains found in the south of France or in Sicily. They belonged to a transitional human being who lived in the coast areas where the ground gradually sank. The humans we dig up today in the south of France are not the primitive men but the later men. They are ancestors but of a later period.. these men with a flat, low forehead must have lived, we find caves where there are things from which we can assume that the men of that time did not live in houses, but in places in the earth where they dug themselves in. But for that the earth must first have become hard. So at the time when the earth was not yet quite so hard as it is today, or at least somewhat less hard, people burrowed into the earth to make their dwelling-places, and these we still find today. And the most remarkable things we find in them are paintings and drawings, which are comparatively simple but which reproduce quite skillfully animals living at that time. Etc.
Ken deze voordracht niet, maar beloof er nog even naar te kijken
(H. van Oort (http://books.google.nl/books?id=-1nPQw8-eEMC) daarentegen: “Daarna volgen de voorlopers van de mens. Onder deze voorlopers worden in dit verband verstaan onder andere de Pekingmens, de Pithecanthropus en de Neanderthalers. De huidige mens stamt niet af van deze voorlopers …”)
Commentaar: Klopt volgens Steiner althans, maar dat heb ik al uitgelegd. Maar misschien spreekt Steiner zichzelf dan gewoon tegen 9kan gebeuren), of zit van Oort er naast. Iets om uit te zoeken!
Algemene opmerking: ik heb het al een keer aangestipt maar de Choctaw hebben echt nada, zero, nothing te maken met de Azteken (net zoiets als de Basken met de inwoners van Kazakhstan, ik noem maar een ridicuul voorbeeld, maar het is net zoiets). Er zijn wel degelijk verwanten van de Azteken in Noord-Amerika (taalkundig). Dat zijn de Uto Azteeks sprekende volkeren (de naam van de staat Utah komt daar vandaan, om precies te zijn van het volk van de Utes, die weer de naamgever zijn voor deze uitgestrekte taalfamilie). Deze taalfamilie komt uitsluitend in het westen van Noord Amerika voor, met als noordgrens laten we zeggen de grens tussen de staten Utah en Idaho. De Choctaws komen uit het gebied ten oosten van de Mississippi en spreken Algonquin. Algonquin wordt gesproken in het oosten van Canada en het oosten van de VS (zie die grote vlek aldaar, is een groot gebied), met een westelijke enclave van Kansas tot ong. Colorado (Cheyene, Arapaho).
Langzamerhand is dit heel ingewikkeld, maar kijk anders naar een talenkaart van Indiaans Amerika ( http://en.wikipedia.org/wiki/File:Langs_N.Amer.png ). Daar staat het aangegeven. En let op, vrijwel ieder kleurtje geeft een taalfamilie weer die zich van de rest onderscheidt als het Zweeds van het Turks. Dus de Choctaws hebben niets met de Azteken te maken. Op het kaartje staat de taalfamilie van de Choctaws (Algonquin) overigens aangegeven als ‘Algic’. Cultureel waren zij zich nauw verwant aan de Muskogee sprekende volkeren (hun directe buren). Op die kaart staan geen stamnamen aangegeven, alleen talen, maar de Choctaw zijn het zuidelijkste stukje Algonquin (Algic) in het zuidelijke Mississippi-gebied en wellicht in het Apalachen gebergte (dat grotendeels als wit staat aangegeven, omdat de indiaanse talen van daar grotendeels zijn uitgestorven en niet gedocumenteerd zijn).
In het westen zie je de grote vlek, doorspekt met wat andere taalkundige enclaves, van de Uto Azteekse taalfamilie. Er zijn dus veel Noord Amerikaanse indianenvolkeren taalkundig verwant aan de Azteken maar niet de Choctaws. Weliswaar zie je op een plek het Uto Azteekse taalgebied grenzen aan een gebied waar Algonquin werd gesproken, maar dat waren niet de Choctaws. Het zijn de Cheyene en de Arapaho, een soort Algonquin sprekende enclave in Siouanisch/ Catawba, Caddo, Kiowa-Tanoa en Uto Azteeks taalgebied. Qua beschaving zou je de Choctaw kunnen rekenen tot de oostelijke landbouwculturen. Dat betekende houten sedentaire woningen (longhouses), in met palissaden versterkte dorpen/stadjes. In het verleden is er in dat gebied wel sprake geweest van een soort monumentale piramidebouw, overigens niet van steen maar van aarde (Mississippi-cultuur en daarvoor de Hopewell cultuur, vooral in de Ohio vallei), maar die cultuur is waarschijnlijk verdwenen door de pokkenepidemieën, dus net voor de daadwerkelijke aankomst van de eerste Europeanen. De Natchez, ook aangegeven op dat kaartje, zijn de enige Mississippi Moundbuilders geweest die in contact zijn gekomen met de Europeanen (de Fransen, de Mississippi expeditie van La Salle).
De Azteken leefden in grote steden, met stenen architectuur (grote tempels, paleizen, villa’s voor de adel en de koopliedenstand). Het was ook alleszins een ander soort beschaving. Dat wil niet zeggen dat de Choctaw onderontwikkeld waren (primitief!), maar ze kenden geen stenen architectuur. Overigens was het niet eens een heel uitgebreid volk, met veel politieke macht in de regio (dat waren vooral anderen). We hebben het alleen maar over deze ene zuidelijke tak van de Algonquin sprekende bevolking, omdat Steiner een stamhoofd indirect heeft geciteerd. De echte politieke macht in die regio lag meer bij de naaste buren, de Cherokee, voor de komst van de Europeanen wellicht ook de Natchez en iets noordelijker de alliantie van de Iroquois.
Dit is een vreselijk gedetailleerd en specialistisch verhaal geworden, maar dit is om duidelijk te maken dat de Choctaws (een klein volk dat net de pech heeft gehad om er door Rudolf Steiner te worden uitgepikt om zijn fictie over rassen te bevestigen-als ik Choctaw was zou ik kijken of ik er nog munt uit zou kunnen slaan, want erg respectvol is het niet en als er een volk onder de Europese invasie heeft geleden zijn het de Choctaw wel, gezien the Indian removal act van 1830 van President Andrew Jackson) geen moer met de Azteken te maken hebben. Als hij de Natchez (bijna zelfde regio) had genoemd viel er nog een beetje wat voor te zeggen (waren ook piramidebouwers, met een autocratische monarchie), maar wederom taalkundig in de verste verte niet verwant.
En dat rassenklasje tot slot, het is leuk dat je het hebt overgenomen, maar dat is wel een neologisme van mij. Steiner heeft het over een ‘nieuw ras’, dat zich niet mocht vermengen met anderen.
Moderatie: reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
07/03/2009 at 16:59
Als Steiner het over ras heeft, bedoelt hij:
1. het normale begrip ras (zoals: [’het vijfde arische wortelras, het zwarte negerras en hunne kruisingen’ is overigens Blavatsky, maar is bij Steiner dus hetzelfde)
2. Wortelras en onderras: is hoofdstroom van de mensheid gedurende een bepaalde tijd. Ik heb het zelf al uitgelegd: Er kan ook worden geconstateerd dat de begrippen Wortelras/Zeitalter en Onderras/Kulturepoche alles te maken hebben met de mensenrassen. Zelfs het van Baarda-rapport kan er niet onderuit om de term Wortelras ‘gedeeltelijk’ als een ‘biologische aanduiding’ af te schilderen. Het wortelras van dit tijdperk (het vijfde) is het ‘Arische wortelras’, dat uiteindelijk de ‘denkkracht’ ontwikkelde. Net zoals Helena Blavatsky het heeft over ‘The White Aryan Root-race’, of ‘het blanke, Arische, vijfde wortelras’, dat zij afzet tegen het ‘gele ras en het Afrikaanse negerras, met hunne kruisingen’ (in mijn Nederlandse uitgave van De Geheime Leer), spreekt Steiner eveneens van het vijfde Arische wortelras.
Floris Schreve Says:
07/03/2009 at 17:01
Het van Baarda-rapport legt het zo (geheel correct overigens) uit (de tussenhaakjes dus weer van mij):
‘In de theosofische beginjaren, van 1902 tot ± 1909, is bij Steiner veelvuldig sprake van ‘Wurzelrassen’ en ‘Unterrassen’. Deze door HP Blavatsky en andere theosofische auteurs gebruikte uitdrukkingen combineren een chronologische en een biologische lading (dus toch ‘ras’, wat moet je anders onder biologisch verstaan? Er staat niet eens ‘etnisch’ of ‘cultureel’. Dat betekent dat als er over het ‘vijfde Arische wortelras’, of het ‘Arische tijdperk’ wordt gesproken wij dit ‘mede biologisch’ moeten opvatten, FS ), dat wil zeggen zij duiden een tijdperk aan, met dien verstande dat ieder korter of langer tijdperk door een bepaald ras gedomineerd werd. Tijdvakken van ruim 15.000 jaar zoals Lemurië en Atlantis werden wortelrassen (‘rootraces’) genoemd: het Lemurische c.q. Atlantische wortelras. Ieder wortelrastijdperk is te verdelen in zeven kortere periodes, culturele ontwikkelingsstadia van ruim 2000 jaar, die ‘onderrassen’ (subraces) genoemd werden. Steiner merkte gaandeweg dat dit een onjuist, althans oneigenlijk taalgebruik was en liet deze terminologie in 1909 vallen. De grotere tijdperken werden meestal ‘Zeitalter’ (of ‘lemurische Epoche’); de kleinere 2000-jarige tijdperken werden doorgaans aangeduid als ‘Kulturperiode’ (ook wel ‘Zeitraum’ en een enkele keer ‘Kulturepoche’) : bijvoorbeeld 1e na-Atlantische of oud-Indische cultuurperiode, 2e na-Atlantische of oud-Perzische cultuurperiode, 3e na-Atlantische cultuurperiode of Egyptisch-Babylobische cultuurperiode, 4e na-Atlantische cultuurperiode of Grieks-Romeinse cultuurperiode. Daarbij is vast te houden dat voor een bepaalde periode toonaangevende volken, zoals de 4e cultuur de Grieken en de Romeinen, niet als een soort ‘onderrassen’ zijn te verstaan. Een volk is bij Steiner iets wezenlijk anders dan een ras’.
Floris Schreve Says:
07/03/2009 at 17:16
En het wortelras van onze tijd is dus het blanke ras. Als je de indeling ziet van de cultuurperiodes dan gaat het uitsluitend om beschavingen die door Steiner als ‘blanke culturen’ werden gezien (overigens in werkelijkheid niet geheel terecht, maar het gaat om Steiners perceptie). Bij de indianen of de Chinezen is er ‘géén sprake van cultuurperiodes’. Vandaar dat maffe Brugartikel met de surrealistische titel ‘Waarom geen Chinese cultuurperiode?’. Want al hebben ze een beschavingsgeschiedenis van 5000 jaar, het is géén cultuurperiode. Die zijn uitsluitend voorbehouden aan het vijfde Arische wortelras (volgens de terminologie uit de Akasha-kroniek althans). Toegegeven, de latere Steiner, zoals we die uit Geheimwissenschaft kennen, heeft het niet meer over wortel en onderrassen, maar we zullen zien dat het oude wijn in nieuwe zakken is. Kijk anders nog een keer naar het slot van de vierde voordracht van Die Mission einzelner Volksseelen, of naar het gedeelte van de zesde voordracht wanneer hij het blanke ras bespreekt (en dat is na Geheimwissenschaft). Daar komen cultuurperiodes weer ter sprake en uitsluitend in verband met het blanke ras. De rest heeft dus geen cultuurperiodes.
Floris Schreve Says:
07/03/2009 at 17:21
En de leer van de cultuurperiodes is ook geen socio-culturele ontwikkelingsleer. (Ton: ‘De zelfdenkende, intellectuele elite van ‘Manoe’ geeft leiding aan de ontwikkeling van de eerste, indo-europese landbouwculturen. En er is dus sprake van een socio-culturele ontwikkelingsleer’). Want anders hadden de Chinezen ook een cultuurperiode gehad. Het gaat dus om aryocentrische fictie, niet om werkelijke geschiedenis.
Floris Schreve Says:
07/03/2009 at 17:43
Wat trouwens een beetje flauw van mij was, was die vage bronvermelding (is echt vreselijk irritant). Wat een heel leerzaam verhaal is over het denken in cultuureriodes of stadia van beschaving (opkomst, bloei en verval) is een verhandeling van Marlite Halbertsma, uit Gezichtspunten; een inleding in de methodes van de kunstgeschiedenis (red. Marlite Halbertsma en Kitty Zijlmans), Nijmegen, 1993. Dit laat heel goed zien hoe lang ons denken over de geschiedenis en cultuur geconditioneerd was door diut soort vage noties, waar ook Steiner in hoge mate mee besmet was (zie mijn eerste gedetaillerde bespreking van Die Mission, waar ik ook de link met Winckelmann leg). Als het goed is, is dit hele hoofdstuk online te lezen op:
http://www.dbnl.org/tekst
Echt een aanrader! Het gaat niet over antroposofie, maar het laat heel goed zien hoe ons denken over ‘culturen’ of ‘historische tijdperken’ volstrekt geconditioneerd is door onze eigen perceptie, culturele aannames etc. en dat het destilleren van wetmatigheden in deze volslagen zinloos is. Zeker lezen!
Floris Schreve Says:
07/03/2009 at 17:50
En als je het hebt gelezen lijkt het mij niet onwaarschijnlijk dat Steiner heel goed zijn Winckelmann kende. Je ziet dit gedachtegoed nl meteen terug zodra hij het heeft over historische tijdvakken.
Floris Schreve Says:
07/03/2009 at 18:02
Als we de beschrijving van Marlite Halbertsma aanhalen over hoe Winckelmann in 1755 het verloop van de kunstgeschiedenis zag:
‘Kunstgeschiedenis voltrekt zich als een soort natuurwet, volgens welke de ontwikkeling (zoals een plant) altijd hetzelfde verloop kent, maar de kiem alleen onder optimale omstandigheden tot volle wasdom kan komen’, Zijlmans en Halbertsma, p. 30.
Dit is een achttiende eeuwse opvatting over cultuurgeschiedenis, maar het had zo van Steiner kunnen zijn. Winckelmann was overigens een groot wetenschapper, die veel heeft betekend voor de kunstgeschiedenis, de archeologie en de kunstgeschiedenis, maar niemand zou het meer in zijn hoofd halen om zo naar historische processen te kijken (was ook in Steiners tijd al achterhaald, al moet ik enigszins met Ton meegaan dat je aan de noties van archaïsch, primitief, klassiek en postklassiek nog de echo van Winckelmanns theorie ziet). Maar dit soort noties heeft steiner dus overal in zijn visie op de evolutie losgelaten. Op de geschiedenis, rassen, culturen, enz.
Floris Schreve Says:
07/03/2009 at 18:18
Dus als je Winckelmanns wetmatigheid combineert met het oriëntalistische discours, zoals dat door Edward Said in kaart is gebracht (het oosten is irrationeel, wellustig, mystiek, terwijl het westen rationeel, vernieuwend en materialistisch is, zie in deze overigens de beschrijvingen van Lucifer uit het oosten en Ahriman uit het westen), heb je een soort cocktail, waarmme veel van de gedachteconstructies van Steiner mee zijn doordrenkt.
Samengevat:
1. Er bestaat een soort wetmatigheid van opkomst, bloei en verval als het om historische processen of beschavingen/culturen gaat (Winckelmann)
2. Het oosten was weliswaar de dageraad van de beschaving maar in het westen kwam die tot bloei (verlichting, rationaliteit). Dit naar de ideeën van Ernest Renan, Sylvetre de Sacy ea. (zoals in kaart gebracht door Edward Said).
Ik denk dat je dan een belangrijk deel van de theoretische onderbouw van de antroposofie te pakken hebt. Erg solide is die niet en was zelfs in Steiners tijd al enigszins achterhaald.
Floris Schreve Says:
07/03/2009 at 18:22
Maar dit alles heeft mij op het idee gebracht om nog een kort theoretisch tussenessay te schrijven over de cultuurperiodes. Het zal uiteindelijk in mijn grote eindverhaal verschijnen. Maar dit zijn dus allemaal achterhaalde historische theorieën. Steiner heeft deze modellen gewoon gebruikt en ze alleen overgoten met een occulte saus, alsof het om waarnemingen zou gaan uit de geestelijke wereld.
– De betekenis van 5e tijdperk (‘5e wortelras’) in het wortelras-pdf lijkt enigszins te verschuiven van ‘the white (Aryan, Fifth Root-Race)’ op p.11 (origineel van Blavatsky, met haakjes) naar ‘the white Aryan Fifth Root-Race’ op p.14 (parafrase van het origineel, zonder haakjes) en dan naar ‘het blanke ‘Arische’ ras’ op p.14 (met daarin de ambivalente term ‘ras’).
Het originele, complexe, uitzonderlijke Blavatsky-citaat met daarin haar polygenistische opvatting staat in:
http://www.theosociety.org/pasadena
As Lefevre remarks, “the time is drawing near when there will remain nothing but three great human types” (before the Sixth Root-Race dawns), the white (Aryan, Fifth Root-Race), the yellow, and the African negro — with their crossings (Atlanto-European divisions).
– Het ‘nieuwe ras’ dat wil zeggen het ‘arische wortelras’ (5e tijdvak) zou volgens Steiner (Akashakroniek) zijn ontstaan uit een klein aantal mensen van het ‘oersemitische onderras’. Het grootste deel van dit (kaukasische?) ‘onderras’ zou zich in de late, tweede migratie met de vroege, overige mensheid vermengd hebben. Uit de ‘blanke’ indo-iraanse, noord-afrikaanse en europese bevolking zouden zich de nieuwe, indo-europese culturen (tijdgeesten, de Volkszielen) hebben ontwikkeld. Dit zou zijn gebeurd onder leiding van de vanuit Centraal-Azië (Gobi, Tibet) teruggekeerde, vrij denkende elite van het zonnenorakel (ariërmythe). De overige culturen zouden verder ontwikkelde, ‘atlantische’ geheugen-culturen zijn.
Aus der Akasha-Chronik, GA 11
… dieser Entscheidung waren nicht alle Menschen gewachsen, welche der Manu um sich gesammelt hatte, sondern vielmehr nur eine geringe Zahl derselben. Und nur aus dieser letzteren Zahl konnte der Manu den Keim zur neuen Rasse wirklich bilden. Mit ihr zog er sich dann zurück, um sie weiterzuentwickeln, während die anderen sich mit der übrigen Menschheit vermischten. – von der genannten geringen Zahl von Menschen, die sich zuletzt um den Manu geschart hatte, stammt dann alles ab, was die wahren Fortschrittskeime der fünften Wurzelrasse bis heute noch bildet.
Zie ook Das Johannes-Evangelium, GA 103, 27. Mai 1908:
http://anthroposophie.net/steiner/JohannesEvangelium
Innerhalb der letzten atlantischen Zeit war es ja so gekommen, daß nach und nach die westlichen Gegenden der Atlantis verschwanden, sich mit Meer bedeckten. Europa trat in seiner heutigen Gestalt immer mehr hervor. Asien war noch so, daß die große sibirische Ländermasse noch bedeckt war mit weiten Wassermassen; aber namentlich die südlichen Gegenden Asiens waren, anders gestaltet, schon vorhanden. Die weniger fortgeschrittenen Volksmassen gliederten sich zum Teil an diesen Kern des Volkes an, der von Westen nach Osten zog; manche zogen weiter, manche weniger weit mit. Aber auch die alte europäische Bevölkerung kam zum großen Teile dadurch zustande, daß aus der Atlantis herüber Völkermassen zogen, sich dort niederließen und das alte Europa bevölkerten. Früher schon hinausgeschobene Völkermassen, zum Teil auch solche, die von anderen Gebieten der Atlantis, auch vom alten Lemurien, nach Asien gekommen waren, trafen bei diesem Völkerzuge zusammen. So daß Volksmassen verschiedenster Begabung und verschiedenster geistiger Fähigkeiten in Europa und Asien sich niederließen. Der kleine Bruchteil, der geführt wurde von jener großen spirituellen Individualität, ließ sich drüben in Asien nieder, um dort die damals mögliche höchste Geistigkeit zu pflegen. Von diesem Kulturgebiete aus gingen die Kulturströmungen nach den verschiedensten Gebieten der Erde und zu den verschiedenen Völkern.
– Steiner meent Scott-Elliott over Atlantis te kunnen corrigeren en beroept zich daarvoor op de ‘ware akasha-kroniek’ in plaats van op ‘astrale beelden van de akashakroniek’ in Theosophy of the Rosicrucian, GA 99, Lecture: 28th May, 1907, http://wn.rsarchive.org/Lectures/TheoRosic/19070528p01.html:
Here is an example of how easy it is to be exposed to error. — If someone is observing the astral pictures of the Akasha Chronicle, not the devachanic pictures, he may be confused in regard to these repetitions of Atlantean conditions. This was actually the case in the indications about Atlantis given by Scott-Elliot; they tally with the astral pictures but not with the devachanic pictures of the true Akasha Chronicle. The truth of this matter had sometime to be made known. The moment we know where the source of the errors lies, it is easy to assess the indications correctly.
– Over de akahakroniek in GA 93, Die Tempellegende und die Goldene Legende, 05.10.1905, een referaat in het Rudolf Steiner Handbuch (http://www.rudolf-steiner-handbuch.de/, trefw. Akasha)
Arupa-Zustand ist reines Akasha, Rupazustand wird von H. P. Blavatsky (1831-1891) als Äther bezeichnet, Astralzustand ist Astrallicht. Lesen im Astrallicht: Es können die Gedanken und Emotionen (nicht die Handlungen selbst) früherer Menschen verfolgt werden, die Taten der Eingeweihten, weil emotionslos, können nur im Äther studiert werden. Kosmische Ereignisse wie die Sintflut sind nur in der Akasha-Chronik verzeichnet.
– Taotl (de Grote Geest, Tao) in Steiners Azteken-lezingen uit GA 171 staat mogelijk in verband met het Teotl-begrip in de Azteekse religie, zie http://en.wikipedia.org/wiki/Teotl en vgl. een kritisch artikel van Stephen Clarke in http://www.southerncrossreview.org/20/clarke.html
– Over matrilineaire bloedverwantschap bij de Irokezen en hun kinderen uit Das christliche Mysterium, GA 97, 4. April 1906 en 29. April 1906:
Bei einem nordamerikanischen Indianerstamm findet man eigentümliche Benennungen für die Familienbeziehungen. Geschwisterkinder nannten sich bei den Irokesen «Geschwister» — doch nur die Kinder von Brüdern, nicht die von Schwestern. Das ist noch ein Relikt aus der alten Atlantis. In dieser frühen Zeit der Menschheitsgeschichte war der Familienzusammenhang das einzig Geltende. Die Frau hatte mehrere Männer, und man konnte nicht bezeichnen, wer der Vater der Kinder war. Alle Völker hatten ursprünglich Vorfahren, welche nicht so sehr darauf gesehen haben, keine nahen Verwandten zu heiraten. Eine nahe Blutsverwandtschaft war keineswegs ein Hindernis für die Ehe. Man sagte, daß solche Kinder, die von am nächsten verwandten Eltern abstammten, am meisten erleuchtet waren: sie waren somnambul. Die weitere Evolution geht nun immer mehr und mehr dahin, daß sich solche Menschen verbinden, die nicht blutsverwandt sind.
Noch bei wilden Völkern Amerikas hat die Wissenschaft konstatiert, daß die Verwandtschaft von Vettern und Cousinen eine viel kompliziertere ist als bei uns. Die Irokesen zum Beispiel nennen Vettern und Cousinen väterlicherseits Geschwister, mütterlicherseits jedoch nicht, aus dem Grunde, weil die gleichaltrigen Männer einer Familie alle gleichaltrigen Frauen zu Frauen haben konnten, man also innerhalb einer Familie wohl die Mutter eines Kindes genau kannte, aber nicht den Vater. Die Irokesen haben noch heutzutage diese verwandtschaftlichen Beziehungen und Bezeichnungen.
– Nog een paar stukjes Steiner over de indeling van etnische groepen naar huidkleur, naar atlantische oorsprong en naar atlantische talen uit een openbare lezing over ‘Mensenrassen’ in GA 54, Die Welträtsel und die Anthroposophie, 9 November 1905, p. 132-154:
Die Naturforschung hat in der mannigfaltigsten Weise versucht, die verschiedenen Rassen einzuteilen. Sie hat sie nach der Bildung des Schädels einzuteilen versucht in solche, die einen schmalen und nach hinten langen Schädel haben, in solche, die einen kurzen und breiten Schädel haben, und in solche, welche zwischen den beiden stehen. Man teilte die Menschen auch nach der Hautfarbe ein, in schwarze: Neger, Äthiopier; in gelbbraune, die Malayen und Mongolen; und in weiße, die Kaukasier. Diese Einteilung ist mehr nach äußeren Merkmalen gemacht und gibt gewisse Unterschiede, ist aber nicht erschöpfend. In der neueren Zeit hat man die Sprache zugrunde gelegt.
Wenn Sie aber geisteswissenschaftlich die Vergangenheit betrachten, so werden Sie zu ganz andern Anschauungen kommen. Sie werden finden, daß unsere weiße Kulturmenschheit dadurch entstanden ist, daß gewisse Teile sich von den Atlantiern absonderten und hier unter andern klimatischen Verhältnissen sich höher entwickelten. Gewisse Teile der atlantischen Bevölkerung sind zurückgeblieben eben auf den früheren Stufen, so daß wir in der Bevölkerung Asiens und Amerikas Überreste von den verschiedenen atlantischen Rassen zu sehen haben. Aber sie haben sich verändert, weichen von der ursprünglichen atlantischen Bevölkerung ab.
Etwas Ähnliches lehren uns die Sprachen. Wenn wir die verschiedenen Menschenrassen vergleichen, so finden wir in den Sprachen dieses äußeren Völkergürtels einen ganz andern Bau. Wir finden den alten atlantischen Bau in den mongolischen Sprachen, und in den Negersprachen finden wir in dem Bau der Sprachen selbst etwas ausgedrückt von der Anschauungsweise des atlantischen Ursprungs. Gewisse Sprachen Afrikas legen den wesentlichen Wert auf die Substantive, und sie drücken das, was durch Flexionen bei uns ausgedrückt wird, durch Vorwörter aus. Daraus ist zu sehen, daß sie aus einem vorzüglich wirkenden Gedächtnis entsprungen sind. Die mongolischen Sprachen zeigen, daß sie zu einer Zeit entsprungen sind, in der das Gedächtnis nicht mehr in der Weise funktionierte, wie das früher der Fall war. Da sind nämlich die Zeitwörter mehr ausgebildet, welche schon nach dem Verstände hinschillern. Der Atlantier redete eigentlich gar nicht von dem Gedächtnis. Alles war ihm gegenwärtig. Erst wenn man anfängt zu vergessen, dann bildet sich das Zeitwort in der Sprache aus. Ich möchte sagen, daß ein grandioses Denkmal von der Mitte der atlantischen Kultur zurückgeblieben ist, und das ist die chinesische Sprache. Diese Sprache hat etwas rein Zusammensetzendes und zu gleicher Zeit etwas Ursprüngliches, wo in dem Laute selbst etwas Inneres, Seelisches und ein gewisses Verhältnis zur Außenwelt ausgedrückt wird. Wenn wir gewisse Bevölkerungsteile im Zusammenhang damit studierten, so könnten wir dies ganz und gar begreifen.
Selbst in den Sprachen läßt sich nachweisen, daß eine Verwandtschaft der Bevölkerung besteht, welche sich am stärksten ausdrückt in der tiefen Verwandtschaft der Sprachen im nördlichen Völkergürtel. Wir haben da Sprachen, die ganz verschieden sind von dem, was die Eigenheit der semitisch-ägyptischen Kultur ausmacht. Wir finden in der semitisch-ägyptischen Kultur im Sprachenbau klar ausgesprochen den Ausdruck dessen, was sich in der fünften Unterrasse der Atlantis als ursemitische Kultur herausgebildet hat. Sie ist charakterisiert durch das erste Aufleuchten des Verstandes in der Menschheitsentwickelung. Hier bildete sich zuerst die Logik und der Verstand heraus. Das traumhaft hellseherische Element von früher vermischte sich in der verschiedensten Weise und es bildeten sich die verschiedenen Religionen aus. Die semitische Sprache trägt aber nicht den Charakter des Atomistischen, wie wir es bei den Chinesen sehen, sondern den Charakter des Analytischen. Dagegen haben die kaukasischen Sprachen einen synthetischen Charakter.
Ton, zou je dan precies willen uitleggen wat je bedoelt met twee migratiegroepen? Helder gedefinieerd in normaal Nederlands, dus geen mededeling in telegramstijl met een link, waarchter zich weer honderd pagina’s tekst bevinden? Gewoon netjes je punt maken, zoals iedereen dat hier heeft gedaan.
En dat Tao iets met ’taotl’ te maken zou hebben is natuurlijk fictie. Tenminste, er is geen lijntje bekend tussen de Chinezen en de Azteken. Ik zou nog een paar overtuigender verhalen weten (gebruik van jade bij de Maya’s), maar ook dat is onzin.
En dat het materiarchale systeem van de Iroquois uit Atlantis zou stammen is vanzelfsprekend volstrekste onzin (de Iroquois of Haudenosaunee was een stammenfederatie uit het oosten van de VS, een verbond tussen de Mohawk, Oneida, Onondaga, Seneca en Cayuga, zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Irokezen). Dat laatse is pas echt een gekke theorie, nog maffer dan dat de Choctaw opeens verwant zouden zijn aan de Azteken. Waarom dacht je dat trouwens? Omdat Steiner het zegt? Want het zou ook wel aardig zijn als je beargumenteerd waarom je tot bepaalde stellingen komt die je hier poneert. Overigens is voor mij geheel duidelijk dat Steiner totaal niet op de hoogte was van de feiten wat betreft de oorspronkelijke bewoners van Noord Amerika en als hij er een par inzet, hij er een grote puinhoop van maakt. Dat blijkt als we kijken naar zijn bron, van Kuhlenbeck. Daar staan de feiten op zich correct in (voor zover ik het al helemaal heb gechecked), zij het dat Kuhlenbeck zeker niet volledig is en heel gedateerd (maar het heeft ook niet de pretentie om een uitputtend naslagwerk te zijn over de indianen, al heeft Steiner het kennelijk wel zo opgevat). Maar Steiner verhaspelt ze vervolgens en legt er zijn eigen esoterische systeem op. Dat maakt het allemaal niet erg betrouwbaar.
Dus mijn verzoek nogmaals: Gaarne in normaal Nederlands uitleggen wat je punt is en een goede bronvermelding geven. En het onderbouwen van je stellingen zou ook geen kwaad kunnen. Ik heb het idee dat je dat van die migratiegolven nog en keertje helder moet specificeren.
Moderatie: reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
09/03/2009 at 12:36
Voor alle duidelijkheid, ik steek al genoeg energie in het checken van feiten, en ik poog altijd zo precies mogelijk een bronvermelding weer te geven. Ook denk ik dat ik meestal wel uitleg waarom ik tot een bepaalde stelling kom. Dus het zou aardig zijn als jij hetzelfde doet. Want een raadselachtige opmerking, of een volstrekt wilde stelling (zoals over Taotl of de Iroquois) met een bronvermelding die of te wijdlopig is, of niet gespecificeerd, kan moeilijk al een helder argument worden gezien. En je kan niet van mij, noch van de lezers verwachten dat wij ijverig alles nachecken om erachter te komen wat Ton Majoor bedoelt. Dat moet je dus zelf op orde hebben. Dus gaarne helder je punt maken en ook transparant uitleggen waarom je iets beweert. Ik heb hierboven een keer ‘gekscherend’ je werkwijze geïmiteerd (in het geval van Winckelmann), maar dat was dus terecht. En ik denk dat nu de boodschap wel is overgekomen.
Floris Schreve Says:
09/03/2009 at 12:49
Onvoorstelbaar trouwens dat een matriarchaal systeem (clanverwantchap overgedragen via de vrouwelijke lijn) een ‘relict’ uit Atlantis wordt genoemd. Je kan veel van Rudolf Steiner zeggen, maar erg geëmanciperd was hij niet (zie ook zijn verhalen over het martelen van jongens en fantaserende vrouwen uit Lemurië). Ben wel benieuwd of hij er weleens van langs heeft gekregen uit feministische hoek.
Overigens is dat verhaal van het matriarchale systeem bij de Iroquois waar. Zij hadden overigens een unieke vorm van democratie. De volksvertegenwoordigers waren uitsluitend mannen, maar slechts de vrouwen hadden kiesrecht. Dat zou de boel dan in evenwicht houden. Best wel doordacht en zeker origineel als je er even over nadenkt, al klopt het natuurlijk niet met onze hedendaagse ideeën over democratie.
Floris Schreve Says:
09/03/2009 at 13:03
Ben verder bezig met Sigismund von Gleich (voor alle Dieter Brüllfans). Het is niet geloven, voor WO II was het ‘de joden die de aardedonkerte in verdwijnen’ (in ‘Waarom geen Chinese cultuurperiode? http://users.telenet.be/antroposofie/diabasis/b18chincul.htm). Von Gleich heeft echter stelling genomen tegen de nazi’s, waar Dieter Brüll in de nieuwe reactionairen zo’n enorm punt van maakt (belangrijk voor een heleboel antroposofen, al gaat het ze niet eens om de inhoud van von Gleich). Na WO II heeft von Gleich zijn regelrechte antisemitisme laten varen. Maar wat schrijft hij dan? von Gleich:
‘Terwijl bij de Israëlieten de oude droom-helderziendheid veranderde in een diepgelovig of geïnspireerd denkvermogen, dat van God kon getuigen, verhardde dit denkvermogen bij de Ismaëlieten-Arabieren van de woestijn dusdanig, dat de kiem werd gelegd tot een vorm van intelligentie, die de geest ontekent en aldus het goddelijke ‘bespot’. Vandaar dat later het Mohammedaanse monotheïsme op een dode kopie van het Israëlitische monotheïsme lijkt, hoewel ook de Wet door Mozes op de Sinaïberg werd geopenbaard. Allah is de schaduw van Jehovah!’ (Sigismund von Gleich, De Heilige Graal en de Nieuwe Tijd van Christus, p. 25)
Het zou zo bij de huidge tijdgeest passen, maar het is nog even xenofoob. En de draai van antisemiet tot islamofoob is wel bijzonder interessant. Maar sommige mensen leren het dus nooit.
Floris Schreve Says:
09/03/2009 at 13:15
Om een bruggetje te slaan tussen het door Ton ingebrachte punt dat Taotl hetzelfde zou zijn als Tao, Sigismund von Gleich kon er ook wat van. Uit Der Mensch der Eiszeit und Atlantis (geciteerd in Waarom geen Chinese cultuurperiode):
‘Tegenover het Perzische dualisme van Ormuzd en Ahriman stond het oerchinese van Yin en Yang – het hemelse en aardse in polariteit. Maar tegelijkertijd vormde zich uit de Toeraans-Arische vermenging de semitische Tweeling, wiens hebreeuwse tak het Christendom verder voorbereidde, terwijl de arabische tak als schaduw van het semitisme zich achteraf tegen deze laatste keerde. Maar ook in het Hebreeuwendom zelf, dat met Abraham begon, zoals het Arabierendom met Ismaël, openbaarde zich in de loop van de geschiedenis te allen tijde het Tweelingen-principe. Tegen het einde van de Tweelingen-periode verscheen het Semietendom -dat in de streek van de Kaspische Zee uit het contact met het Toeraniërdom ontstaan was- voor het eerst in Noord-Babylonië en veroverde door zijn oorlogszucht al vlug Voor-Azië, nadat het zich in Arabië, als in een secundair centrum, ingeburgerd had.
Ieder die het echte semitisch-hebreeuwse gezichtstype met bvb. het klassiek-turkse (Toeraanse) vergelijkt, zal de grote overeenkomst opvallen. Semieten en Chinezen zijn volkeren die enerzijds het rekenen en alle wiskunde, en anderzijds het geldwezen en alle handelsactiviteiten misschien wel het volmaakst beheersen ! Daarbij moet men in ‘t oog houden dat bij de Semieten behalve de Hebreeuwen van oudsher de Assyriërs, de Babyloniërs (sinds 2000 v.C.), de Syriërs, en natuurlijk de Arabieren gerekend worden. Mathematisme en monisme zijn de wereldbeschouwingen die klassiek zijn geworden dank zij het Semietendom. Zo wordt het klaar en duidelijk hoe de leer van de atlantische Manoe vanuit Binnen-Azië enerzijds naar het Westen in het getoeraniseerde Semietendom en anderzijds in oostelijke richting in het arisch beïnvloede Toeraniërdom, d.i. Chinezendom, ingestroomd is. De Hebreeuwse Je-ho-va komt overeen met de Chinese naam van God “I-Hi-Wei”, wiens drieëenheid Lao-Tse diepzinnig verklaarde: “Naar wie ge kijkt en ge ziet hem niet, die wordt met de naam I genoemd. Naar wie ge luistert en ge hoort hem niet, die wordt met de naam Hi genoemd; naar wie ge met de handen grijpt en ge vat hem niet, die wordt met de naam Wei genoemd. Deze drie zijn ondoorgrondelijk; dusdanig zijn ze vereend.” [ … ]
De in dit fragment naarvoren gebrachte stellingen zijn dus net zo bizar als een verband suggereren tussen Tao en Taotl of beweren dat de Iroquois hun matriarchale systeem hadden ontleend aan het Atlantische verleden.
