Steinerscholen en functioneel analfabetisme

Iets dat steeds terugkomt in discussies over steinerscholen is het feit dat een aantal kinderen op steinerscholen, alhoewel ze al in de hogere klassen van de basisschool zitten, nog altijd niet kunnen lezen.
Omdat dat volgens de leerplannen eigenlijk niet kan, beweren steinerscholen dat het probleem niet eigen is aan steinerscholen. Want zie, het leerplan schrijft voor dat leerlingen in de eerste graad van het basisonderwijs moeten kunnen lezen. En dat leerplan wordt gevolgd. Het probleem ligt ergens anders. Simpel toch?

Waar ligt het probleem dan? Ik hoor steinerschoolleerkrachten al denken: ‘Als een kind echt wil leren lezen, dan leert het lezen’.  Zelfs wanneer deze dooddoener serieus zou worden genomen, zou men kunnen vragen: ‘Als het kind dan echt wil leren lezen, wie gaat het dat dan aanleren? En hoe?’

Ik verwijs dan vaak naar het enige wetenschappelijke onderzoek dat naar taalvaardigheid Nederlands in steinerscholen werd gedaan. In 1986 werd uit empirisch onderzoek m.b.t. de leesmethode op steinerscholen duidelijk dat deze door Steiner ontwikkelde methode tot pseudodyslexie leidt. (Prof A. Bus, leren lezen op de vrije school, PS 1986) Gevolg: de onderzoekster werd in diskrediet gebracht, de leesmethode bleef.

Wat had Bus opgemerkt? In steinerscholen leert men via letterbeelden of grafemen eerst schrijven en pas daarna lezen zonder gebruik te maken van klankfonemen. Kinderen leren zo enkel de klanken van letters zoals die worden uitgesproken wanneer het alfabet wordt opgezegd.
Het grafeem ‘A’ wordt dan uitgesproken als een lange ‘aa’, terwijl het bij de letter ‘A’ horende foneem gewoon klinkt zoals de korte ‘a’; de ‘B’ wordt bij het opzeggen van het alfabet uitgesproken ‘bee’ en niet zoals het foneem ‘bhu’, de alfabet-Z spreken we uit als ‘zet’, het foneem klinkt als ‘zu’, etc… Verwarrend?

Ziet een kind dat alleen de klanken kent van letters van bij het opzeggen van het alfabet het woord ‘bal’ staan, zal het zoiets als bee-aa-el lezen. Maar alleen als het kind het woord ‘bal’ nog niet vaak heeft gehoord, wat bij korte en in het dagelijkse taalgebruik vaak voorkomende woorden zoals ‘bal’ zelden het geval is. Het kind corrigeert wat het leest en zijn uitspraak aan de hand van de klanken die het uit de hem omringende werkelijkheid kent. Ook kan erin het geval van korte gekende woordjes nog veel worden nagezegd van wat de leraar aangeeft en herkennen de kinderen vaak het woordbeeld en de bijhorende uitspraak door in het geheugen de associatie te maken van het woordbeeld dat op het bord staat of stond met de uitspraak die de leraar deed toen hij het woord aanwees. Het spreekt vanzelf dat dit systeem van lezen het geheugen belast en maar een tijdelijk vervangmiddel is voor leesvaardigheid die is gebaseerd op automatisatie.  Hoe hoger het kind in het onderwijs gaat, hoe gecompliceerder de woorden. En dan gaan die kinderen die de link tussen grafeem (A, B,..) en foneem (a, bhu, …) niet hebben geleerd naar woorden raden. Het vergt een pientere deskundige om dan nog te zien of de diagnose dyslexie die scholen dan meestal bovenhalen terecht is of er sprake is van een didactische fout.

Wanneer blijkt dat het kind geen dyslexie heeft, maar desondanks op een niveau ver beneden zijn capaciteiten leest, wordt de term functioneel analfabetisme gebruikt. Vroeger sprak men ook wel van semi-analfabeten. Deze mensen hebben ondanks het feit dat ze onderwijs hebben genoten en ze de mogelijkheden hebben om vlot te leren lezen en schrijven een zeer laag leesniveau.

Uit onderzoek naar het ontstaan van functioneel analfabetisme blijkt het volgende:

(…) Een tekort in het proces waarbij men als kind in het eerste jaar van het lager onderwijs een letterteken (grafeem) leert koppelen aan de overeenkomstige klank (foneem), kan ervoor zorgen dat het leesproces nooit volledig geautomatiseerd geraakt. Zo wordt de kloof tussen “lezers” en “niet-lezers” steeds groter totdat hij uiteindelijk onoverbrugbaar wordt. Eens de middelbare school bereikt, wordt immers verondersteld dat de technische lees- en schrijfvaardigheid voldoende wordt beheerst en liggen de accenten op het kunnen toepassen ervan(…)

(…) Het probleemoplossend denken van functioneel analfabeten lijkt bovendien eerder te steunen op een onderliggende visuele factor terwijl geletterden eerder denken met behulp van woorden.(…)

(…) Zo kan men de pedagogische aanpak meer specifiek richten op de individuele mogelijkheden en zo ieders slaagkansen optimaliseren. Om het leerproces inzake koppeling klank-teken succesvol te laten verlopen, is het van onschatbaar belang de aandacht op de juiste uitspraak te vestigen.(…)

Bron: Neurocognitieve profielen van functioneel analfabeten, een exploratief onderzoek. Van Den Briel Vanja Vrije Universiteit Brussel, 2004

Ramon DJV

artikel in NCR: 18 van de dertig kinderen in klas 3 steinerschool dyslectisch

Gestrand in de steinerschool: over een kind dat in de hoogste klas van de basisschool zit en functioneel analfabeet is

Naschools thuisonderwijs

Zie ook andere artikels in de rubriek ‘Getuigenissen’

Stichting lezen en schrijven

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Author: Ramon De Jonghe

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *