In Nederland heeft Onderwijsinspectie in samenwerking met de Vereniging van vrijescholen de financiële situatie van het antroposofisch onderwijs onder de loep genomen. Onderwijsinspectie heeft dit gedaan naar aanleiding van de constatering dat antroposofische scholen meer dan andere scholen in ernstige financiële problemen verkeren. De resultaten van het onderzoek zijn ontluisterend:de scholen kennen o.a. hoge personeelskosten, vragen omvangrijke ouderbijdragen (gemiddeld meer dan acht keer zoveel als reguliere scholen) en zijn financieel verweven met andere partijen.
De Onderwijsinspectie heeft in september j.l. haar rapport [1] gepubliceerd en zegt in het voorwoord het volgende:
De inspectie heeft geconstateerd dat de vrije scholen oververtegenwoordigd waren in de categorie van scholen met ernstige financiële problemen. Dat was de aanleiding voor het starten van een verdiepend onderzoek naar de financiële positie van vrije scholen. De inspectie heeft in het kader van de totstandkoming van dit rapport constructief samengewerkt met de Vereniging van vrijescholen en is verheugd dat de vereniging een plan van aanpak heeft opgesteld, om samen met haar leden te werken aan een verdere verbetering van de financiële positie. Tijdens de uitvoering van dit onderzoek heeft de inspectie geconstateerd dat er sprake is van een opgaande lijn in de ontwikkeling van de financiële positie van vrije scholen. Dit laat onverlet dat er oog moet blijven voor het doorvoeren van verdere noodzakelijke verbeteringen bij besturen waar die nodig zijn.
Iedere vrije school is uniek en dat geldt ook voor de financiën van deze schoolbesturen. Er kunnen echter enkele gemeenschappelijke kenmerken van vrije scholen met financiële problemen onderscheiden worden. Hetgeen opvalt is dat deze scholen relatief hoge personeelslasten kennen. Daarnaast zijn de ouderbijdragen verhoudingsgewijs omvangrijk. Het staat de school en de ouders natuurlijk vrij om daarvoor te kiezen, maar het vormt wel een risico als structurele kosten gedekt worden met vrijwillige bijdragen. Ook de verwevenheid met andere partijen is opvallend. Die verwevenheid kan de vorm aannemen van onderlinge financiële relaties, maar ook van organisatorische en personele banden. Dergelijke onderlinge relaties en banden zijn risicovol als er sprake is van een kwetsbare financiële positie van één van de partijen, waardoor deze risico’s zich in het slechtste geval kunnen verspreiden binnen de groep van deelnemers.
De sleutel voor het voorkomen van problemen is goed financieel beheer gekoppeld aan daadkrachtig bestuur. Als structurele personele lasten bijvoorbeeld gefinancierd worden uit niet structurele baten, dienen tijdig maatregelen getroffen te worden om de personele formatie in lijn te brengen met de meerjarig te verwachten baten. Ook een goed risicobeleid en het definiëren van adequate beheersmaatregelen is behulpzaam bij het voorkomen én oplossen van financiële problemen.
Op pagina 23 van het rapport geeft Onderwijsinspectie ook enkele oorzaken van de financiële problemen van de schoolbesturen.
De oorzaken van financiële problemen van de besturen waar aangepast financieel toezicht werd ingesteld, zijn de volgende:
Besturen in aangepast financieel toezicht:
Bestuur 1: Plotselinge liquiditeitstekorten wegens te hoge personele lasten en het niet tijdig anticiperen op krimp van het leerlingenaantal. Dit bestuur heeft inmiddels maatregelen genomen, ondersteund door het project In Balans van de PO raad.
Bestuur 2: Verslechtering van de financiële positie wegens een te grote formatie en het niet tijdig anticiperen op krimp van het leerlingenaantal.
Bestuur 3: Verslechtering van de financiële positie in verband met extra personele lasten die gemaakt moesten worden voor (onder andere) het vertrek van personeel en inhuur interim-bestuurder. Bestuur nieuw in aangepast toezicht:
Bestuur 4: Verslechtering van de solvabiliteit wegens een aangegane lening voor (ver)nieuwbouw, naast onverwacht hogere uitgaven voor vertrek van personeel. Dit bestuur is in 2015 in aangepast toezicht gekomen. Besturen die inmiddels weer in basis financieel toezicht zijn geplaatst:
Bestuur 5: Een verslechtering van de financiële positie die (onder andere) het gevolg was van de ontvlechting van een steunstichting en te hoge huisvestingslasten. Dit bestuur is in 2015 weer in basis financieel toezicht gekomen.