Floris Schreve Says:
09/03/2009 at 13:24
Ton, overigens is dat artikel van Stephen Clarke volgens mij wel een aardige bijdrage. Ik ga het helemaal uitspitten en evt meewegen in mijn nog te verschijnen verhaal. Staan wel zinvolle dingen in. Is hier te raadplegen: http://www.southerncrossreview.org/20/clarke.html
Ton,
Floris heeft wel een punt wanneer hij om meer duiding bij citaten en linken vraagt. Ik heb eerder die vraag ook al gesteld. Ik denk dat de meeste lezers weinig of geen boodschap hebben aan niet nader toegelichte citaten, linken of louter vaststellingen. Zo wordt deze discussie oninteressant om volgen, wat niet de bedoeling is.
Gezien de informatie die je aanbrengt, heb ik de indruk dat meer duidelijkheid verschaffen geen probleem voor je zou mogen zijn. Als je ons dat plezier zou willen doen?
Ramon DJV
Hier de werkende link naar de Irokezen, http://nl.wikipedia.org/wiki/Irokezen
Voor de duidelijkheid, deze stammenconfederatie is dus opgericht rond 1570, dus het matriarchale systeem, wat als basis diende, is dus géén overerving uit Atlantis (van minstens 10.000 jaar geleden). Dat is hetzelfde als Magna Charta tot Atlantis herleiden. Aardig detail, een van de oprichters van deze confederatie heette Hayenwathon. Daar is Walt Dysney’s Hyawatha later van afgeleid.
Maar heeft dus niets met Atlantis te maken.
Floris Schreve Says:
09/03/2009 at 16:46
Bovendien, het is op zijn best nogal onzeker of Atlantis wel bestaan heeft, of zeg ik nu is zeer onbetamelijks? Maar het lijkt me dan een beetje voorbarig om staatsvormen of andere georganiseerde verbanden van Amerika’s oospronkelijke bewoners te herleiden tot dit continent. Want als we niet eens weten of dit continent heeft bestaan, hoe kunnen we dan iets zeggen over de staatsinrichting aldaar, laat staan een bijzonderheid of die patriarchaal dan wel matriarchaal was vormgegeven? Want zelfs Steiner laat zich daar niet over uit. Die heeft het slechts over mysterie-orakels, een elite van ingewijden en boden der Goden.
Floris Schreve Says:
09/03/2009 at 18:58
Wat mij helemaal de wenkbrauwen doet fronsen zijn die verhalen van Steiner over de ‘Mongoolse taal” en de ‘negertalen’. Moet ik begrijpen dat er een connectie is tussen de Altai taalfamilie en de Bantoe-talen? Die is er namelijk niet, laat staan dat er een gemeenschappelijke oorsprong te vinden zou zijn die mogelijk uit een verzonnen continent (Atlantis) stamt. Om daar vervolgens weer conclusies uit te trekken over de verstandelijke vermogens van het ene of het andere mensenras. Ton, aan jou de vraag: neem jij dit allemaal serieus??
Ik zou het trouwens wel aardig vinden als je een keer antwoord geeft, want dat heb je tot nu toe ook niet gedaan als ik je een vraag stelde. Dus gaarne antwoord (het liefst in normaal Nederlands, met duidelijke volzinnen en deugdelijke argumentatie). Ik wacht met spanning af.
Floris Schreve Says:
09/03/2009 at 19:03
Om het iets duidelijker te zeggen: geen cryptische teksten in telegramstijl met een link erachter naar een compleet boek.
Floris Schreve Says:
09/03/2009 at 19:31
Overigens ben ik je wel dankbaar voor deze quote over de Iroquois. Deze staat volgens mij niet eens in het van Baarda-rapport (hebben ze gemist), maar dit is wel weer een fantastische inkijk in Steiners visie op- de indianen. Wanneer ik specifiek inga op Steiners visie op de indianen ga ik die zeker gebruiken, maar dan leg ik ook kort de werkelijke geschiedenis van Hayenwathon en de belangrijkste, Deganawidah, de twee indiaanse leiders die een soort unieke constitutie opstelden voor de stammenbond van de Iroqois (waarin het matriarchaat was geregeld). Deze, met recht een constitutie, inspireerde zelfs in bepaalde mate de Amerikaanse initiatiefnemers van hun grondwet (is niet een hele bekende geschiedenis). Maar Benjamin Franklin schreef bijv: ‘Het zou heel vreemd zijn indien zes volken (de Tuscarora hadden zich net bij de unie van vijf gevoegd, dus toen waren het er zes) van onwetende wilden in staat zouden zijn een dergelijk bestel voor een dergelijke unie te formeren…en dat zulk een unie onuitvoerbaar zou zijn voor tien, twaalf Engelse kolonieën, waarvoor zij broodnodig is’ bron: William C. Sturtevant (conservator Native American Heritage van het Smithonian Institute in Washington) in een uitgave van National Geographic, 1978). Allemaal heel mooi dus, maar die Iroquois uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw hadden zich echt niet laten inspireren door soortgelijke systemen uit het oude Atlantis van tienduizend jaar ervoor.
– Steiner hing in zijn jeugdwerk over de kennistheorie van Goethe en in hoofdstuk 7 van zijn Filosofie van de Vrijheid een zekere vorm van waarheidsrelativisme aan en een methoden-pluralisme met 2 soorten natuur- en 2 soorten geesteswetenschappen aan (vgl. pdf over Wortelrassen p.19-20).
Grundlinien einer Erkenntnistheorie der Goetheschen Weltanschauung, 1886 Deel D p. 83-84 (en Deel E en F over anorganische, organische, psychologische en historische wetenschappen)
So tritt das Wesen eines Dinges nur dann zutage, wenn dasselbe in Beziehung zum Menschen gebracht wird. Denn nur im letzteren erscheint für jedes Ding das Wesen. Das begründet einen Relativismus als Weltansicht, das heißt die Denkrichtung, welche annimmt, daß wir alle Dinge in dem Lichte sehen, das ihnen von Menschen selbst verliehen wird. Diese Ansicht führt auch den Namen Anthropomorphismus. Sie hat viele Vertreter. Die Mehrzahl derselben aber glaubt, daß wir uns durch diese Eigentümlichkeit unseres Erkennens von der Objektivität, wie sie an und für sich ist, entfernen. Wir nehmen, so glauben sie, alles durch die Brille der Subjektivität wahr. Unsere Auffassung zeigt uns das gerade Gegenteil davon. Wir müssen die Dinge durch diese Brille betrachten, wenn wir zu ihrem Wesen kommen wollen. Die Welt ist uns nicht allein so bekannt, wie sie uns erscheint, sondern sie erscheint so, allerdings nur der denkenden Betrachtung, wie sie ist. Die Gestalt von der Wirklichkeit, welche der Mensch in der Wissenschaft entwirft, ist die letzte wahre Gestalt derselben.
http://www.anthroposophy.com/Steinerwerke/GA4-7.html Die Philosophie der Freiheit, 1894, hoofdstuk 7
Durch die Organisation des wahrnehmenden Wesens wird die Gestalt bestimmt, wo der Weltzusammenhang in Subjekt und Objekt auseinandergerissen erscheint. Das Objekt ist kein absolutes, sondern nur ein relatives, in bezug auf dieses bestimmte Subjekt. Die Überbrückung des Gegensatzes kann demnach auch nur wieder in der ganz spezifischen, gerade dem menschlichen Subjekt eigenen Weise geschehen. Sobald das Ich, das in dem Wahrnehmen von der Welt abgetrennt ist, in der denkenden Betrachtung wieder in den Weltzusammenhang sich einfügt, dann hört alles weitere Fragen, das nur eine Folge der Trennung war, auf. Ein anders geartetes Wesen hätte eine anders geartete Erkenntnis. Die unsrige ist ausreichend, um die durch unser eigenes Wesen aufgestellten Fragen zu beantworten.
– Augustinus spreekt al over een periodisering van de joods-christelijke geschiedenis volgens zes leeftijdsfases, zoals jeugd en ouderdom . Zie:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Periodisering
– Naast normale en abnormale tijdgeesten en abormale bewegingsgeesten (de Volkszielen) werken bij Steiner normale bewegingsgeesten in grote cultuurimpulsen, zoals het boeddhisme in Azië (Die geistigen Wesenheiten in den Himmelskörpern und Naturreichen, GA 136, 9e lezing, 13 .04.1912).
http://www.rudolf-steiner-handbuch.de/, referaat van GA 136: Auf den Menschen wirkten rassebildend zurückgebliebene luziferische Dynameis, die ihren Sitz auch auf den Planeten haben. Die regulären Dynameis gaben den Menschen auf dem alten Mond den Astralleib. Heute wirken sie in der menschlichen Entwicklung leitend über größere Kulturströmungen (über den Zeitgeistern, Archai). So war der Inspirator des Gautama Buddha ein Dynamis des Merkur (exoterisch Venus), …
http://wn.rsarchive.org/Lectures/SpirBeings/19120413p01.html The Spirits of the Age work upon the earth for a definite period of time; but there are spiritual developments in the evolution of humanity as a whole which embrace wider spheres than that of the Spirits of the Age. These great epochs of humanity which extend beyond the influence of the Spirits of the Age, have as their Regent the normally-developed Spirits of Motion. These so reveal themselves in their activity in the process of the growth of humanity that they stimulate the great impulses of civilisation.
– De termen ‘koken’ en ‘borrelen’ in verband met het ontstaan van etnische groepen in Lemurië (6e lezing van de Volkszielen) komen ook voor in Steiners beschrijving van de vulkanische activiteit in Lemurië:
Theosophy of the Rosicrucian, GA 99, 11e lezing, 4 juni 1907
http://wn.rsarchive.org/Lectures/TheoRosic/19070604a01.html
.. formerly been surrounded by fire-mists, as in a seething steaming vessel, and then by degrees the dense watery vapours withdrew. The Earth was now covered by a very thin hardened crust, beneath which lay a bubbling churning sea of fire, the remains of the fire-mist of the former atmosphere,. Then gradually tiny islands emerged, the first beginnings of our present mineral kingdom.
– Het Blavatsky-citaat over variatie in huidkleur bij ‘aryan races’ staat in The Secret Doctrin, deel 2, Stanza X op p. 249: http://www.theosociety.org/pasadena/sd/sd2-1-13.htm
‘The Aryan races, for instance, now varying from dark brown, almost black, red-brown-yellow, down to the whitest creamy colour, are yet all of one and the same stock — the Fifth Root-Race — and spring from one single progenitor, called in Hindu exotericism by the generic name of Vaivasvata Manu …’.
– In de toekomst zou zich na de ‘oorlog van allen tegen allen’ ook nog een ‘slecht ras’ van de mensheid afsplitsen die door mensen van een ‘goed ras’ gered kan worden volgens een omvormend manicheïstisch principe.
At the Gates of Spiritual Science, GA 95, 8e lezing, 29 augustus 1906
http://wn.rsarchive.org/Lectures/GateSpiSci/19060829p01.html
The Manicheans are supposed to have taught that a Good and an Evil are part of the natural order and have always been in conflict with one another, this having been determined for them by the Creation. Here there is a glimmer of the Order’s real task, but distorted to the point of nonsense. The individual members of the Order were specially trained for their great work. The Order knew that some day there will be men in whose karma there is no longer any evil, but that there will also be a race evil by nature, among whom all kinds of evil will be developed to a higher degree than in the most savage animals, for they will practise evil consciously, exquisitely, with the aid of highly developed intellects. Even now the Manichean Order is training its members so that they may be able to transform evil in later generations. The extreme difficulty of the task is that these evil races will not be like bad children in whom there is goodness which can be brought out by precept and example. The members of the Manichean Order are already learning how to transform quite radically those who by nature are wholly evil. And then the transformed evil will become a quite special good.
Theosophy of the Rosicrucian, GA 99, 13e lezing, 5 juni 1907
http://wn.rsarchive.org/Lectures/TheoRosic/19070605p01.html
Just as mankind has brought forth that which has retrogressed in the animals, plants and minerals, so will a portion split off and represent the evil part of humanity. And in the body which meanwhile will have grown soft the inner badness of the soul will express itself externally. Just as older conditions which have degenerated to the ape species seem grotesque to us today, so do materialistic races remain at the standpoint of evil, and will people the earth as evil races. It will lie entirely with humanity as to whether a soul will remain in the bad race or will ascend by spiritual culture to a good race.
– Nog een derde, vroegere parafrasering van het Cobb-citaat uit 1843 met de nadruk op het gebroken woord en zonder zwarte dwergen in: Die Welträtsel und die Anthroposophie, Menschenrassen, GA 54, openbare lezing, 9 november 1905, p. 132-154
p. 148 Ferner ist natürlich – die geisteswissenschaftliche Weltanschauung kann dies nachweisen – ein Zug der Atlantier herübergegangen nach Amerika. Da waren noch Reste von Lemuriern und auch von Atlantiern, die sich gemischt haben, teils im Blute, teils in den Lebensgütern und Lebensgewohnheiten. Das tritt dann als indianische Bevölkerung später den europäischen Einwanderern gegenüber. Da stießen zwei grundverschiedene Menschheitsentwickelungen zusammen. Was in den alten Zeiten lebte, ein ganz anderes seelisches Element, etwas Hellseherisches, etwas von dem die ganze Welt durchflutenden Geist, das lebte noch in dieser indianischen Bevölkerung nach. Es ist uns eine Rede erhalten, welche ein Indianerhäuptling hielt beim Zusammenstoßen der Indianer und der Europäer. Er hat da das gebrochene Wort der Europäer gestraft. Man hatte nämlich der indianischen Bevölkerung versprochen, nachdem man ihnen die Wohnsitze genommen hatte, ihnen andere Sitze zu geben. Er sprach etwa das Folgende: O ihr Bleichgesichter, ihr versteht nicht dasjenige, was der große Geist uns lehrt. Das kommt davon her, daß ihr Bleichgesichter alles das, was die Götter sagen, aus Büchern lest, daß ihr euch von den Buchstaben in den Büchern sagen laßt, was wahr ist. Ihr habt uns versprochen, daß ihr uns wieder Ländereien geben werdet, aber ihr habt das Versprechen nicht gehalten, weil euer Gott euch nicht die Wahrheit und das Wort halten lehrt. Wir kennen einen Gott, der in den Wolken, in den Wellen, in dem Säuseln der Blätter, in Blitz und Donner zu uns spricht. Und der Gott des roten Mannes, der hält Wort. Der Gott weiß, daß er dem Stamm treu sein muß. — Das war eine große, eine gewaltige Sprache. Der große Geist war ein Überrest einer menschlichen Anschauung, die aus einem traumhaften Bewußtsein herausgekommen ist, aus Inspirationen von höheren Gewalten. Daher aber war sie zu gleicher Zeit näher dem Göttlichen, den Quellen des Göttlichen.
– Over de Java-mens van Dubois (Homo erectus) en de Neanderthal-mens als voorlopers van de moderne mens schrijft Steiner in 1914 in Rätsel der Philosophie GA 18, 1914, Deel 2, Hoofdstuk 2, Darwinismus und Weltanschauung ( idem in het artikel Hackel und seine Gegner in 1900):
http://anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_018_12.htm#_Toc16596436 en
http://wn.rsarchive.org/Books/GA018/English/AP1973/GA018_p02c02.html
Such a link in the chain of proof was presented with the bone remnants that Eugen Dubois had found in Java in 1894. They consisted of a skull and thigh bone and several teeth. Etc.
Virchow’s objections came from the same turn of mind that also caused him to consider the famous skulls of Neanderthal, Spy, etc., as pathological formations, while Haeckel’s followers regarded them as intermediary forms between monkey and man.
– De lemurisch-atlantische etnische groepen hebben zich volgens Steiner niet na elkaar ontwikkeld, maar zijn parallel aan elkaar blijven bestaan.
GA 165 Die geistige Vereinigung der Menschheit durch den Christus-Impuls, 11e lezing, 09.01.1916
Zie het referaat in http://www.rudolf-steiner-handbuch.de/, GA 165, trefw. Rasse:
Die sieben Grundtypen des Ätherleibes. Diese liegen auch den Rassen zugrunde, von denen ursprünglich sieben angelegt wurden. Nach dem Plan der Exusiai sollten sich die Menschen in einheitlicher äußerer Form in sieben Rassenstufen (von der fünften atlantischen Zeit bis zur vierten nachatlantischen Epoche) nacheinander entwickeln. Dieser Plan wurde von Luzifer-Ahriman durchkreuzt, wodurch die älteren Rassenformen erhalten blieben und so die Rassen in der Zeit nebeneinander existierten. Deshalb war in der griechischen Epoche nicht die ideale Menschenform erreicht, sondern schwebte nur den Griechen in der Kunst vor. Von da ab hätte sich die Menschheit in sieben völlig verschiedene Gruppen entwickelt, die nicht mehr als eine Menschheit hätte zusammengefasst werden können. Durch das Mysterium von Golgatha wurde der Impuls gegeben, diese Einheit im Geistigen zu entwickeln bei aller auch noch in Zukunft sich steigernder äußerer Differenzierung.
– De toeraniërs vormen volgens Steiner een noordelijk volkerenstroom en geen zuidelijke.
Sigismund von Gleich/François de Wit: De geesteswetenschap heeft vastgesteld dat op een bepaald moment de Noord-Atlantische volkerstroom samengekomen is met de zuidelijke stroom van Toeraniërs die al over Afrika Atlantis verlieten. Het Semietendom ontstond als een eigenaardige mengeling.
Das Matthaus-Evangelium GA 123, 2e lezing, 2 september 1910:
Wir haben gestern gesagt, daß es drei verschiedene Volksseelenarten in Asien gab: die indische im Süden, die iranische und die nord-asiatisch-turanische. Wir haben darauf hingewiesen, daß diese drei Seelenarten dadurch entstanden sind, daß der nördliche Strom der atlantischen Bevölkerung nach Asien sich hinüberbewegt hat und dort ausgestrahlt ist. Ein anderer Strom ging aber durch Afrika hindurch und sandte seine letzten Ausläufer bis in das turanische Element hinüber. Und wo der nördliche Strom, der von der Atlantis nach Asien zog, und die andere Strömung, die sich von der Atlantis durch Afrika ausbreitete, zusammenstießen, da entstand eine eigentümliche Mischung, da bildete sich ein Volkstum heraus, aus dem das spätere Hebräertum entstanden ist.
