Op dit moment is, wat de steinerscholen als onderwijsnet betreft, alleen onderwijsinspectie (als organisatie) bezig met een regelmatige, kritische evaluatie van de werking van die scholen. Ik zeg niet dat ze het goed of slecht doen, maar ze doen het wel. Ik zeg ook niet dat er geen individuele scholen zijn die het niet doen. Maar die het doen zijn schaars.
Het ligt in de aard van de betrokkenen bij steinerscholen dat er graag wordt gezegd dat alles goed gaat. Daar is niets mis mee, zeker als het ook werkelijk goed gaat. Zelfs als het een tijdje minder goed gaat, kan men dit nog volhouden zonder gewetensbezwaren te hebben, want ‘een tijdje’ kan men een mindere situatie wel aanzien. Zoals met alles bereikt men ook hierin op een gegeven moment een grens. Die grens wordt overschreden wanneer de meerderheid van de betrokkenen WEET dat er een structureel probleem is, maar er het zwijgen toe doet om de minderheid niet voor het hoofd te stoten. Want het is net die minderheid die de touwtjes in handen heeft. Die minderheid bestaat voornamelijk uit gestagneerde autoriteiten binnen de steinerscholen die het geheel dwingen om zich te ontwikkelen naar het beeld dat zijzelf voor ogen hebben, niet naar het ideaalbeeld dat uit het wezenlijke van een steinerschool naar voor komt. Het is voor veel machthebbers (ik kan geen ander woord bedenken, omdat de machtstructuur in steinerscholen onduidelijk is) al te gemakkelijk om te zeggen dat men de steinerscholen wil ‘beschermen’ tegen ‘aanvallen’ van buitenaf, terwijl men eigenlijk de eigen positie wil vrijwaren. Erkennen dat er een structureel probleem is, zou wel eens de eerste stap in de lange weg naar een reorganisatie kunnen zijn. ‘Laat ons dat alsjeblieft niet doen, want wij hebben het zo gemaakt’ kan de achterliggende reden zijn om de feiten niet onder ogen te willen zien.
Nu is het zo dat een feit een feit blijft, los van de interpretatie die er aan wordt gegeven. Een feit constateren is geen eenvoudige zaak en vereist gedegen onderzoek. Steinerscholen zijn niet gebrand op onderzoek, behalve dan onderzoek dat ze zelf doen. Medewerking aan onderzoek door onafhankelijke onderzoekers zijn zo goed als altijd geweigerd. Een onafhankelijk, objectief onderzoek wordt hierdoor onmogelijk gemaakt, waardoor veel stellingen die binnen de steinerscholen worden geponeerd weinig of niet zijn onderbouwd. Onderzoek en de daaraan gekoppelde stellingen kunnen niet worden beargumenteerd als er geen tegenonderzoek kan worden verricht. Het is zoals zeggen dat men thuis overal gouden kranen en zilveren deurknoppen heeft, maar niet toelaat dat iemand anders het ziet. Dat roept op z’n minst vragen op.
Wat opvalt binnen de steinerscholen, maar ook binnen de antroposofische gemeenschap, is dat wetenschappelijk onderzoek op twee manieren wordt gebruikt: indien de uitkomst voordelig is wordt die zowat overal waar maar kan in antroposofisch georiënteerde bladen gepubliceerd. Is de uitkomst nadelig wordt er met geen woord over gerept. Het doet niemand kwaad, zouden de steinerscholen ook onderzoeken die gebreken in hun onderwijs aantonen, ernstig nemen. Al was het maar uit respect voor de moeite die de onderzoekers hebben gedaan. Wat onderzoek dat slecht uitvalt tot gevolg kan hebben, daar weet professor Bus van mee te spreken. Toen ze in 1986 via empirisch onderzoek aantoonde dat de gebrekkige foneemtraining in de gebruikte leesmethode in de steinerscholen tot pseudo-dyslexie leidt, werd ze in de media door de Nederlandse steinerscholen in diskrediet gebracht. (Bus, A.G., & Kruizenga, T.H. (1986). Leren lezen op een Vrije School. Pedagogische Studiën, 63, 159-168.)
‘Ik had aangetoond dat een gebrekkige foneemtraining resulteert in pseudo-dyslexie, en dat had moeten leiden tot verandering van de leesmethode op de Vrije School. Maar men had zich door het verhitte publieke debat in de loopgraven verschanst’. —— Prof. dr. A. Bus
Met de onderzoeksresultaten heeft men in de steinerscholen weinig gedaan: we zijn nu 22 jaar later en de leesmethode is nog altijd onveranderd gebleven. Op het moment dat Bus haar onderzoek deed werd de leesmethode al 67 jaar onveranderd gebruikt. Niets wijst er op dat ze de komende jaren zal veranderen. Het is een door Rudolf Steiner ontworpen methode: daar raakt men niet aan. Professor Bus had voor de steinerscholen een goede gesprekspartner kunnen zijn. Ze is een autoriteit op het gebied van leerstoornissen op taalgebied. Gezien de mate waarin die voorkomen in steinerscholen had men professor Bus bij handen en voeten de steinerscholen moeten binnensleuren om de leesmethode bij te sturen. Dat heeft men echter niet gedaan. Professor Bus publiceerde naar aanleiding van haar ervaringen met de steinerscholen een artikel in een wetenschappelijk tijdschrift waarin ze het binnen de steinerscholen slecht kunnen omgaan met kritiek aan de kaak stelt. (Bus, A.G., & Kruizenga, T.H. (1986). Hoe open staat de Vrije School voor wetenschappelijke kritiek? Pedagogische Studiën, 63, 179-180.)
De steinerscholen staan niet open voor kritiek. Nochtans is die nodig om tot een evaluatie van de werking te komen. Nu, ik haalde al aan dat door een minderheid binnen de steinerscholen de stelling wordt gehuldigd: ‘We doen het toch goed’. (‘Men begrijpt ons niet’ hoort daar waarschijnlijk ook nog bij) Maar ook:’Er zijn meer tevreden dan ontevreden klanten’. Meer en minder berust in dit geval op een louter subjectieve beoordeling. Er is nog nooit objectief onderzoek naar tevredenheid bij klanten van steinerscholen geweest. Dat de minderheid binnen steinerscholen alleen zichzelf evalueert en niet luistert naar de anderen, zowel binnen als buiten de scholen, spreekt voor zich. Het is niet aangenaam om te erkennen dat de zaken niet gaan zoals het zou moeten of zelfs niet in die buurt komen. Ik zou op dit moment het voortbestaan van steinerscholen niet afstemmen op alleen zelfevaluatie. Eens gaan luisteren bij anderen draagt ook bij aan beeldvorming.
Zo las ik dat een vergelijkende studie van 60 leerlingen uit steinerscholen, montessorischolen en traditionele scholen toont dat steinerschoolleerlingen significant beter scoren voor vrij tekenen, tekenen van scénes en observatietekenen. De leerlingen van steinerscholen tekenden meer topics, gebruikten het volledige blad en gaven meer details weer. (Cox,M.& Rowlands,A. The effect of three different educational approaches on children’s drawing ability: Steiner, Montessori and traditional. British Journal of Educational Psychology. 2000 Dec; Vol 70(4): 485-503)
Het gaat hier over een vrij recent onderzoek dat gedeeltelijk aantoont wat al gemeenplaats geworden is: algemeen zijn leerlingen van steinerscholen kunstzinniger dan leerlingen van andere scholen. Dat is een opsteker.
Een minder punt in steinerscholen is het onderwijs in cognitieve vakken: dat is beduidend zwak. Steinerschoolleerlingen die na de middelbare school willen voortstuderen voelen dit zelf aan en kiezen uitzonderlijk een wetenschappelijke richting. Uit een andere studie (Schepers, C. Het verloop van de hogere studies van voormalige leerlingen van de steinerschool – Eindverhandeling, 2002) blijkt dat wat het hoger onderwijs betreft steinerschoolleerlingen het moeilijker hebben dan leerlingen uit het traditioneel onderwijs. Hun slaagcijfers in het eerste jaar liggen beduidend lager: slechts 44% van de steinerschoolleerlingen slaagt in het eerste jaar, tegenover 60% van de leerlingen van het traditioneel onderwijs). Leerlingen van steinerscholen kiezen, in tegenstelling tot leerlingen uit het traditioneel onderwijs, meer voor opleidingen van twee cycli dan één cyclus (33% tg. 52% in het academiejaar 2001). Daarbij gaat hun interesse meer naar richtingen in het domein van kunst & cultuur, psychologie & pedagogie, economie, politieke & sociaal. Exacte wetenschappen worden weinig gekozen.
Ook dit is gemeenplaats geworden; leerlingen in steinerscholen hebben niets geleerd en kunnen niets als ze er afstuderen. Dat klopt natuurlijk niet: steinerschoolleerlingen hebben allerlei geleerd als ze naar de steinerschool zijn geweest. Kinderen leren in elke situatie, zelfs als ze niet naar school gaan. Gemeenplaats hier is echter dat ze in vergelijking met leerlingen uit het reguliere onderwijs weinig cognitieve bagage hebben meegekregen. Ze zijn niet zo goed in de schoolse vakken zoals rekenen en taal. Hoe bewijst men dat? Het is het verhaal van de gouden kranen…
Wat wel enigszins gemakkelijk te bewijzen is, is dat de steinerscholen een structureel probleem hebben. Hiervoor hoeft men maar de verslagen van de onderwijsinspectie van de voorbije jaren te bekijken. En zoals gezegd: onderwijsinspectie is het enige orgaan dat regelmatig en kritisch evalueert. Hun bevindingen, aangevuld met wat er is aan wetenschappelijk onderzoek, draagt bij tot de beeldvorming van de steinerscholen. Spijtig genoeg beschouwt men binnen de steinerscholen onderwijsinspectie en wetenschappers vaak als tegenstanders.
Waarschijnlijk omdat hun bevindingen vaak in strijd zijn met wat men binnen de steinerscholen graag zou willen horen. Onderwijsinspectie is dan wel het enige orgaan dat kritisch en regelmatig evalueert, ook binnen de steinerscholen beginnen stemmen te klinken…en niet van de minsten.
John Hogervorst, redacteur van het driegeledingsblad Driegonaal verwoordt het in het decembernummer van 2007 op volgende wijze:
‘ Kwalitatief matig tot slecht onderwijs, gemeten naar de moderne maatstaven – dat is zo’n beetje waar de kritiek van de Inspectie op neerkomt. Kwalitatief matig tot slecht onderwijs, gemeten naar verwachtingen die de Vrije Schoolpedagogie oproept – dat leren concrete Vrije-School-ervaringen.’
Toen ik op bezoek was bij Willem Veltman, boegbeeld van de steinerscholen (vrijescholen)in Nederland, klonk hetzelfde geluid. Hij zei letterlijk:
‘Het kan echt niet beroerder dan zoals het nu gaat in de vrijescholen.’
Veltman schreef hierover een kritisch, maar wel ‘braaf’ boekje, dat echter niet werd uitgegeven.
Een van de ‘kopstukken’ van de steinerschoolbeweging in Vlaanderen liet me weten dat ‘de steinerscholen amper het hoofd boven water kunnen houden’. Juridisch is alles goed geregeld, inhoudelijk scheelt er vanalles.
Wordt het niet tijd dat wat veel mensen weten ook eerlijk wordt toegegeven? Namelijk, dat het triest gesteld is met de steinerscholen en de manier waarop er wordt lesgegeven, wordt omgegaan met mensen en niet te vergeten …wordt omgegaan met kritiek, al dan niet opbouwend. Wordt het geen tijd dat men de hand in eigen boezem steekt en een grondige evaluatie maakt van de werking van de steinerscholen?
Er zijn mensen, kinderen genoeg die dat willen.
Ramon De Jonghe