Bestuur 6: Verslechtering van de solvabiliteit wegens een aangegane lening voor nieuwbouw. Dit bestuur is in 2015 weer in basis financieel toezicht geplaatst.
Bestuur 7: Verslechtering van de financiële positie wegens slecht financieel beheer, met als gevolg een negatief eigen vermogen en verslechtering van de liquiditeitspositie. Dit bestuur is in 2015 weer in basis financieel toezicht geplaatst. In de afgelopen periode is gebleken dat besturen in staat zijn financiële verbetering te realiseren. Voor enkele van de vier besturen die nu nog in aangepast financieel toezicht staan, worden al op korte termijn positievere vooruitzichten verwacht.
Op haar website doet Onderwijsinspectie een paar aanbevelingen om de ernstige financiële problemen in het antroposofisch onderwijs te verhelpen (of voorkomen):
Aanbevelingen
De inspectie vindt dat besturen van Vrije Scholen zich beter bewust moeten zijn van de financiële risico’s als ze extra verantwoordelijkheden aangaan (zoals de structurele lasten financieren uit bijdragen van ouders, het onderbrengen van uiteenlopende activiteiten in rechtspersonen). Het is belangrijk dat bij de besturen van Vrije Scholen voldoende kennis en vaardigheden zijn om een meerjarig personeelsbeleid en meerjarig financieel beleid te voeren. Daarbij is het van belang dat een interne toezichthouder en medezeggenschap in staat zijn om de juiste kritische vragen te stellen. Verder is het van belang dat een instellingsaccountant een goede controle uitvoert, en eventuele knelpunten benoemt.
Het is zeker interessant dat de overheid een dergelijk onderzoek uitvoert, omdat financieel wanbeleid niet alleen kenmerkend is voor de antroposofische scholen, maar overal voorkomt waar antroposofen op het toneel verschijnen. Het is niet voor niets dat in België de parlementaire commissie met het oog op de beleidsvorming ter bestrijding van de onwettige praktijken van de sekten in haar onderzoek naar de antroposofie en de steinerpedagogie wijst op ‘vermenging van levensbeschouwelijke, pedagogische, medische en commerciële doelstellingen’.[2]
Nochtans is het een heel eenvoudig verhaal: antroposofen richten met andermans geld een antroposofisch initiatief op en laten het vervolgens door gebrek aan kennis en vaardigheid volledig uit de hand lopen, waarna de zaak op de fles gaat. Dan kloppen ze elders aan en begint alles opnieuw. Dit is eigen aan antroposofen en dateert eigenlijk al uit de tijd van Rudolf Steiner, die zijn ‘vriend’, de fabrieksdirecteur Emil Molt, financieel volledig heeft uitgemolken om de eerste antroposofische school in Stuttgart te openen en overeind te houden.[3]
Facultatief
Alles draait om geld: over ouderbijdragen in antroposofische scholen
Zonnehuizen: over oorzaken en gevolgen van het faillissement van het grootste antroposofische initiatief in Nederland
Voetnoten
[1] Financieel beeld van onderwijsbesturen voor vrije scholen in het primair en voortgezet onderwijs, Inspectie van het Onderwijs, Ministerie OCW, Utrecht 2015 (pdf)
[2] Parlementair onderzoek met het oog op de beleidsvorming ter bestrijding van de onwettige praktijken van de sekten en van de gevaren ervan voor de samenleving en voor het individu, inzonderheid voor de minderjarigen – Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, gewone zitting 28 april 1997 (pdf)
cf.: ‘Vermenging van levensbeschouwelijke, pedagogische, medische en commerciële doelstellingen.De heer Vandecasteele geeft toe dat zulks bij sommigen inderdaad zo kan overkomen, maar dat het helemaal niet verboden is om degelijke produkten te commercialiseren.
Er wordt opgeworpen dat de beweging over een volledig netwerk beschikt. Eerst is er een wijsgerige benadering van de psyche, dan de voorschrijver en ten slotte een onderneming die een produkt commercialiseert dat zowel psychische als fysieke moeilijkheden oplost. Het is een echt circuit. De heer Borghs geeft toe dat dit inderdaad als een totaalproces kan worden beschouwd.’
[3] Helmut Zander, Rudolf Steiner-Die Biografie, Piper Verlag 2007 (vertaling)