– De Prometheus-sage geeft volgens Steiner de geschiedenis van de ‘na-atlantische’ tijd weer waarin de mens aan zijn lichaam is geketend en door een Manoe wordt gered. Zie:
http://www.rudolf-steiner-handbuch.de/, trefw. Prometheus (07.10.1904 in GA 92, 07.10.1904 in GA 93 en 12.09.1908 in GA 106)
Bij de moderne lezer komen theosofie (Blavatsky) en antroposofie (Steiner) over als alomvattende, moderne mythologieën. Deze mythologieën maken gebruik van een stortvloed aan 19e eeuwse natuurwetenschappelijke (uit kosmologie, geologie, archeologie, paleontologie, embryologie, morfologie) en sociaalwetenschappelijke gegevens (uit psychologie, antropologie, theologie, geschiedenis). Zij pretenderen een vorm van ‘big history’ of ‘world history’ te schrijven. Blavatsky en Steiner beweren daarvoor te kunnen putten uit een mystieke ‘Akasha’-kroniek en haar ‘etherische’ en ‘astrale’ afspiegelingen waarin alle (pre)historische ontwikkelingen gedetailleerd zijn vastgelegd.
In deze moderne mythologische verhalen komen een veelheid aan wezens, figuren, culturen en werelden voor. Het gaat om een complexe mythologie waarin vooral indische, perzische, egyptische, babylonische, joodse, arabische, noordse, germaanse, angelsaksische, slavische, keltische, griekse, romeinse en christelijke (en enkele chinese, tibetaanse, mongoolse en mexicaanse) mythen en sagen fungeren. De vijfbandige theosofische verhalen en de over honderden banden verspreide antroposofische verhalen verklaren op mythologische wijze de ontwikkeling van heelalfases (saturnus, zon, maan, aarde), stoffases (plasma, gas, vloeibaar en vast), continenten (inclusief verdwenen delen), natuurrijken (en tussenrijken), beschavingen, culturen, volkeren, bewustzijnstoestanden en individuen. Ze vergelijken de namen en werkingen van goede en kwade kosmische intelligenties, mensheidsgeesten, cultuurgeesten, rasgeesten, tijdgeesten, denkgeesten, volksgeesten, taalgeesten, beschermengelen, helden, reuzen, beesten, planten en natuurgeesten. De inhoud van deze sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden dient op vrije scholen als vertelstof.
Blavatsky komt in Isis Unveiled (1877) en de Secret Doctrin (1888) zelfs met een eurocentrische mythologie van ‘wortelrassen’ (in feite geologische tijdperken) en ‘onderrassen’ (prehistorische en historische culturen) om de bestaande menselijke variatie te verklaren. In de Akahakroniek (1904-1908), de Geheimwissenschaft (1910) en de Volkzielen (1910) gaat ook Steiner via een gedetailleerde kosmische mythologie in op volkerenmigraties en op het ontstaan, bloei en uitsterven van etnische groepen en hun beschavingen of culturen, zoals indianen (saturnusmensen, tolteken), mongoliërs (marsmensen, mongolen) en kaukasiërs (jupitermensen, oersemieten).
Blavatsky en Steiner baseren zich voor hun etnische constructies op een afwijkende tijdrekening voor de levende aarde, op 19e-en 20e-eeuwse monogenistische evolutietheorieën (Lamarck, Darwin, Haeckel) en op een periodisering van tijdperken (vgl. Augustinus). Zij maken gebruik van vooral griekse en indische mythen over hyperborea (cambrium), lemurië (mesozoïcum), atlantis (tertiair en pleistoceen) en de huidige ‘na-atlantische’ tijd (indo-europeanen, bij ons Bandkeramische cultuur, Trechterbekercultuur etc.) om verschillende voorouderlijke migraties te beschrijven en de indo-europese expansie in de moderne tijd te verklaren. Ook voorzien zij het ontstaan van een slechte ‘mensheid’ die volgens Steiner door de goede mensheid gered wordt via een gnostisch-manicheïstisch principe.
Blavatsky en Steiner konden ook in hun tijd alleen spreken over individuele Aziaten die tegelijkertijd deel uitmaken van een aziatisch volk, van een aziatische taal, van een aziatische civilisatie, van een aziatische etnische groep etc.. Stereotype, generaliserende uitspraken over individuele mensen kunnen slaan op hun huidskleurgroep of continentale groep, maar niet tegelijkertijd ook op hun beschaving, cultuur, denkwijze, taal, volk of psyche. Een psychosociaal kenmerk zoals ‘nieuwsgierigheid’, ‘dromerigheid’ of ‘nadenkendheid’, die Steiner in zijn bouwvakkerslezingen hanteerde, kan niet van toepassing zijn op een etnische groep – dat zou een categoriefout zijn – maar in de vorm van generaliserende culturele stereotypen eventueel wel op een gerelateerde beschaving, cultuur, volk of psyche.
In de 20e eeuw zijn alle etnische classificaties en typologieën (Linnaeus, Blumenbach) obsoleet geworden. Er bestaan geen eigenschappen die bijvoorbeeld alle ‘blanken’ van alle ‘zwarten’ onderscheiden (Lewontin). Classificaties van drie, vier, vijf of zes etnische groepen, waar Blavatsky en Steiner in hun mythologieën nog vanzelfsprekend gebruik van maakten, zijn natuurwetenschappelijk arbitrair gebleken en sociaal wetenschappelijk gezien vaak normatieve constructies. Daarmee is ook de term ‘ras’ (race, menselijke ondersoort) – die in haar commentaren nog werd gehanteerd door de commissie Van Baarda – in onbruik geraakt en vervangen door ‘etnische groep’ of ‘populatie’. Van etnische kenmerken zijn in feite alleen erfelijke huidkleurgroepen en continentale etnische clusters overgebleven.
Ton dank voor je twee lange uiteenzettingen, vooral de laatste. Maar nu mijn vraag: Wat wil je betogen? En het zou ook aardig zijn als er sprake is van enige interactie. Eerder suggereerde je bijvoorbeeld dat er een verwantschap zou zijn tussen de Bantoetalen (Afrika) en de Altai talen (Monools, Turks). Ik zou toch graag van je willen weten hoe jij dat ziet. Dus misschien antwoord? En hoe zit dat met die verwantschap tussen de Algonquinvolkeren van Noord Amerika (waarvan de Choctaw deel uitmaken) en de Azteken. Je suggereerde ook dat die er was. Ben dan wel benieuwd waarom je daartoe kwam.
Dit is weer een verzameling van wellicht veelal interessante informatie, maar wat is de onderlinge samenhang?
En dat Blavatsky en Steiner een alomvattende visie wilden formuleren, grotendeels esoterisch, maar aangevuld met lukrake wetenschappelijke en historische kennis die toen voorhanden was, haalt je de koekkoek. Daar zijn we allang achter. Maar wat is je punt? Wil je betogen dat er toch enige grond is voor al die verhalen over Atlantis en Lemurië? Dus wederom gaarne uitleg.
Er is een punt waar ik zeker iets over kwijt kan. dat is dat inderdaad in die tijd de term ‘ras’ makkelijker werd ingezet dan tegenwoordig. Dat gold niet alleen voor de ‘obscure’ esoterie, maar ook in de wetenschap. Dat is nu veranderd. Maar…ik geloof dat ik dat al duidelijk heb uitgelegd (zie de definities van wortelras, onderras en ras). Dus als je daar iets op aan te merken hebt, hoor ik dat ook graag. Maar dit is een willekeurige brei van losse beweringen en weetjes. Dus ik zou je ook willen vragen om wat meer to the point te zijn.
En met je opmerking dat de wortelrassen geologische tijdperken zijn, ben ik het niet mee eens. Fictieve geologische tijdperken lijkt me dan nog meer in de buurt komen. Maar, zoals het van Baarda-rapport het al aangeeft, het is een gedeeltelijk biologische aanduiding. De mensheid in een bepaald tijdperk dus, die een hoofdstroom kent en aftakkingen Zie Blavatsky’s welomschreven uitleg van de rassenboom.
Ton is daar al op ingegaan, maar omdat in zijn post meer dan vijf linken stonden, is die tegengehouden als spam. Ondertussen is die reactie geplaatst (twee reacties terug).
– Choctaws zijn mogelijk uit Mexico geëmigreerde Azteken. Zie:
http://www.ehow.com/about_4566905_choctaw-religion.html
En: Len Green, That Old Time Choctaw Religion Was Quite Different From Today 1979
http://www.tc.umn.edu/~mboucher/mikebouchweb/choctaw/religion2.htm
De suggestie van een verbinding tussen Choctaw en Aztecs komt mogelijk van de antropoloog John R. Swanton (1873-1958), een leerling van Franz Boas.
Zie ook mijn oorspronkelijke link naar:
Ich seh die Welt: Gabriele Wilson, Zwei Brüder, zwei Kontinente, 2003, p. 40-41
http://books.google.com/books
Zij leefde meer dan 30 jaar met een Choctaw en beschrijft de ontmoeting met een antropoloog over de ontdekte, vermoedelijke verwantschap van Atzeken en Choctaw (houten pyramiden bedekt met grasslierten).
– De chinese term Tao en de inhoudelijke verwante azteekse term Teotl zouden door een vroege migratie vanuit Siberië via Beringia naar Amerika met elkaar in verbinding hebben kunnen staan.
Artikel in Science Direct uit 2008: Fagundes NJ, Kanitz R, Eckert R, et al (March 2008). “Mitochondrial population genomics supports a single pre-Clovis origin with a coastal route for the peopling of the Americas”.Am. J. Hum. Genet. 82 (3): 583–92.
It is well accepted that the Americas were the last continents reached by modern humans, most likely through Beringia. However, the precise time and mode of the colonization of the New World remain hotly disputed issues. Native American populations exhibit almost exclusively five mitochondrial DNA (mtDNA) haplogroups (A–D and X). Haplogroups A–D are also frequent in Asia, suggesting a northeastern Asian origin of these lineages. However, the differential pattern of distribution and frequency of haplogroup X led some to suggest that it may represent an independent migration to the Americas. Here we show, by using 86 complete mitochondrial genomes, that all Native American haplogroups, including haplogroup X, were part of a single founding population, thereby refuting multiple-migration models. A detailed demographic history of the mtDNA sequences estimated with a Bayesian coalescent method indicates a complex model for the peopling of the Americas, in which the initial differentiation from Asian populations ended with a moderate bottleneck in Beringia during the last glacial maximum (LGM), around 23,000 to 19,000 years ago. Toward the end of the LGM, a strong population expansion started 18,000 and finished 15,000 years ago. These results support a pre-Clovis occupation of the New World, suggesting a rapid settlement of the continent along a Pacific coastal route.
Zie: http://en.wikipedia.org/wiki/Models_of_migration_to_the_New_World
http://en.wikipedia.org/wiki/Pre-Siberian_American_Aborigines
http://en.wikipedia.org/wiki/Origins_of_Paleoindians
Hier Blavatsky’s omschrijvingen van het bgrip wortelras:
(The Secret Docrine, Part II ‘Antropogenesis’, additional commentaries on Stanza XII, http://www.theosociety.org/pasadena/sd/sd2-1-24.htm ):
Let the reader remember well that which is said of the divisions of Root Races and the evolution of Humanity in this work, and stated clearly and concisely in Mr. Sinnett’s “Esoteric Buddhism.”
1. There are seven Rounds in every manvantara; this one is the Fourth, and we are in the Fifth Root-Race, at present.
2. Each Root-Race has seven sub-races.
3. Each sub-race has, in its turn, seven ramifications, which may be called Branch or “Family” races.
4. The little tribes, shoots, and offshoots of the last-named are countless and depend on Karmic action. Examine the “genealogical tree” hereto appended, and you will understand. The illustration is purely diagrammatic, and is only intended to assist the reader in obtaining a slight grasp of the subject, amidst the confusion which exists between the terms which have been used at different times for the divisions of Humanity. It is also here attempted to express in figures — but only within approximate limits, for the sake of comparison — the duration of time through which it is possible to definitely distinguish one division from another. It would only lead to hopeless confusion if any attempt were made to give accurate dates to a few; for the Races, Sub-Races, etc., etc., down to their smallest ramifications, overlap and are entangled with each other until it is nearly impossible to separate them.
The human Race has been compared to a tree, and this serves admirably as an illustration.
The main stem of a tree may be compared to the root-race (A).
——————————————————————————–
Vol. 2, Page 435 ILLUSTRATION OF THE RACES.
Its larger limbs to the various sub-races; seven in number (B1, B2).
On each of these limbs are seven branches, OR family-races. (C).
After this the cactus-plant is a better illustration, for its fleshy “leaves” are covered with sharp spines, each of which may be compared to a nation or tribe of human beings.
Now our Fifth Root-Race has already been in existence — as a race sui generis and quite free from its parent stem — about 1,000,000 years; therefore it must be inferred that each of the four preceding Sub-Races has lived approximately 210,000 years; thus each Family-Race has an average existence of about 30,000 years. Thus the European “Family Race” has still a good many thousand years to run, although the nations or the innumerable spines upon it, vary with each succeeding “season” of three or four thousand years. It is somewhat curious to mark the comparative approximation of duration between the lives of a “Family-Race” and a “Sidereal year.”
The knowledge of the foregoing, and the accurately correct division, formed part and parcel of the Mysteries, where these Sciences were taught to the disciples, and where they were transmitted by one hierophant to another. Everyone is aware that the European astronomers assign (arbitrarily enough) the date of the invention of the Egyptian Zodiac to the years 2000 or 2400 B.C. (Proctor); and insist that this invention coincides in its date with that of the erection of the Great Pyramid. This, to an Occultist and Eastern astronomer, must appear quite absurd. The year of the Kaliyuga is said to have begun between the 17th and 18th of February in the year 3102 B.C. Now the Hindus claim that in the year 20400 before Kaliyugam, the origin of their Zodiac coincided with the spring equinox — there being at the time a conjunction of the Sun and Moon — and Bailly proved by a lengthy and careful computation of that date, that, even if fictitious, the epoch from which they had started to establish the beginning of their Kaliyug was very real. That “epoch is the year 3102 before our era,” he writes. (See Part III., Book I. “Hindu Astronomy defended by an Academician“.) The lunar eclipse arriving just a fortnight after the beginning of the black Age — it took place in a point situated between the Wheat Ear of Virgo and the star [[theta]] of the same constellation. One of their most esoteric Cycles is based upon certain conjunctions and respective positions of Virgo and the Pleiades — (Krittika). Hence, as the Egyptians brought their Zodiac from Southern India and Lanka,* the esoteric meaning was evidently identical. The three “Virgins,” or Virgo in three different positions, meant, with both, the record of the first three “divine or astronomical Dynasties,” who taught the Third
[[Footnote(s)]] ———————————————
* Ceylon.
——————————————————————————–
Vol. 2, Page 436 THE SECRET DOCTRINE.
Root-Race; and after having abandoned the Atlanteans to their doom, returned (or redescended, rather) during the third Sub-Race of the Fifth, in order to reveal to saved humanity the mysteries of their birth-place — the sidereal Heavens. The same symbolical record of the human races and the three Dynasties (Gods, Manes — semi-divine astrals of the Third and Fourth, and the “Heroes” of the Fifth Race), which preceded the purely human kings, was found in the distribution of the tiers and passages of the Egyptian Labyrinth. As the three inversions of the Poles of course changed the face of the Zodiac, a new one had to be constructed each time. In Mackey’s “Sphinxiad” the speculations of the bold author must have horrified the orthodox portion of the population of Norwich, as he says, fantastically enough:
Dit zijn dus géén definities van geologische tijdvakken. Dit gaat over mensenrassen die bepaald fictief tijdperk domineren (Atlantis, Lemurië, etc.).
Mocht je het er niet mee eens zijn leg het dan duidelijk uit. Enige interactie zou op zich best aardig zijn
En ik zie nog steeds uit naar een nadere uitleg van de wilde statements:
1. De Choctaws geëmigreerde Azteken zouden zijn.
2. De Bantoetalen van Oost Afrika verwant zouden zijn aan de Altai-talen (Mongools, Turks, ed)
Als je de discussie wetenschappelijk wil voeren, doe het dan ook echt. Dus met heldere argumentatie en degelijke bronvermelding.
Excuses Ton, berichten hebben elkaar gekruist. Zie in dit artikewl trouwens dat de Choctaws Muskogee spreken, net als het grootste deel van hun directe buren ((volgens mijn eerdere bronnen was het Algonquin). Maar dat laat al meteen de onzin van de Aztekenhypothese zien. Dit zijn Noord-Amerikaanse taalfamilies.. Het Uto Azteeks kent ook een grote Noord Amerikaanse tak, maar die zitten in het wetsen van de VS. Dit gaat over het oosten. Als we ervanuitgaan dat de Algonqin en Muskogee enerzijds en Uto Azteeks anderzijds evenveel overeenkomst hebben als het Russisch en het Chinees (en dat is nl zo) dan is dat niet waarschijnlijk. En dat dit door een leerling van Franz Boas is geopperd zegt mij niet zoveel. Ook Boas is inmiddels wat achterhaald.
Maar dit verhaal klopt gewoon niet. Althans ik kan het me niet voorstellen en mocht het wel zo zijn dan zouden er wel meer recente artikelen over geschreven zijn.
Moderatie: reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
13/03/2009 at 18:55
Dat piramideverhaal kan ik nog wel uitleggen. Er heeft, geheel los van de Azteken, Tolteken en voorgangers, in Noord Amerika ook een piramidebouwers cultuur bestaan. De Natchez waren de enige nog overgebleven groep van deze cultuur die door de Europeanen zijn aangetroffen. Het gaat om de Mississippie Moundbuilders cultuur. Overal in het oosten van de VS, maar gecentreed in de Mississippie vallie liggen aarden heuvels, die door de mens zijn aangelegd. Maar ook dit staa los van de culturen van mexico. Misschien dat er in het verleden een verre connectie is geweest, in de vorm van handelscontacten, maar het waren zeker geen verwanten. De grootste moundbuilders vindplaats is Cahokia, bij het huidige Saint Louis, http://www.cahokiamounds.com/ (zeker het bekijken waard). Maar dit zijn geen overblijfselen van de Azteken of andere Mexicaanse beschavingen.
Floris Schreve Says:
13/03/2009 at 20:00
Maar goed, suggereren dat de bewoners van de Oostelijke VS afstammen van Mexicanen (het istrouwens eerder omgekeerd) is een beetje hetzelfde, als je het vertaalt naar Oude Wereld begrippen, als dat de Egyptenaren afstammen van de Sumeriërs, omdat zij ook piramides bouwden. Maar bij beide culturen had de piramide een volstrekt andere functie. In Egyote waren het grafmonumenten en bij de Sumeriërs tempelpiramides (Zigurrats). Wat betreft Nood Amerika waren het gedeeltelijk ook tempelpiramides, maar ook dragers van de woningen van de vorst, toch heel anders in Mexico,waar paleizen niet op zulke hoge platforms stonden (maar daar waren die paleizen ook te groot voor.
En de piramidebouw uit Mexico lijkt ook niet op die van Noord Amerika. Het ziet er echt volstrekt anders uit. Overigens werden er ook in Zuid Amerika gebouwd (vooral in de Peruaanse kustvlaktes, die van de Moche, Lambayeque en Chimu beschaving), maar die zien er weer heel anders uit.
Ton, vraagje. Geloof jij dit? Zou best wel antwoord op willen hebben (van een van de artikelen waar jij een link naar plaatste):
Ancient Choctaws are believed to have descended from the continent LeMuria, which is believed to have been washed away by the Pacific Ocean. It is said the tribe emerged from the ocean to be dried by their deity, the sun, and then moved east before settling in what is now the state of Mississippi. It is believed the tribe is possibly related to the Aztecs and Mayans, as well as the Incas and that their religious beliefs stemmed from those of these ancient cultures.
Moderatie: reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
13/03/2009 at 23:35
Dit lijkt mij dus net zo’n verhaal als de verhandeling over de uitgang ‘atl’ in de taal van de Azteken. Zou dan naar Atlantis verwijzen (volgens de Brug althans). Ik haal het hier even terug:
Kan het niet laten om bij dat artikel uit de Brug wat commentaar te leveren. Zij zeggen dat het opmerkelijk is dat er in Mexico de lettergreep/klank ‘atl’, ‘tle’, ‘otl’ of ‘tla’ voorkomt. Dit is een bekende letter/klank uit de taal van de Azteken, het ‘Nahuatl’ (het zit al in de naam).
Nu heb ik een boek van Rudolf van Zantwijk erbij gepakt, hoogleraar talen en culturen van het Mexico. In zijn boek ‘De oorlog tegen de Goden; Azteekse kronieken over de ondergang van hun rijk’, Meulenhoff, Amsterdam, 1992, geeft hij achterin een kleine toelichting bij de transcriptie van de Azteekse letters en klanken. Ten eerste vermeldt hij dat dit Spaanse transcripties zijn. Hij zegt: ‘Het Azteekse woordbeeld is voor Nederlanders aanvankelijk niet zo makkelijk te vatten, omdat het berust op het Spaans van de zestiende eeuw’. Dat lijkt me dus iets anders dan onze huidige spelling van het woord ‘Atlantis’ (NB overgenomen uit het Oud-Grieks!). Maar goed, van Zantwijk licht oa de tl klank als volgt toe:
‘Ten slotte zijn er drie klanken in het Nahuatl, die in West-Europese talen niet voorkomen en die in de verschillende spellingen in twee gevallen met twee letters benaderd kunnen worden en in het derde geval soms met een speciaal teken, maar helaas meestal helemaal niet wordt aangegeven’
Vervolgens komt de omschrijving van de letter waar het om gaat:
‘tl: Hoewel deze met twee letters wordt geschreven gaat het hierbij om één enkele klank, die benaderd kan worden door een l te zeggen en gelijktijdig aan weerszijden van de tong een luchtstoom naar voren te blazen, die voor het begeleidende ‘t-effect’ zorgt’. (van Zantwijk, p. 253-254)
Het lijkt me moeilijk om uit te spreken, maar met zo’n klank spreken wij niet het woord Atlantis uit (’At-lan-tis’, dus niet met ‘tl’ als één letter)
Goed, het is natuurlijk wel weer een vertegenwoordiger van die materialistische wetenschap die dit zegt, maar ik ben bang dat hij die talen echt heeft bestudeerd en dus weet waarover hij het heeft. Dus het lijkt mij dat de uitgang ‘atl’, afkomstig uit het ‘Nahuatl’ geenszins een verwijzing is naar een mythisch eiland, waarvan we zelfs niet weten of de bron (Plato) zelf geloofde dat dit dit eiland letterlijk heeft bestaan. Dus dit misverstand is ook weer uit de wereld geholpen (ook Berlitz heeft naar de Azteken, die naar eigen zeggen uit het mythische land Aztlan kwamen, daar overigens zijn weggetrokken rond 1000 n. C. , omgerekend naar onze jaartelling, verwezen als een mogelijke aanwijzing voor Atlantis).
Floris Schreve Says:
13/03/2009 at 23:48
De Choctaws zijn wat dat betreft wel het doelwit geworden. En dat omdat Rudolf Steiner uit indirecte bron een stamhoofd heeft geciteerd. Want heb nog geen antroposoof gehoord over hun machtige buren de Cherokee of de Creek federatie. Of de natcherz, een van de Moundbuildersculturen. Wat dat betreft heb ik het wel met de Choctaw te doen.
Hopelijk is dit niet zo’n verhaal als de Hopi indianen en de Mormonen. Omdat de Mormonen ooit een keer bedacht hebben dat deze indianen de laatse overlevenden zijn van de twaalf stammen van israël is hun straatarme reservaat overspoelt met draagkrachtige zendelingen, die er kerken en scholen zijn gaan bouwen. Die hele stam (met overigens een hele bijzondere oude cultuur, los van de speculaties van de Mormonen) is volledig gekaapt en bijna eigendom geworden van die sekte.
Goed, bij mijn weten is er een Waldorfschool in een Lakota-reservaat. Maar ik begin me bijna zorgen te maken. Veel van deze indianen volkeren zijn niet erg draagkrachtig (tenzij ze een succesvol casino hebben, of dat er toevallig olie in de grond zit, zoals bij de Osages). Maar voor ieder die zich met de Choctaw bezig wil houden, ik zou me gewoon op hun echte erfgoed richten en Lemurië en evt verwantschappen met de Azteken en de Inca’s (die niet eens aan elkaar verwant zijn!) er buiten laten. Dit soort sektarische waan (zijn nog meer stammen het slachtoffer van geworden, lees zeker het messcherpe ‘Custer died for your sins’ van Vine Deloria jr!) heeft meestal geen prettige gevolgen. De Mormonen hebben bij de Hopi’s heel veel rotzooi aangericht. Zou zoiets de Choctaw willen besparen.
– Muskogee (Choctaw), Nahuatl (Azteken), Bantoe (Luganda, Swahili) en Altaisch (Mongools) zijn wel allemaal agglutinatieve talen door convergente evolutie ontstaan (eventueel onder te brengen in een Nostratische superfamilie).
http://en.wikipedia.org/wiki/Agglutinative_language
– Het geologische Mesozoïcum valt ongeveer samen met ‘Lemurië’ (Gondwanaland) waarin de ‘mensenrassen’ in weke vorm zouden zijn ontstaan, en het geologische Tertiair en het Pleistoceen met ‘Atlantis’ (Groenland, Europa en Noord-Afrika samen), waarin de ‘mensenrassen’ naast elkaar zouden hebben bestaan, ook al geven Blavatsky en Steiner daarvoor allebei andere jaartallen die zelf weer afwijken van de moderne geologische chronologie.
Ook stelt Blavatsky een periode van 25.868 jaar – dat wil zeggen een ‘platonisch jaar’, ‘groot jaar’ of ‘wereldjaar’ – ongeveer gelijk aan een ‘familieras’, een zevende deel van een ‘onderras` (Blavatsky zegt: ‘siderisch jaar’ p.432, maar dat duurt maar 365 dagen). Steiner stelt echter een platonisch jaar van 25.900 jaar gelijk aan 12 ‘onderrassen’ (van het 7e lemurische ‘onderras’, via 7 ‘onderrassen’ in het atlantische tijdperk naar de 5e na-atlantische cultuurperiode), maar deze tijdrekening geldt bij hem niet voor oudere tijdperken zoals Lemurië.
– David Pratt, Root-Race Chronology, 2007
http://ourworld.compuserve.com/homepages/dp5/rootrace.htm
The following is a rough guide to the geological periods as used by HPB (SD 2:710, 314fn, 395): the Primordial Age (comprising the Laurentian, Cambrian, & Silurian) began 320 million years ago; the Primary Age (comprising the Devonian, Carboniferous, & Permian) began about 148 million years ago; the Secondary Age (comprising the Triassic, Jurassic, & Cretaceous) began about 44 million years ago; the Tertiary (comprising the Eocene, Miocene, & Pliocene) began about 8 million years ago; and the Quaternary began about 870,000 years ago.
-The first root-race probably originated 130 to 150 million years ago in the Silurian or Devonian period, or possibly in the Carboniferous period, of the Paleozoic era, and ended in the Permian period.[8]
-The second root-race originated in the late Carboniferous or in the Permian, and ended in the late Triassic or early Jurassic of the Mesozoic (Secondary) era (some 25 to 30 million years ago).[9]
-The third (Lemurian) root-race lived during the Triassic, Jurassic, and Cretaceous of the Mesozoic (the Age of Reptiles). The middle of the third root-race occurred about 18.5 million years ago (near the Jurassic/Cretaceous boundary), when the separation of the sexes and the awakening of mind took place.[10]
-The fourth (Atlantean) root-race originated in the later Cretaceous (10 to 12 million years ago). It attained its peak in the Eocene of the Tertiary, and was largely destroyed in the Miocene.[11] The midpoint of the fourth round was reached in the middle of the fourth subrace of the fourth root-race, some 4.5 million years ago.[12]
– In de moderne geologische chronologie is het Kenozoïcum verdeelt in het Kwartair (zelf onderverdeeld in Pleistoceen en Holoceen) van 2,5 miljoen jaar geleden tot nu, en het Tertiair dat weer is onderverdeeld in Paleogeen (Paleoceen, Eoceen en Oligoceen) en Neogeen (Mioceen en Plioceen) en dat duurde van 65 tot 2,5 miljoen jaar geleden. Het Mesozoïcum (Trias, Jura, Krijt) liep van 251 tot 65 miljoen jaar en het Paleozoïcum van 542 tot 251 miljoen jaar geleden.
– Steiner, zie samenvattingen in: http://www.rudolf-steiner-handbuch.de/, trefw. platonisch
GA 106, 10.09.1908 „Man würde eine falsche Vorstellung haben, wenn man dächte, dass das durch einen Durchgang der Sonne geschieht. Die Sonne geht einmal ganz herum durch den Tierkreis und erst nach diesem ganzen Umlauf geschieht der Fortschritt. In früheren Zeiten musste sie noch öfter umlaufen, bis ein Fortschritt geschah. Deshalb darf man nicht jene bekannten Zeitrechnungen der nachatlantischen Epoche für ältere Epochen anwenden.“
GA 180 13.01.1918 Die siebte Epoche der lemurischen Zeit hatte ähnliche kosmische Verhältnisse (Sonne frühlingspunkt in den Fischen) wie die jetzige fünfte nachatlantische Epoche (Differenz demnach ein Platonisches Jahr ~ 25 900 Jahre).
Die Ausgestaltung der physischen Leiblichkeit von der letzten lemurischen Epoche und während der Atlantis (bis zum Frühlingspunkt im Zeichen der Jungfrau), danach in der nachatlantischen Zeit Ausgestaltung des seelischen Wesens des Menschen. Ein voller Durchgang durch das Platonische Jahr ist mit einer völligen Umgestaltung des Menschen verbunden, dabei Rückkehr zum Ausgangspunkt auf höherem Niveau.
GA 300 Konferenzen mit den Lehrern der Freien Waldorfschule
25.09.1919: Über den Zusammenhang der geologischen Zeitalter mit den Angaben der Geisteswissenschaft (korrigiert vom Herausgeber): „Sie haben in der Tertiärzeit die erste und zweite Säugetierfauna, und Sie brauchen bloß das zu ergänzen, was über den Menschen gilt …Die Tertiärzeit können Sie gut mit der Atlantis parallelisieren, und die Sekundärzeit (Trias, Jura, Kreide) können Sie parallelisieren im Wesentlichen, nicht pedantisch, mit dem, was ich schildere als lemurische Zeit. … Da haben Sie die älteren Amphibien und Reptilien. Da ist auch der Mensch noch in der äußeren Gestalt nur quallig da in der Substanz; er ist nur amphibienhaft gestaltet.“
26.09.1919: „Ja, wenn Sie zu der Primitivform, zum Urgebirge, gehen, haben Sie die
polarische Zeit. Die paläozoische entspricht der hyperboräischen Epoche, auch da dürfen Sie nicht pedantisch die einzelnen Tierformen nehmen. Dann haben Sie das mesozoische Zeitalter dem lemurischen im Wesentlichen entsprechend. Dann die erste und die zweite Säugetierfauna oder das känozoische Zeitalter (Tertiär, Quartär), das ist das atlantische Zeitalter. Das atlantische ist nicht älter als neuntausend Jahre.“
Dann hier im ersten Zeitalter (Primitivform) ist außer dem Menschen eigentlich noch nichts anderes vorhanden; das sind nur geringfügige Überreste. Da ist Eozoon canadense [Präcambrium] eigentlich mehr Formation, etwas, was sich als Figur bildet; das ist nicht ein wirkliches Tier. Dann hier in der hyperboräisch-paläozoischen Zeit tritt das Tierische schon auf, aber in Formen, die später nicht mehr erhalten sind. Hier in der lemurisch-mesozoischen Zeit tritt das Pflanzenreich auf, und hier tritt in der Atlantis, in der känozoischen Zeit, das Mineralreich auf; eigentlich schon in der letzten Zeit hier“ (in den letzten zwei lemurischen Unterrassen).
Ton, het spijt me ontzettend, maar hierboven zie ik het meest grote intellectuele spagatenwerk dat ik tot nu toe ben tegengekomen. Geologie, taalwetenschap, het leggen van de meest brede mogelijke verbanden om maar Helena Blavatsky en Rudolf Steiner gelijk te geven.
Maar langzamerhand gaat het op een soort von Däniken rationalisaties lijken. Alles moet er worden bij gesleept om maar aan te tonen dat de theorie van Steiner en Blavatsky hoe dan ook klopte (von Däniken doet hetzelfde met zijn verhaal dat er in de oudhied aliens op aarde zijn geweest, die wij nu kennen als ‘de Goden’, uit diverse mythologieën van over de hele wereld). Dat er in dit intellectuele spagatenwerk af en toe een spiertje scheurt (opmerkingen over Choctaws die verwant aan de Azteken zouden zijn) doet er niet toe. Alles moet op alles worden gezet om die openbaringsleer van twee mensen (Steiner en Blavatsky) die beweerden helderziend te zijn kloppend te maken met de hedendaagse wetenschappelijke inzichten.
Maar….vind jij het geloofwaardig dat er in de tijd van de mammoetjagers er nog niet helemaal verharde mensen, met buigzame ledenmaten in voertuigen rondvlogen aangedreven door plantensap? Daar komt het dan namelijk wel op neer als je Steiners verhaal van de aarde-evolutie wanhopig probeert recht te praten met hedendaagse wetenschappelijke inzichten. Of dat er verbanden bestaan tussen het Swahili en het Muskogee (eerst was het Uto Azteeks, maar dat bleek niet te kloppen, dus verzinnen we een nieuw verhaal over het Muskogee). Maar er moet hoe dan ook voor worden gezorgd dat Steiner en Blavatsky gelijk hadden.
Ik heb wel een aardig ideetje. In mijn verhaal over de Akasha-kroniek, ben ik ingegaan op Blavatsky’s bewering dat Abraham ‘No-Brahmin’ of ‘geen Brahmaan’ betekent. Ik heb gezegd dat dit onzin is, op basis van mijn summiere kennis van hoe semitische talen in elkaar zitten.
Wat je zou kunnen doen (om te controleren of wat ik zeg waar is). Je kunt best in drie dagen het Arabisch alfabeth leren. Daar zijn goede schriftelijke cursussen voor. Ik zou je willen aanbevelen: Nico van den Boogert, Inleiding in het Arabisch schrift. Dit is een buitengewoon heldere en toegankelijke inleiding in het schrift en de basisstructuur van het Arabisch (en daarmee enigszins inzichtelijk voor de structuur van de Semitische talen). Ik zou zeggen lees het in een avond helemaal door (is goed te doen) en ga er drie dagen er een uurtje per dag mee oefenen. Dan zul je denk ik al zover zijn dat je zelf gaat zien hoe onzinnig die bewering van HPB is (terwijl die over het Hebreeuws gaat, maar je kan veilig uitgaan van dezelfde basisregels). Ik heb het vermoeden dat je er binnen drie dagen, met alles bij elkaar zo’n vier studie uurtjes er al uit kunt zijn.
Wat betreft de herkomst van de indianen, ik denk dat het raadzamer is om wetenschappelijke literatuur te raadplegen die actueel is (laten we streng zijn en zeggen, van tenminste van de afgelopen vijftien jaar, want de kennis is de laatse decennia spectaculair toegenomen). Een goede inleiding is Charles Mann, ‘1491; de ontdekking van precolumbiaans Amerika’, Nieuw Amsterdam, 2005. Dit werk, van wetenschapsjournalist Mann, zet alle recente inzichten goed op een rijtje. Ik denk dat er een wereld voor je open gaat. Maar dan zul je er ook achter komen dat er ‘géén sprake is van verwantschap van de Choctaw met de Azteken en de Inca’s’, omdat Muskogee, Uto Azteeks en Quecchua net zo verschillend zijn als Swahili, Chinees en Russisch.
En wat betreft je pogingen om Atlantis en Lremurië in verband te brengen met werkelijke geologische tijdperken, het lijkt mij het beste dat er een remake komt van ‘Walking with dinosaurs’. Maar dan moeten er, naast de beelden van de dinsaurussen ook animaties worden gemaakt van doorzichtige en bijna vloeibare mensen, waarvan de jongens de hele dag gemarteld worden, terwijl de meisjes er bij aan het fantaseren zijn (aldus Rudolf Steiner in de Akasha-kroniek over de situatie in Lemurië). Dat zou wel de ultieme symbiose zijn van de inzichten van de wetenschap en de geesteswetenschap.
Maar het lijkt mij nog zinvoller om die verhalen van Rudolf Steiner te zien als Dichting, mythes dus. En wellicht is het ook beter als de antroposofie zich verder ontdoet van alle racistische smetten. Dan blijft er wellicht nog genoeg goeds over. Dat lijkt me constructiever dan wanhopig proberen te bewijzen hoe gelijk Steiner had met zijn geschiedenis van de aarde en het ene na het andere theoretische luchtkasteel te bouwen over verwantschap tussen het Turks (Altai) en de taal van de Choctaw (Muskogee) om maar aan te tonen hoe ontzettend gelijk de helderziende Rudolf Steiner had met zijn inzichten over mensenrassen. Het is maar een suggestie…
Moderatie: reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
14/03/2009 at 20:39
Moraal van het verhaal, antroposofie en wetenschap zijn niet altijd verenigen. En dit geldt helemaal voor Steiners rassentheorieën. Dus ik zou die gewoon laten voor wat ze zijn en wat mij betreft bij het grofvuil wegzetten. Klinkt erg, maar die rassenleer is ook erg. En verder lang leve de biologisch dynamische landbouw, de eurythmie, het periode onderwijs, de jaarfeesten en allerlei andere sympathiekere kanten van de antroposofie.
Floris Schreve Says:
14/03/2009 at 21:53
Wat uit Tons bijdragen blijkt, is een schoolvoorbeeld van een teleologische bewijsvoering. Dat wil zeggen dat het doel vastsstaat en dat er vervolgens wordt gekeken hoe de bewijsvoering in elkaar moet worden gezet.
Eerst zijn er de Choctaw, een klein volk van lanbouwers ten oosten van de Mississippi, waarvan een stamhoofd, als een van de vele een keer een toespraak heeft gehouden waarin hij middels een paar metaforen heeft proberen duidelijk te maken hoe zijn volk het ervaarde dat hun land werd gekoloniseerd. Vervolgens heeft hij de pech gehad dat net zijn woorden in het Duits zijn vertaald en gepubliceerd in een klein en inmiddels lang vergeten boekje, dat toevallig in handen is gekomen van Rudolf Steiner. Deze Rudolf Steiner heeft zijn woorden zo omgebogen en uit de context gehaald, totdat deze in zijn bizarre theorie paste dat het indiaanse ‘ras’, danwel een stervend ras was, dan wel het ras van Saturnus. Steiner heeft deze woorden gebruikt/misbruikt voor een racistische theorie, gebaseerd op gebakken lucht.
Vervolgens wordt dit indianenvolk, als enige van de zeker meer dan viftig stammen die ten oosten van de Mississippi leefden het produkt van de meest waanzinnige speculaties over Atlantis, Lemurië, de Azteken, de Inca’s en er zou een taalkundige connectie bestaan met zowel het Swahili als het Mongools. En waarom? Uitsluitend omdat Rudolf steiner een paar zinnen uit de toespraak van dit stamhoofd heeft misbruikt. Dat is zo’n beetje het hele verhaal.
Overigens wordt deze toespraak ook aangehaald in Das Johannes Evangelium, zevende voordracht, gehouden in Basel op 22 november 1907. Dit is zo’n beetje de ernstigste tekst die Steiner heeft uitgesproken over de indianen (de evolutieschema’s, getoond aan het begin van deze discussie zijn daaruit afkomstig). Nu ik de volledige tekst voorhanden heb, zal er een uitgebried verslagje verschijnen. Het is een alleszins onthullend verhaal, zowel wat betreft Steiners kijk op de evolutie als zijn kijk op de indianen. Een passage is in het van Baarda-rapport opgenomen in de eerste categorie, dat moet ik ze nageven. Maar het verhaal als geheel is pas echt onthullend, wellicht nog erger dan Die Mision. Maar dat gaat hier nog wel verschijnen.
Floris Schreve Says:
14/03/2009 at 22:20
Zie overigens dit verhaal over de echte geschiedenis van de Choctaws. http://nl.wikipedia.org/wiki/Trail_of_tears . Hier staat het hele verhaal van hun dramatische geschiedenis. Het lijkt me dat die al genoeg over zich heen hebben gehad.
Het lijkt mij zinvoller om kennis van deze echte geschiedenis te nemen, dan al dat wilde gespeculeer over hun verwantschap aan de Azteken, de Inca’s (het een sluit het ander overigens uit), of dat hun taal verwant zou zijn aan het Turks of het Swahili (in beide gevallen, vervallen de eerste hypothesen weer, net zoals de laatste twee gevallen elkaar uitsluiten). Kortom, tijd voor een stukje realiteit, in plaats van geesteswetenschap.
Floris Schreve Says:
14/03/2009 at 22:25
Bovenstaand gaat vooral over de geschiedenis van de Cherokee, maar de Choctaw zijn eigenlijk altijd met hun grote buren opgetrokken en hebben dezelfde geschiedenis meegemaakt. Zie hier nog een appart verhaal over de Choctaw, http://nl.wikipedia.org/wiki/Choctaw_(volk)
Floris Schreve Says:
15/03/2009 at 01:36
Ton, het allerbelangrijkste stukje uit het artikel waar jij een link naar plaatste ter onderbouwing van een vermeende verwantschap tussen Muskogee (Choctaw), Nahuatl (Azteken) en Altaisch (Turks):
‘Agglutination is a typological feature and does not imply a linguistic relation’
Daarmee vervalt iedere grond voor speculaties over een gemeenschapplijke herkomst uit Lemurië of Atlantis. Dat is dus hetzelfde als beweren: ‘In het Arabisch, het Zulu en het Nederlands komen zelfstandige naamwoorden voor, dus zijn die talen aan elkaar verwant’ en als we nog iets verder gaan ‘dus er is een gemeenschappelijke bron en die ligt dan waarschijnlijk in Atlantis of Lemurië, precies zoals Helena Blavatsky en Rudolf Steiner, puttend uit bovenzinnelijke bronnen, ons hebben medegedeeld’. Dat lijkt mij géén sterk argument voor het bestaan van Atlantis of Lemurië.
Als je naar het gehele beeld kijkt komen de australische, zuid-aziatische, afrikaanse en amerikaanse culturen er bij Blavatsky en Steiner slecht af. Ze worden ook aangeduid met scheldwoorden: aboriginals, maleiers, negers en indianen. De kiem daarvoor kan ik bij Steiner herkennen in de beschrijving van de lemurische cultuur (Australiërs) en van de oudste drie atlantische culturen van ‘rmoahals’ (zuid-aziaten), ‘tlavatli’ (afrikanen) en tolteken (amerikanen) in de Akashakroniek.
Blavatsky schrijft nog in haar eerste werk Isis Unveiled, 1877, Chapter XIV ( Mexican myths and ruins, The Egyptian Tau at Palenque en Peruvian relics) nog met bewondering over pre-colombiaanse beschavingen (mexicans, aztecs, tolteca, caciques, quiches, incas, Guatemala, Nicaragua, Peru), figuren (Montezuma, Nin, Nagal, Votan, Quetzo-Cohuatl, Thevetat, Ixtlilxochitl, Tanga-tanga) en steden (Palenque, Uxmal, Tula, Utatlan, Cichen-Itza, Copan, Arica, Cusco). Later in de Secret Doctrin (1888) ook nog wel over mayas en zuni.
En Steiner schrijft in de Akasha-kroniek (1904-1908) nog over de levendige zintuigindrukken en de kracht van de taal bij de ‘rmoahals’, over religieuze voorouderverering bij de ‘tlavatli’ en over staatvorming en een bloeiend gemeenschapsleven bij de ‘tolteken’. Maar als oudste drie culturen worden ze later door hem als decadente, tragische culturen afgeschreven – buiten hun overgebleven natuurwijsheid, gemeenschapszin en spiritualiteit – zoals bij afro-amerikanen, choctaw, irokezen en azteken. De overige vier culturen (chinezen/tibetanen, semieten/europeanen/ noord-afrikanen, akkadiërs/soemeriërs, mongolen/hunnen) werken volgens Steiner wel als factor van betekenis in een latere tijd door (zie de samenvattingen in het Rudolf Steiner Handbuch op internet).
Grotendeels wel mee eens, alleen opmerking: Waar heeft Steiner het in de Akasha-kroniek over Tibetanen en Noord Afrikanen? Ook zou ik je willen vragen om een specifieke bronvermelding te geven bij Blavatsky’s opmerkingen. Je weet hoe de structuur van haar werk is, dus als je dat niet doet is het niet terug te vinden, dus heel graag.
En ik geloof niet dat de meer dan boven gemiddeld geïnteresseerde lezers veel hebben aan het noemen van al die pre-Columbiaanse begrippen zonder toelichting. Een aantal kan ik niet plaatsen, maar wellicht omdat ze verouderde benamingen gebruikt. Maar ik zou best willen weten wat zij bijv. over Ixtlolxochitl schrijft. Dit was een Azteekse Prins, zoon van koning Nezuapilli van Texcoco. Het Azteekse rijk werd soms ook de tripple alliantie genoemd, of het rijk van de drievuldige kroon, omdat het een bond was van drie koninkrijken. Als nr. 1 was er de zetel van de Azteekse keizer. Formeel was dit Rijk echter als een alliantie begonnen met twee andere stadsstaten, Texcoco en Tlacopan. Kort voor de komst van de Spanjaarden had zijn vader Nezuapilli de kroon van Texcoco overgegeven aan zijn andere zoon Cacama. Ixtlolxochitl, verbolgen over deze beslissing, besloot een gemene zaak te maken met de Spanjaarden en het lukte hem zelfs om een indiaanse legermacht op de been te brengen tegen de heerschappij van de drievuldige kroon (is geen onbelangrijke factor geweest in de uiteindelijk snelle val van het Azteekse rijk).
Na zijn collaboratie kreeg hij berouw en schreef hij zijn memoires. Dit boek, de Codex Ixtlolxochitl, dat in ieder geval aan deze prins wordt toegeschreven, is nu een belangrijke historische bron voor de Azteekse kant van de geschiedenis van de verovering.
Zijn dus allemaal leuke details, maar zonder enige uitleg of specificatie zegt niemand dit dus iets. Dus Ton, het wordt heel vermoeiend, maar ik ga je nogmaals vragen om specifiek te zijn over je bronnen en geen mededelingen meer te doen in telegramstijl, waar je maar wat begrippen lanceert zonder uitleg. Als je iets duidelijk wil maken, kom dan ook met een motivatie. Want die motivatie blijkt lang niet altijd even solide te zijn, zie de voorgaande geschiedenis van de mogelijke verwantschap van de Choctaw, met zo’n beetje de hele wereld, althans met het Azteeks en het Turks.
Moderatie: reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
15/03/2009 at 13:41
En het zou ook aardig zijn als er een keer sprake is van enige interactie. Want met de zinsnede: ‘Agglutination is a typological feature and does not imply a linguistic relation’ zijn al jouw wilde speculaties over mogelijke verwantschappen tussen de Bantoe’s de Azteken, de Choctaw en de Turken komen te vervallen, die misschien een gemeenschappelijke bron zouden hebben in Atlantis of Lemurië (?!). Dus gaarne reactie.
Floris Schreve Says:
15/03/2009 at 13:51
Om het nogmaals simpel uit te leggen. Bovenstaand wil zeggen: ‘Het feit dat zowel de Aboriginals als de Nederlanders gebruik maken van koppelwerkwoorden is wellciht een aardige taalkundige overeenkomst, maar betekent niet dat het Nederlands verwant is aan de Aboriginaltalen, dus dat er verder ook geen verwantschap bestaat’.
Floris Schreve Says:
15/03/2009 at 13:58
Of een werkelijk bestaand voorbeeld: ‘Het Arabisch en het Duits kennen naamvallen, het Nederlands niet (meer). Dit wil niet zeggen dat het Arabisch meer verwant is aan het Duits dan het Nederlands’.
Maar je zou het nog bonter kunnen maken door te zeggen dat:
‘Het feit dat de Duitsers en de Arabieren gebruik maken van naamvallen wijst op hun gemeenschappleijke oorsprong in Atlantis. Dat deze naamvallen in het Nederlands niet voorkomen, doet vermoeden dat de oorsprong van de Nederlanders in Lemurië ligt.’
Dit is denk ik voor iedereen begrijpelijke waanzin. Maar zo solide zijn die beweringen van Steiner en Blavatsky dus en kennelijk stemt Ton ermee in. Of niet? Maar leg dat dan een keer duidelijk uit.
– Isis Unveiled (1877) van Blavatsky is te downloaden of te doorzoeken op de website van TUP , maar heeft daar geen index zoals The Secret Doctrin (1888):
http://www.theosociety.org/pasadena/tup-onl.htm#blavatsky
De Azteekse Ixtlilxochitl wordt in Isis Unveiled (1877) op p. 548 opgevoerd als mythische schrijver van de Quiché Maya-tekst Popol Vuh (de Popol Vuh gedeeltelijk in:
http://books.google.nl/books?id=NQnJQR6LQuwC)
– Steiner bespreekt in een openbare lezing over etnische groepen (1905, zie boven) de klassieke morfolgische talenverdeling van Schlegel en Von Humboldt (1836) in synthetisch (veel woorddelen per woord) en analytisch (weinig woorddelen per woord): ‘Die semitische Sprache trägt aber nicht den Charakter des Atomistischen, wie wir es bei den Chinesen sehen, sondern den Charakter des Analytischen. Dagegen haben die kaukasischen Sprachen einen synthetischen Charakter.’. http://de.wikipedia.org/wiki/Sprachtypologie
Klassiek chinees en zuid-oost aziatiasche talen heten in deze typologie analytisch en zelfs isolerend. Van de synthetische talen heten indo-europese talen en arabisch fusioneel of flecterend (synthetisch talen met overlappende woorddelen). Sommige inheemse midden-amerikaanse (nahuatl) en noord-amerikaanse (choctaw) talen, de mongoolse talen, de bantu-talen, japans, maleis etc. heten agglutinerend (synthetische talen met aan elkaar vastgeplakte woorddelen). Irokees is een typisch voorbeeld van een extreme polysynthetische taal.
Deze talentypologie was mogelijk voor Steiner interessant in verband met volkerenmigraties van oorspronkelijke aziaten en afrikanen (en etnische amerikanen). De ontwikkeling van agglutinerend naar isolerend blijkt onafhankelijk te verlopen in verschillende taalfamilies (convergente evolutie). Toch kunnen ook analoge taaltypen zonder linguïstische relatie in principe een eenvoudig, gemeenschappelijk voorouderlijk taaltype delen dat stamt van ver vóór hun gescheiden ontwikkeling (vergelijk de vogelvleugel en de analoge vleermuisvleugel).
– Over de betekenis van de tibetaanse of chinese cultuur in de toekomst en in ‘Atlantis’ (Rudolf Steiner Handbuch, GA 158, 11.4.1912): Und wenn wir … sehen etwa in die Kulturen Mittelasiens, in die tibetanische oder chinesische Kultur, die in der nächsten Zeit in einer Weise werden für die Welt Bedeutung gewinnen, wovon sich die Menschen heute nichts träumen lassen, trotzdem uns nur kurze Zeit von dieser Sache trennt, wenn wir … gewahr werden, wie die Seelen vieler Zarathustra-Schüler in diesen Kulturen noch verkörpert sind… Wir … brauchen nicht zu verkennen, dass wenn nun überfluten wird das … seine Fesseln gesprengt habende Chinesentum die westlichen Welten, dann eine Spiritualität damit kommt, die richtig die Nachfolge ist … des alten Atlantiertums.“
– Blavatsky en Steiner plaatsen in hun totaalbeeld het ontstaan van etnische groepen, van het geheugen en van de taal bij de mens aan het einde van de ‘lemurische’ tijd (het reptielentijdperk mesozoïcum van 251-65 Ma met alleen nog primitieve zoogdieren) en in de ‘atlantische’ tijd (het zoogdierentijdperk tertiair van 65-2,5 Ma plus het ijstijdvak pleistoceen vanaf 2,5 Ma). ‘Lemurië’ en ‘Atlantis’ zijn bij Steiner geen letterlijk verzonken continenten (de oude geosyncline theorie), maar door continentverschuiving uit elkaar gedreven werelddelen. Het ‘atlantische continent’ (zie de Volkzielen, 10e lezing) zou nu op het noordelijk halfrond liggen tussen zestig graden WL (Groenland) en zestig graden OL (Oeral) en tussen tachtig graden NB (Spitsbergen) en twintig graden NB (Sahara). De vroegst bekende fossielen van archaïsche mensen (homo ergaster) dateren pas vanaf ongeveer 2 Ma, uit het ijstijdvak. Er zit dus kennelijk in de etnische chronologie van Blavatsky en Steiner een gat voor het ontstaan en de daarop volgende vermenging van etnische groepen, dat zij opvullen met zwemmende, plastische ´voormensen´ met verschillende huidkleur en taal.
Ton, ik ga alles nachecken en uitvoerig beantwoorden, maar een vraag: stem jij in met de beweringen van Steiner en Blavatsky? Daar zou ik heel graag antwoord op willen en met mij de lezers discussie (ik heb zo’n vermoeden). Dus heel graag antwoord. Wij wachten met spanning.
Over de rest, het is langzamerhand onvoorstelbare intellectuele acrobatiek geworden om de wetenschappelijke kijk op de aarde te ‘vertalen’ naar de visie van Helena Blavatsky en Rudolf Steiner, maar laat ik nu al verklappen dat die niet houdbaar is. Het zal vooral gaan om Haeckeliaanse logica, en het leggen van taalkundige relaties met volkeren uit de oude en nieuwe wereld, die volstrekt ongeloofwaardig zijn, zeker als je daarmee het gelijk van de scheppingsverhalen van Blavatsky en Steiner wilt aantonen. Maar dat zal ik hier nog duidelijk uitleggen. Maar Ton, nu heel erg graag antwoord op mijn vraag.
Moderatie: reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
16/03/2009 at 18:46
Overigens is Atlantis bij Steiner wel degelijk een verzonken continent, zoals hij het uitlegt in het voorwoord van de Akasha-kroniek. Het zou gelegen hebben op de bodem van de Atalntische Oceaan. De enige mogelijkheid om daar onderuit te komen zou zijn al swe er vanuit gaan dat Steiner spreekt over de situatie van toen Noord Amerika en Europa nog aan elkaar vastzaten. Maar dat was wel wat langer geleden dan 10.000 jaar geleden, toen volgens Steiner het Atlantische continent verging.
Het lijkt mij dat pogingen om Steiners verhalen in overeenstemming te brengen met de hedendaagse wetenschap net zo onmogelijk, zoniet absurd zijn, als alle creationistische pogingen om de evolutie in overeenstemming te brengen met het scheppingsverhaal. Zelfs Andries Knevel heeft de handdoek in de ring gegooid. Ben benieuwd wanneer de orthodox antroposofische Andries Knevel zich aandient.
Floris Schreve Says:
16/03/2009 at 18:57
Ik ben dus bang dat het heel moeilijk is om iemand van buiten de antroposofie (of Theosofie) te overtuigen van het verhaal van Atlantis, Lemurië en de aarde-evolutie. Maar dat is niet het hoofdonderwerp van deze discussie. Wel is het vreemd dat Steiners rassenleer mogelijk te verdedigen zou zijn op basis van een antroposofisch scheppingsverhaal, dat dan weer overeen zou komen met de hedendaagse inzichten van de wetenschap. Mij lijkt het duidelijk dat
1. die rassenleer niet te verdedigen valt. Overigens neem ik aan dat ik nu wel heb vastgesteld dat er een rassenleer is, ondanks het ‘géén sprake van’ (zie mijn bespreking van ‘Die Mission’, die nog door niemand is weerlegd. Zou het nog steeds interessant vinden als iemand dat alsnog zou proberen)
2. dat die rassenleer ook niet te verdedigen valt met een beroep op de geschiedenis van de aarde (waar die rassenleer overigens hecht mee verbonden is), omdat dit scheppingsverhaal helaas pure fictie is.
Floris Schreve Says:
16/03/2009 at 19:09
Bovendien, als we al kijken naar hoe Steiner de nabije geschiedenis indeelt in cultuurperiodes. Los van dat die nogal ‘aryocentrisch’ is, valt daar qua pure feitelijkheden wel heel veel op aan te merken. Keer op keer blijkt dit verhaal weinig met de realiteit te maken heeft (nu ik GA 100 aan het lezen ben, wordt dit wederom bevestigd). wat dan te denken van de verre geschiedenis en de verhalen over half verdichte mensen die in voertuigen rondvlogen, aangedreven door plantensap? Dit alles in de tijd van de mammoetjagers? Of nog minder verdichte mensen waarvan bijzonderheden bekend zijn dat de jongens gemarteld werden, terwijl de vrouwen erbij fantaseerden? En dit zou zich hebben afgespeeld te tijde van de dinosauriërs? (Lemurië).
Kortom, om dit alles in overeenstemming te brengen met de hedendaagse wetenschappelijke inzichten lijkt me ondoenlijk.
Floris Schreve Says:
16/03/2009 at 19:16
Moraal van het verhaal, het lijkt mij het beste als wetenschap en mythen gescheiden blijven. En wat betreft oude mythologieën heeft niemand daar moeite mee. Er is nog veel bijzonders te halen uit de Griekse, de Germaanse, de Hindoe of de Maya mythologie. Maar waarom krampachtig proberen een negentiende eeuwse, of zelfs begin twintigste eeuwse mythologie in overeenstemming te brengen met de wetenschap? Ik denk dat je dt beter kunt loslaten.
Maar Ton, nu heel erg graag antwoord op mijn vraag.
Floris Schreve Says:
16/03/2009 at 19:25
Hier nog een keer de link naar mijn eerste volkszielenbespreking:
http://www.antroposofia.be/steinerscholen/Onderzoek/rassenleer.pdf
Moet wel zeggen dat het niet helemaal gestroomlijnd geschreven is, maar deze versie is samengesteld uit losse forumberichten. Er komt nog een echte eindversie. Maar goed, ben benieuwd of iemand die alsnog een keer weet te weerleggen. Want anders is er idd sprake van rassenleer.
Floris Schreve Says:
16/03/2009 at 19:31
Wat ik me trouwens ook afvraag is waarom er nooit een prehistorisch autowrak is gevonden. Goed, de3 mensen waren in de Atlantische tijd minder verdicht en zullen wel zijn opgelost, zonder fossiele resten na te laten. Maar hoe zit het met die vliegende voertuigen? Er zou er toch wel een keertje eentje gecrashed moeten zijn? Waar dan vervolgens een mammoet op heeft getrapt. Ben benieuwd wanneer er eentje gevonden wordt (zou nog spectaculairder zijn dan de vondst van een gecrashde UFO).
Of die tempels uit lemurië. Waren die ook van een vluchtige substantie? Als we nu nog fossiele resten kunnen vinden van dinosaurussen en de vegetatie uit die tijd, moet er ook iets te vinden zijn van die tempels. Maar is tot nu toe nog niet gebeurd.
Floris Schreve Says:
16/03/2009 at 21:51
En wat betreft de notie van de schuivende continenten van Alfred Wegener, dit is geen bewijs voor Steiners en Blavatsky’s beschrijving van de aarde-evolutie, zoals eerder door Ton is gesuggereerd. Waarom niet?
A het tijdsbestek komt niet overeen
B het verloop van de evolutiie komt niet overeen
Zie voor meer info en een link naar een aardige animatie van de schuivende continenten http://en.wikipedia.org/wiki/Continental_drift
Wie wil beweren dat het wel overeenkomt zou z’n toevlucht moeten nemen tot argumenten zoals die door de creationisten worden gebezigd, van:
Dat de aarde in zeven dagen geschapen is klopt wel, maar dat waren ander soort dagen, omdat er toen een andere tijdrekening gold (dus een dag duurde een miljoen jaar). Misschien moet je wel je toevlucht nemen tot dit soort gejongleer om maar te bewijzen dat twee mensen (Helena Blavatsky en Rudolf Steiner) het eigenlijk bij het rechte eind hadden. Overigens zonder dat een van hen ook maar de geringste moeite nam om hun thesen met bewijs te onderbouwen (maar dat is ‘geesteswetenschap). Dus het lijkt mij niet zo zinvol om achteraf met de methoden van de echte wetenschap te proberen om deze twee zieners gelijk te geven. Dan moet je je wel in hele pijnlijke bochten wringen. En het intellectuele blessuregevaar is levensgroot.
Floris Schreve Says:
16/03/2009 at 22:12
conclusie, dit verhaal klopt niet met het hedendaagse wetenschappelijke beeld. Ton:
– Blavatsky en Steiner plaatsen in hun totaalbeeld het ontstaan van etnische groepen, van het geheugen en van de taal bij de mens aan het einde van de ‘lemurische’ tijd (het reptielentijdperk mesozoïcum van 251-65 Ma met alleen nog primitieve zoogdieren) en in de ‘atlantische’ tijd (het zoogdierentijdperk tertiair van 65-2,5 Ma plus het ijstijdvak pleistoceen vanaf 2,5 Ma). ‘Lemurië’ en ‘Atlantis’ zijn bij Steiner geen letterlijk verzonken continenten (de oude geosyncline theorie), maar door continentverschuiving uit elkaar gedreven werelddelen. Het ‘atlantische continent’ (zie de Volkzielen, 10e lezing) zou nu op het noordelijk halfrond liggen tussen zestig graden WL (Groenland) en zestig graden OL (Oeral) en tussen tachtig graden NB (Spitsbergen) en twintig graden NB (Sahara). De vroegst bekende fossielen van archaïsche mensen (homo ergaster) dateren pas vanaf ongeveer 2 Ma, uit het ijstijdvak. Er zit dus kennelijk in de etnische chronologie van Blavatsky en Steiner een gat voor het ontstaan en de daarop volgende vermenging van etnische groepen, dat zij opvullen met zwemmende, plastische ´voormensen´ met verschillende huidkleur en taal.
Bovendien is al aan de animatie van de echte aarde-evolutie (naar het model van Wegener) te zien dat een continent als Atlantis, althans zoals bovenstaand is beschreven, niet heeft bestaan.
Floris Schreve Says:
16/03/2009 at 22:33
Bovendien, Ton, zou ik erg benieuwd zijn waar precies Steiner heeft gezegd dat hij het over schuivende continenten heeft, in plaats van verzonken continenten. En dan zou ik je ook willen vragen om het voluit te citeren en met volledige bronvermelding, die door iedereen is na te trekken. Als je dat beweert moet je het ook precies kunnen onderbouwen. In de Akasha-kroniek zegt hij namelijk iets anders, maar ik ben dus benieuwd waar hij dat gezegd heeft en vooral hoe. Dus gaarne voluit geciteerd.
En nog een ding, de analogie van de vogelvleugel en vleermuizenvleugel (wanneer het over taalstructuren gaat), suggereert juist géén verwantschap. Dus het eerdere gelanceerde verhaal van die taalverwantschappen gaat dus niet op. Kortom, geen sterke onderbouwing voor de theorieën van Steiner en Blavatsky over migraties.
– Deconstructing Steiner:
Steiners beschrijving van ‘Atlantis’ in de Volkszielen (Groenland en Europa omgeven door de ringzee Okeanos) komt overeen met de situatie in het geologische Tertiair, zoals hij ook met zoveel woorden beweerde in een lerarenconferentie in 1919 (zie boven). Deze geologische situatie was (nog los van platentektoniek) in zijn tijd welbekend, maar is alleen coherent met het bestaan van de voorouder van de moderne mens in een mythische, geestelijke, plastische of dierlijke vorm, omdat de moderne mens toen nog niet bestond. Ook de vijf etnische hoofdgroepen van de mens die Steiner in de Volkszielen voor deze tijd beschrijft moeten dan één of meer van deze archaïsche vormen hebben gehad. Los daarvan heeft ook de aardkorst zelf in het Tertiair een plastische vorm gekend waardoor de Alpen ontstonden (zie de 5e lezing in de Volkszielen). Als de hele aarde dan ook nog een organisme is geweest, dan maakt dat een niet-lineaire geologische tijdrekening mogelijk.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Eoceen (middelste tijdperk van het Tertiair):
Het Eoceen was een tijdperk met een uitgesproken warm en natklimaat. Het vroegste deel van het Eoceen had zelfs het warmste klimaat van de afgelopen 100 miljoen jaar. Later in het Eoceen trad enige temperatuurdaling op, maar tot op hoge breedtegraad bleven er tropische temperaturen heersen. Boven de poolcirkel heerste eengematigd klimaat en groeide loofbos.
Tijdens het Eoceen … bewoog Groenland verder bij Europa vandaan, waarbij het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan breder werd. … en het gebied rond de tegenwoordige Noordzee (waaronder ook Nederland en het noorden van België) door de zee bedekt raakte. Verder naar het zuiden begonnen de Alpen zich te vormen. Ten noorden van het nieuwe gebergte ontstond een groot voorlandbekken in het huidige Zwitserland en Zuid-Duitsland, dat het Molassebekken genoemd wordt en bedekt werd met een binnenzee die zich uitstrekte tussen de Alpen en Centraal-Europa. Ook elders in Europa en Azië begonnen zich gebergten te vormen: de Pyreneeën, Dinarische Alpen en Helleniden in Europa en de Zagros en Himalaya in Azië. Europa en Azië werden van elkaar gescheiden door de Turgaistraat ten oosten van de Oeral. etc.
Sune Nordwall, http://www.thebee.se/comments/PS/OnPS2004Paper.html:
During conferences with teachers at the first Waldorf school in Stuttgart, Steiner clarified that in his view, what is called “Atlantis” in the esoteric tradition refers to what in palaeontology is referred to as Cenozoic time (Tertiary and Quaternary). (Faculty Meetings with Rudolf Steiner, September 26, 1919, p. 51, GA 300) This is also the the view of a number of anthroposophical researchers (Poppelbaum, Bosse). (See also discussion by for example Andreas Delor. (in German))
This picture of the development of the earth was also indicated by Steiner during conferences with teachers at the first Waldorf school, founded in 1919. He suggested that the new and revolutionary theory of Alfred Wegener from 1912, suggesting that all continents at one time had constituted one large continent, which then had broken into parts which had moved to their present locations, be included in the Waldorf curriculum. Only slowly was Wegener’s theory accepted in the scientific community and made the basis of the currently accepted theory of plate tectonics.
Ton, je hebt gelijk. Dat van die passage uit de vijfde voordracht uit Die Mission had ik zelf kunnen bedenken, want ik ken die voordracht langzamerhand vrij goed. Dus idd, Steiner had het wel degelijk over schuivende aardplaten (die hij dan toeschrijft aan bepaalde geestelijke wezens, maar goed, hij ziet de aarde als een levend organisme).
Wat natuurlijk wel regelrecht bizar is, is dat de rassen al zijn ontstaan voordat de mens volledige gematerialiseerd was. Die huidskleur is dan toch wel heel essentieel. Ligt toch een beetje anders dan wat het van Baarda-rapport suggereert. Ik zal hier een stukje weergeven (komt in een nog te verschijnen bijdrage, ovrigens zijn alle tussenhaakjes de nodige aantekeningen van mijn hand):
‘De uitspraken die Steiner heeft gedaan over rassen kunnen misschien het beste vergeleken worden met het stellen van een lichamelijke diagnose (dus de indianen zijn ‘doodziek’ als ras?? ), ze hebben geen betrekking op het wezen van de mens (‘uitsterven’, in Steiners woorden in de vierde voordracht althans, want het is niet helemaal gebeurd, lijkt me vrij wezenlijk, FS). Volgens het antroposofische mensbeeld kunnen lichamelijke eenzijdigheden of gebreken door individuele geestkracht omgevormd worden (dus ‘kinderlijke negers’ kunnen hun eenzijdige kinderlijke eigenschappen omvormen door individuele geestkracht? FS). Dit verklaart ook waarom de antroposofie niet voor iedereen dezelfde aanwijzingen, therapieën, didactische aanwijzingen, meditaties en medicaties heeft (vanzelfsprekend, maar worden deze ook op raciale gronden voorgeschreven? FS). Zij vraagt om een actieve waarneming van specifieke mensen en situaties, waardoor telkens opnieuw een ter zake kundig en moreel oordeel over de te nemen maatregelen genomen moet worden (ook voor de indianen?? FS). Iedere situatie, ieder mens vraagt om een eigen aanpak, een eigen weg tot het algemeen gestelde doel (wat is dat doel, speciaal voor de indianen? FS). Daarmee is er ook geen sprake van modellen, recepten, eeuwig geldende afspraken of voorbeelden (doe dat dan ook niet, FS). Indien goed toegepast (?!) kan hiermee stereotypering van mensen en volken worden voorkomen (??!!!)’
aldus het einrapport, p. 122, met de nodige opmerkingen van mijn hand.
Moderatie: reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
17/03/2009 at 23:16
Alleen, als Steiner wel degelijk uitging van de wet van Wegener, dan klopt zijn verhaal nog steeds niet met de geologische geschiedenis van de aarde. De dateringen, de stadia van de evolutie en de ligging van de door hem beschreven locaties kloppen niet met hoe wij tegenwoordig de geologische geschiedenis van de aarde zien (zie bovenstaande animatie in een eerder bericht).
Floris Schreve Says:
17/03/2009 at 23:34
Kortom, ik vrees dat als je Steiners en Blavatsky’s verhalen over de geschiedenis van de aarde wil gan koppelen aan wetenschappleijke inzichten wordt het echt von Däniken werk (von Däniken gelooft dat alle verhalen over ‘de Goden’ uit diverse mythes, verhalen zijn over aliens die ooit de aarde hebben bezocht, en komt met de meest krankzinnige ‘bewijzen’).
Maar Ton, zou nu toch antwoord op de vraag willen hebben: Geloof jij dat de antroposofische visie op de geschiedenis en de ontwikkeling van de aarde in overeenstemming te brengen is met de wetenschap?
Ik heb deze vraag al heel vaak gesteld, maar ben nu toch wel heel benieuwd naar een antwoord. En waarom wil je daar eigenlijk geen antwoord op geven?
Floris Schreve Says:
18/03/2009 at 00:07
En zelfs als je er met veel kunst en vliegwerk een wankel verhaal hebt (en dat lijkt me erg moeilijk), betekent het dan dat:
1. Steiners observaties op ‘geesteswetenschappelijke basis correct zijn.
2. Er een grond is voor Steiners racisme.
Het lijkt mij niet erg geloofwaardig. En waarom gelooft nog steeds niemand in Atlantis, want dan zou dit allang zijn vastgesteld. Maar de Atlantisgelovigen zijn nog steeds dat handje vol antroposofen (die alles letterlijk geloven wat Steiner heeft gezegd) en misschien een paar lezers van Belitz en nog wat anderen. Dus het lijkt me onbegonnen werk. Mocht het niet zo zijn dan lijkt me dat een goed onderwerp voor een dissertatie. Zo’n proefschrift zou wel inslaan als een bom, denk ik althans. Zou mooi zijn, maar ik denk niet dat het zou lukken.
In die vijfde voordracht van ‘Die Mission’ gaat het inderdaad over de vorming van het aardoppervlak. Interessant is om te zien hoe Steiner het aan boord legt om van gangbare wetenschappelijke bevindingen over te gaan op geloofszaken, om die lezing dan te beëindigen met te stellen dat het om werkelijkheid gaat.
Iemand die niet wetenschappelijk onderlegd is, meekrijgen in het antroposofische scheppingsverhaal is zo echt niet moeilijk. Het is een bepaalde manier van werken die de meeste pseudowetenschappers hanteren.
Het verleidelijke aan Steiners verhalen is dat ze vaak een mix zijn van feiten en fictie (faction). Zo zullen weinig mensen bestrijden dat de Alpen zijn ontstaan door ‘botsende’ aardplaten. Steiner voegt daar dan vanuit zijn gedachten aan toe dat aan die ‘botsing’ allerlei voorafging, onder andere geesten die de nog niet verharde of plastische aarde ‘boetseren’.
En natuurlijk, daar is volgens Steiner geen enkel archeologisch bewijs voor, want alles was ’te zacht’ om bewaard te worden. We hebben dat argument ook al gehoord als het over de Atlantiërs ging.
Maar de bewering dat de aarde en haar bewoners tijdens het tertiair nog te zacht waren om voor ons fossiele resten op te leveren, klopt niet. Er zijn 500 miljoen jaar oude fossielen (kwallen) teruggevonden uit het cambrium (of primair).
http://www.kennislink.nl/web/show?id=184581
Steiner beschrijft de Atlantiërs als mensen met zachte ‘beenderen’, wat ook de reden zou zijn waarom we daar niets van terugvinden. Waren die dan nog minder hard dan een kwal die 500 miljoen (mod.) jaar eerder al bestond?
En volgens Ton zou Steiners zogenaamd ‘plastische’ Atlantische periode, alhoewel anders gedateerd, overeenkomen met de toestand tijdens het tertiair. Hetzelfde probleem. Er zijn dus oudere vondsten die Steiners argument dat plasticiteit of zachtheid van materiaal fossilisatie uitsluit, weerleggen.
Zelfs als we de goede wil zouden hebben om Steiners tijdrekening te gebruiken en we de volledige geologische tijdschaal omzetten (voor antroposofen een natte droom), blijven die kwallen logischerwijze nog altijd gedateerd vóór het tertiair (of Steiners Atlantis).
Ton, nog een detail uit een eerder bericht (maar ik moet soms zoveel natrekken, dat je weleens iets over het hoofd ziet). Dat volgens Blavatsky de Polol Vuh, het heilige boek van de Maya’s door Ixtlolxochitl zou zijn geschreven (een Azteekse Prins), is dus volstrekt belachelijk. Dat is hetzelfde als beweren dat Dante eigenlijk een Rus was die leefde in de achttiende eeuw, Homeus uit het oude Egypte kwam, of Rudolf Steiner eigenlijk Frans was. Het lijkt me van Blavatsky dus een typisch gevalletje van de klok horen luiden, maar niet weten war de klepel hangt.
Over de Popol Vuh:
http://en.wikipedia.org/wiki/Popol_Vuh
Over Ixtlolxochitl:
http://en.wikipedia.org/wiki/Aztec_codices
Moderatie: reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
18/03/2009 at 12:00
Ramon, had je bericht nog niet gezien. Is natuurlijk een goed punt. Overigens ben ik zo’n beetje de laatste hand aan het leggen aan een bespreking van Menschheitsentwickelung und Christus-Erkenntnis; das Johannes -Evangelium, Basel 1907, GA 100 (waar dus die tekeningen aan het begin van deze discussie uit afkomstig zijn). Daarin beschrijft Steiner heel gedetailleerd zijn visie op de evolutie. Wellicht kan ik dat ook tussentijds laten verschijnen. Moet wel zeggen dat dit het heftigste en zelfs meest pikante is wat ik tot nu toe van Steiner heb gelezen. Dit is echt heavy stuff. Toegegeven, de passage over de indianen heeft de Commissie van Baarda terecht in categorie 1 geplaatst, maar het geheel is misschien nog wel veel interessanter.
Floris Schreve Says:
18/03/2009 at 13:37
Ton en ik ga nog een keer je iets verzoeken. Eerder liet je een link achter naar dit artikel:
Some comments on the paper “Race and Redemption. Racial and Ethnic Evolution in Rudolf Steiner’s Anthroposophy” by Peter Staudenmaier from 2004, van Sune Nordwall
http://www.thebee.se/comments/PS/OnPS2004Paper.html
Dat is zeker een waardevol artikel en ik beloof het gewetensvol mee te wegen in mijn eindversie van mijn verhaal over de wortelrassen en de Akasha-kroniek (hier al eerder gepubliceerd). Maar wat wel een beetje vermoeiend is en nu ga ik mijzelf herhalen: Maak een keer je punt in plaats van het plaatsen van linkjes. Dan moeten wij of de lezers iedere keer raden wat de mysterieuze Ton Majoor bedoelt. Ik denk dat ik dan nog zo gedreven ben om iedere keer te kijken wat er zich achter al die linken van je bevindt (ik denk niet dat iedereen dat doet). Maar maak hier gewoon je punt en plaats dan als bron die link. Want het is wel een beetje irritant om iedere keer een nietszeggend stukje tekst, zonder verdere onderbouwing te mogen ontvangen en dat je slechts een heel artikel moet lezen om uit te vinden wat Ton Majoor bedoelt. Als jij duidelijk uitlegt wat je wil betogen, ben ik ook nog wel zo gek om zo’n heel artikel achter een meegezonden link te lezen.
Ik neem aan dat jij hier je best doet om het antroposofische standpunt te verdedigen (zoveel lijkt me wel duidelijk). Maar durf dat hier een keer uiteen te zetten, met heldere argumenten, zoadat het voor iedereen interessant is om te volgen. Ik heb hier al eerder pittige discussies met antroposofen gevoerd, maar ik neem aan dat jij daar niet voor terugschrikt. Kortom, durf in alle openheid het debat aan te gaan. Wat mij betreft meer dan welkom.
En ik denk dat de ‘antroposofische partij’ dat misschien wel kan gebruiken. Want GA 100 komt eraan, om precies te zijn de zevende voordracht (wellicht ben je ermee bekend). Deze staat helaas niet online. Mar het zal een pittig verhaal worden, dus alle reden voor een goed tegenverhaal.
Floris Schreve Says:
18/03/2009 at 13:59
Ton, interessant artikel, zie deze passage:
From an anthroposophical perspective, the theosophical concept “root race” is not a biological concept but rather refers to humanity during the successive stages in the common evolution of our solar system and of humanity. For these epochs, Steiner used the geocentrically oriented term “Earth epochs”. Even “Earth epochs” may be misunderstood by those unfamiliar with nthroposophy.
Mee eens (met een paar kanttekeningen). Maar als jij mijn document over de Akasha-kroniek goed hebt gelezen heb ik het bijna hetzelfde gegormuleerd. Het gaat idd over de mensheid gedurende een tijdperk. Wel is er de nuance dat er overblijfselen zijn van eerdere wortelrassen, die niet bij het heersende wortelras horen (zoals de indianen, die eigenlijk bij Atlantis horen). Zoals ik het heb geformuleerd:
1. We zullen nog zien dat er nog een paar Wij hebben gezien dat wortelrassen en onderrassen cruciaal zijn in Steiners model van de aarde-evolutie en de lotsbestemming van de mens.
2. Ieder aardetijdperk (wortelras) kent zeven cultuurperiodes (onderrassen), die elkaar opvolgen als de dominante cultuurdrager in de mensheidsontwikkeling. Resten van voorgaande onderrassen (‘vervallen’ of ‘verdwenen’ beschavingen) blijven nog wel bestaan, maar hebben hun leidende functie verloren, daar hun cultuurdragende inspiratie of ‘impuls’ is uitgewerkt.
3. Na de cyclus van zeven onderrassen gaat het wortelras ten onder en maakt plaats voor een nieuw wortelras. Soms blijven er laatste restanten van voorgaande wortelrassen achter als ‘decadente overblijfselen’, totdat het op dat moment heersende wortelras of de voorzienigheid ‘volgens een wetmatigheid’ (zie 4e voordr. Die Mission, cit. 102) er een eind aan maakt, of hun plaats verdringt, waardoor zij ‘de krachten moeten verwerven om uit te sterven’ (indianen en andere ‘wilden’, zie wederom Die Mission, cit. 103).
4. Er kan ook worden geconstateerd dat de begrippen Wortelras/Zeitalter en Onderras/Kulturepoche alles te maken hebben met de mensenrassen. Zelfs het van Baarda-rapport kan er niet onderuit om de term Wortelras ‘gedeeltelijk’ als een ‘biologische aanduiding’ af te schilderen . Het wortelras van dit tijdperk (het vijfde) is het ‘Arische wortelras’ , dat uiteindelijk de ‘denkkracht’ ontwikkelde. Net zoals Helena Blavatsky het heeft over ‘The White Aryan Root-race’, of ‘het blanke, Arische, vijfde wortelras’, dat zij afzet tegen het ‘gele ras en het Afrikaanse negerras, met hunne kruisingen’ (in mijn Nederlandse uitgave van De Geheime Leer ), spreekt Steiner eveneens van het vijfde Arische wortelras.
Dan is de conclusie onvermijdelijk dat de rassenleer een wezenlijk onderdeel, zo niet een belangrijke pijler is van de totale antroposofie.
Dit komt dus verrassend overeen. Alleen zegt zij niet alles. Want er zijn wel degelijk buitengesloten elementen (Mongolen, Chinezen, Indianen en andere wilden). Bovendien volgt het onderrassen/cultuurperiodeschema wel een heel rigide patroon. En daar hoort niet iedereen bij. Dus ook deze Sune Nordwall vertelt niet het hele verhaal.
Floris Schreve Says:
18/03/2009 at 14:20
Of deze quote is interessant:
In contrast to what may generally be thought today, the term “Aryan” or “Aryan root race” in theosophical terminology does not refer to what later was promoted by people in “White Supremacist” and Nazi or neo-Nazi groups as a perverted understanding of history and humanity, namely that “Aryans” as white people of European origin constitute the origin and essence of mankind.
Instead, the term “Aryan” originally had no connotation of superiority, but rather is a descriptive term referring not to white Europeans, but to the original mythical Asian culture which historical research identifies as the origin of the “Indo-European” cultures. The Indo-European cultures are a group of cultures characterized by speaking a language belonging to the Indo-European language family.
Ton, dit is nu juist het probleem. Als hij het over Ariërs had gehad als ‘witte mensen’ was het neutraler geweest. Want dit is de Ariërmythe zoals bovenstaand menigmaal is uiteengezet!
Floris Schreve Says:
18/03/2009 at 14:31
Dit artikel gaat dus in behandeling, zoveel interessants bevat het wel. Maar ook dit:
In appr. 1,600 years, in Steiner’s view, this our present cultural epoch “will” be followed by a global sixth post-glacial cultural epoch, developing out of cultural impulses that at present live in the Slavic area, based on relating to the spirit as something living outside man, as represented by Mongol (”yellow”) culture and humanity, but also as represented by “colored” humanity in a more general way.
Het gaat mij hier om de kennelijk modieuze term Post-glacial cultural epoch. Dit is echt oude wijn in nieuwe zakken. Heel modieus en schijnbaar academisch is de term post-glacial (in plaats van na-Atlantisch), maar je blijft met het monstrum Kulturepoche zitten. Maw aan de gedefortmeerde kijk op de wereldgeschiedenis (culturen die zich ontwikkelen van oost naar west, volgens het principe van de Ariërmythe, al nuanceer ik dat begrip) verandert het helemaal niets. Door de terminologie te veranderen wordt dat Atlantisverhaal en het idee dat de geschiednis en de evolutie naar een doel toewerken er echt niet geloofwaardiger op.
Floris Schreve Says:
18/03/2009 at 14:56
Maar goed, ik heb er niets op tegen als men de antroposofie wil vernieuwen. Dus het idee om van Atlantis over te gaan naar de laatste ijstijd is misschien wel smoothy om de boel te hervormen. Maar dan lijkt me prioriteit nr. 1 toch wel die idiote rassenleer. Maar dan moet je eerst erkennen dat er een probleem is, anders kun je het niet oplossen. En je misschien uitspreken tegen holocaustontkenners en neofascisten in eigen kring, in plaats van je zo druk te maken over kritische opmerkingen van buitenstaanders over Steiners inzichten wat betreft ‘rassen’. Dat zou denk ik wel een belangrijke stap kunnen zijn om schoon schip te maken. maar dat schijnt niemand aan te durven.
Verder wil ik wel een tipje van de sluier oplichten over GA 100. In de eerste plaats is het een puur Haeckeliaans verhaal (al doen sommige antroposofen ook weer moeilijk over Ernst Haeckel). Steiner noemt hem zelfs bij naam, wat je rustig als een grote zeldzaamheid kunt stellen (Steiner deed niet zo vaak aan bronvermeldingen). Verder worden onder de mantel van Christus alle rasverschillen opgeheven! Interessant dat juist het Christendom de motor is voor het verheffen van andere rassen (maar ik zal het later genuanceerd uitleggen).
Verder gaat het over drie zaken die decadent zijn:
1. dieren
2. Indianen (maar die gaan dood)
3. niet schrikken: geslachtsdelen (die zijn ook decadent, maar die vallen in de nabije toekomst gelukkig af, waardoor de mens zich niet meer tot lage lusten moet wenden om zich voort te planten, maar kan leven in reine kuisheid). Omdat ik nu wel iets heel onthutsends heb onthuld zal ik het alvast citeren:
‘Nicht alle Organe wurden zur gleichen Zeit aus Pflanzen- in Fleischessubstanz umgewandelt. Die Organe, welche die niedrigsten Triebe ausdrücken, die sind am spätesten einbezogen worden in die leischliche Entwickelung. Und sie befinden sich auch bereits in Dekadenz. Die Fortpflanzungorgane haben am längsten ihren pflanzlichen Charakter bewahrt. Alte Sagen und Mythen berichten uns noch von Hermaphroditen; das waren solche Wesen, die keine Geschlechtorgane von Fleisch und Blut, sondern solche von pflanzlicher Substanz besaßen. Manche glauben, das Feigenblatt, das die ersten Menschen im Paradis gehabt haben, sei ein Ausdruck der Scham. Nein, in dieser Erzählung hat sich die Erinnerung daran bewahrt, daß die Menschen an Stelle der fleischlichen Fortpflanzungsorgane solche pflanzliche Natur gehabt haben. Und nun einen Blick in die Zukunft: Was heute noch niedrige Organe im menschlichen Körper sind, was am späteseten eingezogen wurde in die Fleischlichkeit, das wird auch am ersten wieder abfallen, verschwinden, verdorren am mensclichen Körper. Der Mensch wird nicht auf seiner jetzigen Stufe stehenbleiben: Wie er von der reinen Keuschheit der Pflanze in die Sinnlichkeit der Begierdenwelt hinabstiegen ist, so wird er aus dieser wieder heraufsteigen mit reiner, geläuterte Substanz zum keuschen Zustande.
Gewisse Organe des menschlichen Kórpers sind im Zerfall, ander sind auf der Hóhe ihrer Entwickelungsfähigkeit angelangt; wieder andere sind erst im Beginne ihrer Entwickelung. Zu den ersteren gehören die Fortpflanzungorgane, zu den zweiten gehört das Gehirn; zu jenen, welche erst in der Keimanlage sich befinden, gehören das Herz und der Kehlkopf und alles, was mit der Bildung des Worten zusammenhängt. Aus ihnen werden Organe herausgebildet, welche die Fortpflanzorgane in ihren Funktionen ersetzen und weit úberragen werden. Sie werden im höchsten Sinne willkürliche Orane werden. Wenn der Mensch zu jener Keuschheit zurückgekehrt sein, welche die Pflanze bewahrt hat; aber es wird eine bewußte Keuschheit sein. Auch das Herz ist für den Geheimforscher erst im Beginne seiner Entwickelung. Es ist nicht jene Pumpe, als welche es seitens der materialistisch Denkenden hingestellt wird. De Glaube, das Herz sei die Ursache der Blutzirkulation, ist ein irrtümlicher. So horribel es auch klingen mag: die Bewegung des Herzens ist die Folge des Blutzirkulation. In der Zukunft, wenn der mensch eine höhere Entwickelungsstufe erreicht haben wird, wird auch das Herz seinem bewußten Willen unterworfen sein. Die Anlage dazu ist schon vorhanden, nämlich die Querstreifung, die das Herz wie alle willkürlichen Muskeln aufweist. Dann wird der Mensch bewußt seines gleichen durch das Wort schaffen, dann wird die menschliche Substanz keusch und geläutert sein. Was auf niederer Stufe als Pflanzenkelch der Sonne entgegengestreckt wurde, was den Sonnenstrahl als Liebespfeil aufnahm, das wird auf der höheren Stufe der zukünftigen Menschheit dem Kosmos wieder zugewendet werden als Kelch, der befruchtet wird vom Geistigen aus. Dies ist dargestellt im Heiligen Gral, dem Leuchtenden Kelch, dessen Erreichung dem Ritter des Mittelalters als ernabenes Ziel vorschwebte.’
GA 100, pp. 247-248
Dit aangename gebeuren staat ons dus nog te wachten. Het is maar dat je het weet.
Floris Schreve Says:
18/03/2009 at 18:20
Maar goed, GA 100 komt. Ramon (en Ton), op zich is het wel een interessant fenomeen dat de antroposofie zich nu tot de wetenschap probeert te verhouden. Ik zie daar ook een beetje de tijdgeest in. In de jaren zeventig moest alles zich tot de sociologie verhouden, toen werd alles gezien in culturele/mondiale verhoudingen (geen wonder dat toen ook de racisme-kritiek toen opkwam) en nu is de exacte wetenschap belangrijk. Ik zie dat zelfs buiten de antroposofie, bijv. in de alfawetenschappen, die ook de blik zijn gaan werpen op de exacte wetenschap. Het is wel een beetje de trend van het moment, al wil ik daar zeker niet cynisch over doen. Maar kennelijk is de antroposofie daar dus ook gevoelig voor.
Maar ik denk dat het vooralsnog vrij moeilijk is, dus ben wel enigszins sceptisch. Maar dit artikel, http://www.thebee.se/comments/PS/OnPS2004Paper.html is zeker interessant om te lezen. Ik ga er in mijn definitieve versie van mijn totale epistel nog mee aan de slag (voor zover het binnen mijn competentie is om daar echt een oordeel over te vellen en het is een zijpad van de racisme-kwestie). Maar ondanks mijn grote twijfels is het als fenomeen wel interessant.
Ton, ben benieuwd naar dat origineel van Staudemaier. Zou best kennis willen nemen van zijn ’twisted arguments’. Als je die hier aantreft moet je het overigens zeggen.
Moderatie: reacties samengevoegd
Floris Schreve Says:
18/03/2009 at 23:26
Hier overigens de link http://www.thebee.se/comments/PS/Staudenmaier.htm
Floris Schreve Says:
19/03/2009 at 00:17
Wat wel heel boeiend is, is dat er in dit artikel gesteld wordt dat Steiner slechts vier voordrachten aan het onderwerp ras heeft besteed. Daar zal wel 4 en 6 uit Die Mission worden bedoeld, Farbe und Menschenrassen uit GA 123 en de voordracht uit GA 100 (hier nog te verschijnen. Maar waarom is dat van Baarda-rapport dan zo dik?
Het is dus simpelweg niet waar. Goed, je zou kunnen zeggen dat er vier voordrachten zijn met het thema ‘ras’ als hoofdonderwerp, maar het is verder over het hele oeuvre van Steiner verspreid. Dat maakt het ook erg moeilijk om te isoleren. Anders was het natuurlijk relatief makkelijk geweest om van slechts vier voordrachten afstand te nemen. Maar het zit in het bouwwerkje van de antroposofie ingebouwd. Dat maakt het probleem denk ik zo moeilijk.
Maar goed, de oplosing van een probleem begint natuurlijk met de erkenning dat er een probleem is. Denk dat dit inmiddels wel is vastgesteld, tenzij iemand alsnog dat goed onderbouwd kan weerleggen.
Ton, mocht jij je bijvoorbeeld geroepen voelen, ga gerust je gang. Wel moet ik zeggen dt de verschenen pdf’s (zeker die van Die Mission) een voorlopige versie is. Maar mocht je het willen doen, wil ik je graag de meer geredigeerde versie sturen. Dat lijkt me dan het meest zinvol, ook voor de discussie. Maar ik hoor het wel.
Alleen al aan de hand van de (overigens volkomen doorzichtige) manier waarop antroposofen Steiner de hand boven het hoofd willen houden als het over racisme gaat, zou je al kunnen vermoeden dat er iets niet pluis is.
Wat een argument van de Sune Nordwall om te gaan stellen dat er maar vier voordrachten over rassen gaan, terwijl het onderwerp bij Steiner te pas en te onpas opduikt.
In Steiners ‘Apocalyps, de openbaring van Johannes’ (Vrij Geestesleven 1989 of GA 104) kwam ik ook weer iets fraais i.v.m. rassen tegen. In de derde voordracht stelt Steiner het volgende:
‘Nu kunt u allicht de vraag stellen: is dat geen vreselijk hardvochtige gedachte dat hele volksmassa’s onrijp blijven en niet de kans krijgen om hun mogelijkheden te ontplooien; dat slechts een kleine groep in staat blijkt te zijn de kiem voor een volgende cultuur aan te dragen? Deze gedachte zal u niet langer benauwen, als u onderscheid maakt tussen ontwikkeling van het ras en ontwikkeling van de ziel.’
Vervolgens vertelt Steiner dat de zielen boven het ras kunnen uitstijgen. Heel mooi, ware het niet dat hij er nog aan toevoegt dat er ook zielen zijn die de lichamen van onderontwikkelde rassen moeten bewonen. Het is weer een schoolvoorbeeld van racisme met een mooie strik rond.
Iets soortgelijks is hier al gepasseerd uit een andere lezingencyclus.
Een online versie van de Apokalyps heb ik niet gevonden. http://wiki.anthroposophie.net/Zyklus_6
Het van Baarda-rapport heeft vier citaten opgenomen uit GA 104. Maar alleen al als je het citatenregister bekijkt zie je dat het niet kan kloppen dat het om vier voordrachten gaat. Er zijn 16 ernstig discriminerende uitspraken, maar veel meer uitspraken die de commisie niet als ernstig discriminerend kenschetste, terwijl die vaak nog onthullender zijn.
Het beruchte ‘Nicht deshalb…’ citaat uit Die Mission werd bijv. als niet discriminerend aangemerkt. Dus er is echt veel meer.